Translate

01 december 2018

een afschuwelijke tijd

Het waren zware tijden. Niet omdat er oorlog was, of omdat er honger en armoede heerste. Integendeel. Er was al jaren vrede. De economie draaide als een malle. Voedsel was er, uit alle windstreken, net als overigens drank en drugs. Mensen waren dik en ongezond, maar de gezondheidszorg stond op een ongekend hoog niveau en hield ze allemaal in leven. Nooit eerder in de geschiedenis werden mensen zo oud en talrijk. Theaters, musea, lunchrooms, concertzalen, cafés kenden immens hoge bezoekersaantallen. Ja, zelfs de zomers waren langer, warmer en zonniger dan ooit. Het kon niet op! Er heerste welvaart. Men hoefde niet meer te vechten voor onderdak, eten en vrede. Het was er gewoon. Altijd. Maar toch waren het zware tijden. Want wat blijft er over als je niet meer hoeft te sappelen, als je niet meer hoeft te vechten voor bad en brood? Dan vind je zingeving in de strijd om kleine, onbenullig, onbeduidende dingen, zoals de kleur van sprookjesfiguren, het gerammel van toeristenkoffers, of de uitspraken van Johan Derksen.

Door gezonde voeding waren de mensen langer geworden en daarmee ook hun tenen. Tja, en als er steeds meer mensen zijn, met steeds langere tenen, dan is het logisch dat je ook steeds vaker op elkaars tenen staat. Zoekend naar voedsel om te overleven, stap je daar zo overheen. Een pijnlijke teen is dan wel je minste zorg. Maar als je echt niets meer te doen hebt, tja, dan is een pijnlijke teen een heerlijke afleiding. Dan ga je daar helemaal in op en schreeuw je moord en brand. Ja, het waren zware tijden.

En zo kon het gebeuren dat wat een gouden tijd voor iedereen zou moeten zijn, verwerd tot een ontluisterende etalage van 's mens onvermogen te genieten van succes. Nu er niets te klagen viel, ging men er obsessief naar op zoek. Wat nooit een probleem was geweest, vormde nu de aanleiding voor scherpe discussies. Groepen stonden lijnrecht tegenover elkaar vanwege het vermeende discriminatoire karakter van bijvoorbeeld het herentoilet. En dat terwijl herentoiletten al sinds mensenheugenis en zonder enig probleem ook door veel niet-heren werden gefrequenteerd. Sterker nog, in de meeste gevallen werden toiletten gedeeld met iedereen die er gebruik van moest maken. Jaren heb ik toiletten bezocht zonder er ook maar over na te denken.

Uit pure verveling werd zelfs onze eigen taal onderwerp van strijd en discussie. Woorden die jarenlang goed werden gebruikt omdat ze precies aangaven wat ermee werd bedoeld, kwamen ineens in een verdacht licht te staan. Allochtoon werd stigmatiserend gevonden en werd vervangen door een hele zin: "iemand met een migratie-achtergrond". Onschuldige benamingen van etenswaren als huzarensalade, jodenkoeken, negerzoenen, moorkoppen, blanke vla, zigeunersaus, russisch ei, hamburgers enzovoort werden ineens een probleem. En iemand een mietje noemen was vooral beledigend voor mensen met een seksuele voorkeur voor mensen van hetzelfde geslacht en dan specifiek die zichzelf van het mannelijke geslacht weten.

Het hebben van een piemel, ja zelfs het hebben van een piemel én het Y-chromosoom, was niet voldoende meer om man te mogen worden genoemd. Nee, het moest maar eens afgelopen zijn met die vooringenomen hokjesgeest. Er waren immers zoveel meer mogelijkheden, zelfs met een piemel en een y-chromosoom. Toch? Ja, het waren zware tijden.

Omdat er in heden en toekomst feitelijk geen reden tot klagen meer was, richtte men zich op de historie. De geschiedenis, die eerder nooit de aandacht kreeg die het verdiende, bleek vol te zitten met gebeurtenissen waar, indien bekeken met de ogen van nu, men naar hartelust over kon klagen. Het bleek zelfs een schier onuitputtelijke bron van verklaringen voor individueel falen. Verre nakomelingen werden verantwoordelijk gehouden voor misstanden en -daden van eeuwen geleden. Er werden stichtingen opgericht die zich beijverden straatnamen te veranderen met verwijzingen naar helden of gebeurtenissen die naar de mores van nu onethisch waren geweest. Zelfs de Javastraat moest het ontgelden, omdat het direct verwees naar een dictatoriaal koloniaal verleden en zou moeten worden gewijzigd in de Hillary Clintonstraat, want ook vrouwen kwamen er in straatnamen maar bekaaid vanaf, vond men. Ja, het waren barre tijden.

