Translate

09 juli 2016

Wat je nooit wilde weten, maar ik je nu toch vertel

Mensen vragen mij weleens: waar haal je het toch allemaal vandaan? En het antwoord daarop is: nou, da weet ik zelluf ook nie. Eerlijk gezegd heb ik het idee, dat het helemaal buiten mij om gaat, alsof mijn brein soms een geheel eigen leven leidt.
Kijk, mijn brein en ik, wij zijn goede vrienden. We hebben dezelfde humor, vinden dezelfde vrouwen leuk, kortom, we kunnen goed met elkaar door een deur. Toch heeft mijn brein een onhebbelijkheidje. Het valt mij regelmatig lastig met allerlei ongevraagde, ongewenste en soms ook ongepaste invallen. Mijn brein gedraagt zich dan net als Waldorf en Statler, de twee oudjes uit de Muppetshow, die vanuit hun veilige loge in de zaal ongevraagd en ongezouten commentaar leveren op de show.

Voorbeeld. Ik sta onderweg naar mijn werk stil voor een stoplicht, achter een lelijke eend. (De auto, niet het dier.) Er zit een grijzige man in met voor zijn leeftijd iets te lang haar. Een ouwe hippie. Nog voordat ik me bewust ben van wat ik zie, stuurt mijn brein de volgende zinnen naar mijn bewustzijn:
"Links voor hem stond, wachtend op groen, een blauwe 2CV, in goede staat, met zo te zien nog originele bumpers. De blonde bestuurster, met zo te zien geheel nieuwe bumpers - ze zaten zowat klem onder haar kin - was druk doende haar ochtend toilet te completeren met eyeliner en rouge. Dat was ook wel nodig, want met enkel die nieuwe bumpers kwam ze er niet."


Waar komt dat vandaan? Waarom denk ik dat? In slechts een fractie van een seconde flitsen deze zinnen door mijn hoofd, zonder dat ik er zelf invloed op heb gehad. Ze worden gewoon door mijn brein, hup, mijn bewustzijn ingefietst. Een enkele keer denk ik nog dat het best een leuk begin van een verhaal zou kunnen zijn, maar zodra ik dat denk, houdt mijn brein zich van de domme, doet het net of het hier verder niks mee te maken heeft en komt nooit met de vervolgzinnen voor de rest van het verhaal. Loop ik weken lang met die zinnen in mijn hoofd, zonder dat ik weet hoe het verder moet. In bepaald periodes heb ik soms wel vijf, zes van dat soort beginnetjes door mijn hoofd spoken. Dan moet ik er echt voor gaan zitten, en werken, om er een verhaal van te maken. Slechts een hele enkele keer lukt dat, ben ik tevreden, maar meestal wordt het niks, en verwijder ik de zin definitief uit mijn geheugen (en maak meteen daarna ook de prullenbak leeg, want anders blijf ik er toch nog mee zitten). 

Ander voorbeeld. Op een zonnige dag loop ik, voor mijn werk, van de parkeergarage naar een vergaderlocatie in het centrum van Utrecht. Juist als ik een meisje passeer dat in een etalage staat te kijken, draait ze zich om en bots tegen me op. Ze kijkt me verward aan en zegt: "Ik heb me dag niet, sorry.", en verdwijnt in de menigte.  Dat is wat er feitelijk gebeurde. Niks bijzonders. Je stoot wel vaker tegen iemand aan in een drukke stad. Geen gebeurtenis om je te herinneren, zou je denken. Maar nog geen twee passen verder plaatst mijn brein de volgende intrigerende volzinnen in mijn hoofd.
"Ze had er goed over nagedacht. Met overtuiging speelde ze de rol van een onschuldig meisje dat geïnteresseerd in de etalage staarde, terwijl ze ondertussen, in de weerspiegeling van de etalageruit, iedereen zorgvuldig opnam die achter haar langs liep. Ineens draaide zich om en botste opzettelijk tegen hem aan. Hem moest ze hebben. Hij zou haar slachtoffer worden."

Wat is dit? Waar gaat dit heen? Hoe gaat dit verder? Wat gaat ze doen? We zullen het nooit weten.