En in die barre tijd groeiden kinderen op in luxe. Zij hadden nooit schaarste gekend. Zij wisten al op zeer jonge leeftijd geen verlanglijstje meer te maken voor hun verjaardag, sinterklaas en kerst. Zij hadden alles al, twee of drie keer. Hoe treurig is een leven als er niets meer te wensen valt? Ja, het was een afschuwelijke tijd. Een tijd waarin men onbewust hongerde naar een ramp, oorlog, aardbevingen, mislukte oogsten, armoede. Dan kreeg het leven weer zin. Kon je gaan opbouwen en strijden voor belangrijker zaken. Men moest even door deze zoete appel heen bijten en blijven hopen op tegenslag. Ja, het was werkelijk een afschuwelijke tijd.

Doeiii

03 november 2018

over gewicht

Vroeger, toen ik nog jong was, zo’n beetje ten tijde van de bouw der piramiden, hoefde ik mij niet bezig te houden met mijn gewicht. Het ging als het ware allemaal vanzelf. En als ik eens een keer wat zwaarder woog dan gewenst, dan hoefde ik maar aan afvallen te denken en het geschiedde. Dat is tegenwoordig wel even anders. Ik moet mezelf bijkans uithongeren om er nog wat af te krijgen. Ik ben in de afgelopen 10 jaar echt wel behoorlijk aangekomen. Hoe kon dit toch allemaal zomaar gebeuren?

Het ging mis tijdens de kerst van 2008. Ik was toen nog jong genoeg om van alles te willen, maar ook oud genoeg om al bijna niks meer te kunnen. Qua eten dan, bedoel ik. Die kerstvakantie was er iets op het werk, waardoor ik constant moest werken. Lange dagen maakten we, maar we werden ook goed verzorgd. Verrassende tussendoortjes, rijke lunches en gastronomische maaltijden verzachtten ons werkleed. En het was nog gezellig ook. Biertje aan het eind van de dag en de andere dag weer vroeg aan de bak, met koffie en koek. Maar toen ik op nieuwjaarsdag de weegschaal bezocht, bleek ik, ondanks het harde werken, wel vijf kilo te zijn aangekomen. In twee weken! Eraf bleek echter andere koek. Na vijf jaar zaten de destijds vergaarde kilo’s er nog steeds keurig aan. Nou, toen gaf ik de strijd maar op. Ik was inmiddels de 50 al gepasseerd, had al verkering, dus waar had ik dat goddelijk lichaam nog voor nodig? Echter, nog geen twee jaar later vertelde de weegschaal mij, dat er nog eens vijf kilo’s waren bijgekomen! Ik vreesde het al, want alles zat strak. Mijn bloezen, t-shirts, broeken, mijn vel. Dit kon zo echt niet langer! Dus besloot ik er nu toch echt serieus wat aan te gaan doen. Ik ging fanatiek ... lezen. Want ja, alles begint met kennis. Kennis uit liefst veel verschillende bronnen, want tegenwoordig is bijna alle kennis, zeker over dit onderwerp, flink gekleurd vanwege de commerciele belangen die eraan vastzitten. Maar wat bleek? Waar was vrijwel iedereen het over eens? De beste methode om af te vallen is: minder eten.

Het klinkt misschien als een open deur. Minder eten dan je nodig hebt en je valt vanzelf af. Het enige probleem is, ik weet niet wat ik nodig heb? De gemiddelde man verbruikt zo’n 2500 calorieën per dag zeggen de lijstjes, maar geldt dat ook voor mij? Ben ik een gemiddelde man? Ik denk het eerlijk gezegd niet. Sterker nog, ik denk dat de gemiddelde man helemaal niet bestaat. In ons kleine Nederland alleen al lopen ruim 8 miljoen mannen rond, maar er zijn er geen twee hetzelfde. Dus wat die mannen verbruiken en hoeveel energie zij uit hun voedsel halen, verschilt ook per persoon. Dat is dus allemaal nog best ingewikkeld. Moest ik eigenlijk wel afvallen, of kon ik ook gewoon een maatje groter kopen? Was ik eigenlijk wel te dik?

Of je te dik bent of niet, wordt grotendeels bepaald door culturele omstandigheden. In Amerika wordt je niet snel "te dik" gevonden. Maar ook in Afrikaanse landen heeft dik zijn, vaak een heel andere status dan dikke mensen hier. Dik wordt ook gezien als een uiting van rijkdom, vergelijkbaar met een "dikke" auto in het noord-westelijke deel van onze aardkloot. Dus of je "te dik" bent, kan ook al niet objectief en gemakkelijk worden vastgesteld. Dus ging ik op zoek naar wat een gezond gewicht is.

Wat is een gezond gewicht? Nou, daar zijn de wetenschappers het dus ook al niet over eens. Natuurlijk, hebben we, denk ik, allemaal wel eens gehoord van de BMI, de body mass index. In het Nederlands, het lichaamsgewichtscijfer. Dat is een rekensom, die gebruik maakt van je lengte, je leeftijd, je geslacht en je gewicht. Als de uitkomst van die som ergens tussen de 20 en 25 ligt, zit je volgens de bedenkers van die som goed. Is de uitkomst lager dan 20, dan word je te licht bevonden, en zit je boven de 25, dan ben je een zwaargewicht. Tenminste, dat vinden zij. Ik weet dat als ik een gezond BMI van zeg 20 zou hebben, ik eruit zie als een patiënt met een enge ziekte. Gelukkig bleken er ook wetenschappers die het juist helemaal niet zo hebben op die BMI. Zo blijkt dat bij een Europeaan een hogere BMI hoort dan bij bijvoorbeeld een Aziaat. Er zijn zelfs onderzoeken die laten zien, dat mensen met, volgens deze BMI, overgewicht juist gezonder zijn, dan mensen die wel aan de BMI-standaard voldoen! Dan heb je dus juist een gezond overgewicht. Bovendien, als je echt goed wilt kijken naar of je een gezond gewicht hebt, moet je daar ook je buikomvang en je lichaamsvetpercentage nog bij betrekken.

Ik las en las en las. Ik las over dat de ene mens meer energie haalt uit voeding dan de ander. Ik las dat bepaalde voeding bij bepaalde mensen eerder overgewicht veroorzaakt dan dezelfde voeding bij anderen. Ik las over diëten en de gevaren daarvan, over diëtistes en hun financiële belangen in de voedingsindustrie. Ik las over de rol van darmbacteriën, erfelijkheid, zeer zeldzame ziektes en dat allemaal in relatie tot voeding en gewicht. Ik nam al die kennis tot mij en hoewel ik er niet van afviel, kwam ik er ook niet van aan. Maar uiteindelijk bracht het me weer terug bij het begin: om af te vallen, moet je minder eten dan je verbruikt.

Je kan hetzelfde blijven eten maar dan wel je verbruik omhoog brengen door bijvoorbeeld te gaan sporten, maar je kan dus ook gewoon je luie zelf blijven en in hongerstaking gaan. Voor mij is dat een keus uit twee kwaden. Immers, om fijn te kunnen sporten ben ik te intelligent en om gezonder te eten heb ik te veel smaak. Het zit ook niet mee. Maar wat nu?
Nou, ik las ergens de volgende tip: eet niets wat je niet zelf hebt bereid. Hiermee wordt uiteraard niet bedoeld dat je graan moet gaan verbouwen om er uiteindelijk zelf je eigen brood mee te bakken, of varkens moet gaan houden voor een plakkie ham. Nee, gewoon verse, ongesneden groeten halen, zelf brood smeren, en van een mooi stukje kipfilet je eigen frikandellen maken. Dat heb ik me nu goed in mijn oren geknoopt. Niet rigide, niet zwart-wit, met beleid en inzicht, maar ik ga het wel doen. Zoveel mogelijk. En dan streef ik naar een blijvend en gezond overgewicht.