Soms ook, treedt mijn brein op als verteller, als een soort voice-over, zoals je ook weleens in films hebt.
Fiets ik dan bijvoorbeeld 's avonds alleen naar huis, hoor ik mijn brein gedragen zeggen:
"Met slechts de duisternis als kameraad, keerde hij huiswaarts."
En als ik dan thuiskom en aan de garagedeur loop te prutsen om mijn fiets binnen te zetten, hoor ik:
"De verstoorde oog-handcoördinatie was het resultaat van een beregezellige avond."

Of laatst, toen ik op een verlate trein stond te wachten, zegt mijn brein ineens, om leuk te wezen denk ik:
"Daar stond hij dan, te wachten op een trein, waar hij eigenlijk al in had horen zitten."

En zo gaat het maar door. Als ik zit te zappen ("Hij zapte dat het een aard had."), als ik ontbijt ("Gulzig nam hij een hap van zijn boterham met pindakaas."), als ik in bed ga liggen ("De dag was ten einde, de nacht kon beginnen."), of als ik op de wc ga zitten ("De lichaamstemperatuur van de vorige bezoeker zat nog in de bril."), als ik naar mijn werk rij ("Hij ging niet met tegenzin, maar fluiten vond hij overdreven."), of als ik thuiskom ("Er kwam hem geen vrolijk kwispelende hond tegemoet, simpelweg omdat hij er geen had. De jukebox daarentegen straalde!").

Het is niet dat ik stemmen hoor - ik ben het gewoon zelf -, maar het gebeurt zonder dat ik er wat mee te maken lijk te hebben. Ik denk die dingen allemaal zelf, en toch lijkt het helemaal buiten mij om te gaan.
Er is mij eens gezegd, dat ik waarschijnlijk zeer associatief ben ingesteld. Mijn brein bergt alles wat ik lees en meemaak wanordelijk op in verschillende laatjes en kastjes. Ik heb er zelf geen idee van wat er allemaal in mijn brein is opgeslagen en al zeker niet waar dat allemaal ligt. Ach, iedereen heeft weleens meegemaakt, dat een gebeurtenis totaal vergeten lijkt, totdat een ander erover begint. Dan trekt je brein ineens het juiste laatje open en kan jij je die hele geschiedenis weer herinneren. Nou, dàt, doet mijn brein dus voortdurend. Bij alles wat ik meemaak, zie, hoor of ruik, duikt mijn brein in het archief, trekt een paar dozen open en presenteert mij de inhoud ervan als een woord, een zin, of een stukje verhaal. Alleen is mijn brein heel, zeg maar, creatief met het opentrekken van lades.

Ik loop in de supermarkt. Een zeldzaamheid, maar het komt voor. Ik was een weekend alleen thuis en moest wat te eten halen. Shoarma, klein zakje sla en pitabroodjes. Knoflooksaus hebben we altijd wel in huis. Dus ik loop met mijn mandje door de gangen, hup hup hup, klaar, snel langs de groenten en fruit. Ik passeer een bejaard stel dat in de groetenbakken staat te kijken en hoor de vrouw zeggen: "Ik heb geen zin in spinazie." Niks bijzonders. Echter, in de twintig meter naar de kassa gebeurt er in mijn hoofd dit.
Spinazie, da's best lekker. En niet duur, en gezond, en je wordt er niet dik van. Van frikandellen wordt je wel dik. Maar ze zijn wel lekker, en twee frikandellen voor een euro is ook niet duur. Daarom neem ik ook vaak de trap en niet de lift. Gek dat juist dikke mensen vaak wel de lift pakken. Dik worden zit ook in de genen. Zo slank zijn als je dochter, dat werkt ook andersom. Als een moeder dik is, is de dochter vaak ook gezet.
En nog voor ik afgerekend heb gonzen de volgende zinnen door mijn hoofd:
"Zodra moeder en dochter met één voet de roltrap raakten, stopten ze beiden direct met lopen. Geen wonder dat ze beiden licht obese waren. "Nee," hoorde ik de dochter zeggen, "ik heb het tegenwoordig niet meer zo op spinazie." Ondertussen liet ze met het grootste gemak twee-frikadellen-voor-een-euro in haar mond verdwijnen. Skills!"

En zo werkt dat, de hele dag door. Ik verveel me nooit.

Groetjes,
Salvatore

Geen opmerkingen:

Een reactie posten