Eet smakelijk,
Salvatore

25 september 2018

puber van 60

Als opgroeiend mens leer je steeds meer dingen te kunnen. Als pasgeborene kan je alleen slapen, eten, poepen en natuurlijk krijsen. Maar later leer je ook lachen, draaien, kruipen, staan, lopen, je poep en plas ophouden tot een geschikt moment, praten enz. enz. En iedere keer als je er weer wat bij hebt geleerd, ben je blij en trots en wil je het zo vaak mogelijk doen als maar kan. Daarom lachen kinderen ook veel meer en praten ze de hele dag door. Ze rennen en springen en klauteren, gewoon omdat het kan. Een kind wat heeft geleerd iets zelf te doen, zal zich dan ook niet graag laten helpen.
“Kannik zef weh.” zal het bij iedere hulppoging uitroepen om vervolgens weer bezig gaan zijn laarsjes verkeerd om aan te trekken. Nee, als je als kind iets zelf kan, wordt assistentie niet gewaardeerd en zijn ze totaal ongevoelig voor de haast die je als ouder hebt.
“Kannik zef wehheh!”
Afwassen, onkruid wieden, timmeren, koken, schilderen, alles willen ze leren en zelf kunnen en zelf doen.

Zodra de pubertijd zijn intrede doet, is het echter gedaan met de pret. Dan is alles dom, zinloos en belachelijk ouderwets. Ze zijn ervan overtuigd, dat ze de dingen die ze op school leren, in hun latere volwassen leven, nooit nodig zullen hebben. Tijdverspilling.
Om ze hun jas aan de kapstok te laten hangen, moet je wijzen op de mogelijkheid van deportatie naar Noord-Korea en om ze nog een keer aan de afwas te krijgen moet je op z’n minst een kogel op hun kussen leggen.
Maar ook dat gaat voorbij. Langzaamaan gaan ze je weer begrijpen. Soms moeten ze daarvoor eerst een poosje of poos het huis uit zijn, maar er komt een moment dat je denkt: “Hij heeft het toch allemaal goed in het snotje!”

Dát is echter het moment waarop je zelf in een soort van tweede pubertijd geraakt. Waar eerst jeugdpuistjes je gezicht ontsierden, zijn het nu rimpels. De kinderen zijn de deur uit; die hebben hun draai wel gevonden. Je houdt maandelijks nog wat geld over, want je hebt in je hele leven nog nooit zoveel verdient. En je bent nog maar met z’n tweeën. Dus waarom zou je nog zelf boodschappen doen? Die laat je toch gewoon bezorgen? Waarom zelf nog je huis schilderen? Daar heb je toch schilders voor? En wat kost zo’n tuinman nou, zwart? En dat vloertje, dat laat je toch leggen? Alles wat je hebt geleerd, laat je door een ander doen. Je wordt lui, hebt overal maling aan, het boeit je niet meer wat mensen van je denken, want je bent niemand een verklaring schuldig. Je doet gewoon waar je zelf zin in hebt; je hebt lang genoeg naar de onvoorspelbare nukken van anderen geleefd. Puber!

Tja, en wat er daarna gebeurd, dat kan ik je helaas niet zeggen. Zo oud ben ik nog niet. Over een jaar of twintig zal ik je verder informeren, maar voor nu, geniet ik van de fase dat het me allemaal geen bal meer interesseert.

Succes!
Salvatore

13 september 2018

de pedante pedalist

Het doet me heus geen plezier en ik zeg het niet graag, maar geen mens ter wereld liegt zo vaak als een fietser. En iedereen weet het, maar niemand durft het te zeggen. Fietsers zijn onverbeterlijke leugenaars. Kijk maar naar de wielersport.
"Nee, ik heb echt geen doping gebruikt!"
"Nee, stimulerende middelen, daar houd ik mij verre van!"
En keer op keer, stuk voor stuk, worden we weer in hun oprechtheid teleurgesteld. Al is de fietser nog zo snel, de leugen achterhaalt hem wel.

Maar erger nog zijn al die mensen die zogenaamd "dagelijks" op de fiets naar het werk komen. Die liegen! Die rijden helemaal niet iedere dag op de fiets naar hun werk. Hoe komt het anders dat bij regen de wegen plotseling overvol zijn met extra auto's? Omdat al die fietsers helemaal niet iedere dag de fiets pakken. Bij het minste of geringste spatje nemen ze al hun toevlucht tot de zelfrijdende, overdekte vierwieler. Ik, autorijder van geboorte, neem gewoon altijd de auto! Ook al schijnt de zon nog zo hard en is het nog zo windstil, ik stap keurig in mijn auto. Als ik zeg dat ik altijd met de auto kom, dan kom ik ook altijd met de auto. Daar kan je op rekenen! Ik ga dan niet ineens de fietsenstalling van de fietsers overvol maken door onverwacht toch op de fiets te komen. Maar andersom doen zij het wel. Dan planten zij hun auto op jouw plek, die onbetrouwbare sujetten!

Bovendien, zijn het tegenwoordig vaak helemaal geen fietsen meer waarmee zij rondtoeren. Het zijn als fiets vermomde brommers. Moderne mobiletten. Ze hoeven amper zelf te trappen. Zo'n ding rijdt als vanzelf naar het werk. Maar dát is geen fietsen meer, dat is brommer rijden. Sterker, ze gaan nog harder dan een brommer. Levensgevaarlijk! En ondertussen maar klagen over al die andere weggebruikers, maar zelf geen poot uitsteken.
En dan dat pedanterige toontje als ze je vragen waarom jij niet op de fiets komt.
"Ik woon nog verder weg dan jij en ik kom iedere dag op de fiets. Waarom kom jij niet op de fiets?"
Omdat ik vijf dagen in de week werk en geen drie zoals jij. Daarom!

Echt, we kunnen in het vervolg beter spreken van 'fietserslatijn'.
"Hoe lang fiets je daar nou over?"
"Oh, tien minuutjes of zo."
Fiets je zelf die afstand, doe je er een half uur over! Hoe dan?!
En datzelfde geldt ook al voor Google Maps! Als je met de auto gaat, klopt de opgegeven reistijd prima, maar als je 'm instelt op 'fiets', dan gaat ie liegen. De fietstocht duurt 13 minuten, beweert ie dan. Maar dan houdt hij blijkbaar geen rekening met stoplichten en onbenullig manoeuvrerend ander verkeer. Ben je zomaar ineens weer een half uur onderweg en een kwartier te laat op de afspraak met je psych. En geef dan Google Maps maar eens de schuld. Krijg je er gelijk weer een paar extra sessies bij á 150 euro per uur. Een uur wat overigens geen uur is, maar 50 minuten. Die liegen al net zo hard als fietsers.
Da's trouwens al net hetzelfde als bij de genoemde bereidingstijden van recepten. Staat erbij "Lekker snel en makkelijk, in 20 minuten klaar". Nou, ik vraag me af of die receptenschrijvers wel klok kunnen kijken. Eerst ben je al drie kwartier bezig om alles te wassen, schillen en snijden en dan moet die hele zooi ook nog eens 40 minuten in de oven! Hoezo, 20 minuten?

En wat te denken van al die fietsclubjes waarbij buikige mannen op leeftijd, zoals ik, gestoken in kekke korte kloteknellers en bolle truitje, vol met sponsornamen (zodat ik me afvraag "wat denk je nou zelf, dat wij denken dat zij jou sponseren?"), in grote groepen, fietspaden, dijken en n-wegen onveilig maken op veel te dure fietsen. Die houden niet alleen ons, maar ook zichzelf voor de gek. Alsof een 200 gram lichtere fiets iets uitmaakt bij 30 kilo overgewicht.

Maar goed, ik heb genoeg gezegd. Het taboe is doorbroken. Nu is het aan de politiek om de maatschappelijke discussie aan te zwengelen. Het moet maar eens afgelopen zijn met al die liegfietserij. Amen, al zeg ik het zelf.

Lieve groetjes,
Salvatore

08 september 2018

Abrikoos

Zijn naam was Koos. Ik zag hem vrijwel iedere dag als ik op weg naar school langs de bushalte fietste. Zijn bus kwam pas tegen negen uur, maar hoe hard het ook regende, waaide of vroor, als ik er langs reed, meestal zo rond een uur of acht, stond hij er al, in het bushokje, de abri. Daarom werd Koos in ons dorp Abrikoos genoemd.

In ons dorp had eigenlijk iedereen wel een bijnaam. En die waren voor buitenstaanders vaak maar moeilijk te herleiden. Dus niet dat lange Jan ook Lange Jan werd genoemd. Onze Jan werd De Roepert genoemd. Hij was weliswaar meer dan twee meter lang, maar dat was te gemakkelijk voor een goede bijnaam. Nu had Jan de gewoonte om als hij over een menigte kijkend iemand in de verte zag aankomen, daar melding van te maken. “Kiek, doar hej Rooie Willem!”. Er was echter niemand anders die zo over een menigte heen kon kijken. “En hij is nie alenig ook nie, kiek!” Dat irriteerde en dus werd hij smalend De Roepert genoemd. Er was wel iemand anders die De Lange werd genoemd, maar die was van gemiddelde lengte. Hij werd De Lange genoemde, omdat hij een hele lange ladder had, waardoor je ook de zolderramen van buiten kon wassen. En Rooie Willem had geen rood haar, maar was openlijk communist. Gelet op het aantal stemmen dat de partij kreeg, moesten er meer zijn, maar allen Willem durfde er in ons dorp voor uit te komen.
De postbode heette zelf Henk, maar werd uiteraard Gerrit genoemd, naar Gerrit de Postduif uit de Fabeltjeskrant. De Bolle had een normaal postuur, maar werd naar onze dorpse maatstaven nogal opschepperig gevonden, terwijl hij volgens zeggen “nog geen nagel had om aan z’n reet te krabben”.
Ja, de bijnamen in ons dorp waren best bijzonder.

Abrikoos was niet helemaal goed, zei men, maar als jongetje van 8 kon ik niet bedenken wat er dan niet helemaal goed was aan Abrikoos. Ik kende ‘m al mijn hele leven, hij woonde twee huizen verderop, bij zijn ouders, net als ik. Dat hij al in de 40 was, had voor mij geen betekenis. Voor mij was het altijd al zo, dus normaal.
Abrikoos werkte, zoals alle grote mensen, dus ook dat was normaal. Hij werkte op de werkplaats, zei men. Wat hij daar deed, kon eigenlijk niemand me vertellen. Maar ja, als ik aan mijn vader vroeg wat voor werk hij deed op de fabriek, werd ik van zijn antwoord ook niet veel wijzer. “Ik ben draaier.”
Abrikoos was altijd heel vriendelijk. Als hij terugkwam van zijn werk, liep hij altijd langs ons huis. Dan bleef hij net zolang voor ons raam staan, totdat wij hem zagen. Dan zwaaiden we naar elkaar en liep hij verder. Het gebeurde ook wel eens dat we de tijd niet zo in de gaten hadden. Soms stond hij wel een kwartier voor ons huis, naar binnen te kijken. Maar hij bleef net zolang staan, totdat wij gezwaaid hadden. Bij erg slecht weer moest ik daarom van mijn moeder tegen vijf uur op de knieën op de bank voor het raam gaan zitten. Als ik hem zag riep ik luid: “Ja, komen!” en dan kwamen pa en ma snel aan lopen om te zwaaien.

Pas toen ik naar de middelbare school moest fietsen en hem ‘s ochtends bij de bushalte zag staan, werd me duidelijk wat “niet helemaal goed” inhield. En eigenlijk kwam dat nog niet eens uit mezelf. Het kwam door klasgenootjes uit andere dorpen, die soms met mij opfietsten. Die vonden Abrikoos maar raar. Dat Koos hardop in zichzelf rare dingen zei of zelfs vloekte, vonden zij eng. Dat soort dingen waren voor mij echter normaal, maar doordat zij het opmerkten, begon ik me te realiseren dat het niet zo normaal was.
“Hij is niet helemaal goed,” zei ik tegen een klasgenoot uit Schalo, “maar hij is verder heel aardig.”
“Ja, zoiets zeggen ze ook van blaffende honden, maar die bijten heus wel,” zei hij resoluut.
Maar iedere morgen als ik langs “zijn” abri fietste dan zwaaide hij en riep me toe: “Goed leren hè, anders moet je ook naar de werkplaats!”. Iedere dag weer. En ik stak dan mijn hand op en zwaaide: “Huj!”. Iedere dag weer.

Heel langzaamaan gingen ook mijn vriendjes Abrikoos grappig vinden. Vooral het vele in zichzelf praten wat hij deed, was aanleiding tot veel hilariteit. Abrikoos, dat vermoedde ik tenminste, dacht altijd hardop. Daar zat geen rem op. Al zijn gedachten sprak hij uit, zo leek het. En zeg nou zelf, niet al je gedachten zijn geschikt voor publicatie. Dus als er iemand langskwam die Abrikoos niet mocht, kon je zomaar ineens “Vieze teef” uit zijn mond horen komen. Daar moesten wij, mijn vriendjes en ik, dan erg om giechelen.

Ik was 16, zat inmiddels halverwege het laatste jaar van de HAVO en buiten vakanties om had Abrikoos me iedere ochtend en avond toegezwaaid. Het was een zekerheid geworden. Iets waar je op kon rekenen. Abrikoos sloeg nooit over. Op koude of regenachtige dagen keek ik nog steeds door het raam en riep: “Ja, komen!” als ik ‘m zag. Op de maandag na de kerstvakantie fietste ik, zoals na iedere vakantie, met angstige spanning naar school. Na een vakantie voelde het altijd net alsof ik helemaal opnieuw moest beginnen, alsof ik voor de eerste keer naar school ging, alsof ik onbekend was met wat me te wachten stond. De enige zekerheid was Abrikoos. Als hij het kon, kon ik het ook. Maar Abrikoos stond die ochtend niet in zijn bushokje. Die avond stond hij ook niet voor ons raam. Ik vroeg mijn moeder of zij wist wat er met Koos was, maar zij wist het niet. Ze was er vandaag amper uit geweest en had ook niemand gesproken, zei ze. Maandag hè, druk met de was. Ze zou het morgen eens vragen.
“Ik denk dat ie nog vrij heeft,” zei ze, maar dat leek me onwaarschijnlijk. Buiten de vakanties om had Koos nooit vrij.
“Ik denk eerder dat ie ziek is,” zei ik en ging naar mijn kamer. Wat een rotdag!

De andere dag trof ik Koos weer niet in zijn Abri en toen ik na de lessen thuiskwam was mijn moeder er ook al niet. Er lag een briefje op tafel.
“Ben even weg. Ma”
Ja, dat ze weg was, had ik al gemerkt. Daar had ik dat briefje niet voor nodig. Maar waar was ze en hoe laat kwam ze terug? Dat was de informatie die op het briefje had moeten staan.
Geërgerd gooide ik mijn tas, schoenen en jas in de gang en wilde net zelf thee gaan zetten toen de keukendeur open ging.
“O, ben je er al?” vroeg mijn moeder verbaast.
“Nee, ik zit nog op school,” zei ik en zuchtte. Hoe kon ik weten dat wat ik toen beschouwde als dom en kortzichtig vooral het gevolg was van mijn tot ontwikkeling gekomen pubertijd?
“Ik was even bij de moeder van Koos,” zei ze en hing ondertussen haar jas op.
“Nou, vertel dan verder,” zei ik ongeduldig.
“Ja, het gaat niet goed met Koos.”
Aan haar stem hoorde ik wel dat het hier niet om een griepje ging.
“Hij is opgenomen in het ziekenhuis.”
En daar aan de keukentafel hoorde ik voor het eerst, dat Koos eigenlijk altijd al ziek was geweest. Koos had suiker en medicijnen voor zijn lever. Zijn hart en bloedvaten waren slecht en nu waren ook zijn nieren ermee opgehouden. Het lichaam was echter zo zwak dat dialyse niet meer mogelijk was. Koos zou snel sterven.
“En dat,” besloot moeder, “is maar beter ook. Wat heeft zo’n jongen nou?”
Ik was verbijsterd! Wat is er “beter” aan een vroege dood? Daar, aan die keukentafel, werd ik op slag minder kind. Ik voelde verdriet en machteloosheid en woede. Allemaal tegelijk. Maar ik voelde ook schuld. Had ik soms niet met tegenzin staan zwaaien als Abrikoos alweer voor ons raam stond? Had ik me soms niet ook geschaamd voor hem, als ik, met vriendjes op pad, hem ergens in de stad tegenkwam? Had ik hem soms niet ook ontweken? Had ik hem niet ook belachelijk gemaakt soms? Had ik niet vaker gewoon aardig voor hem kunnen zijn?

Koos werd in besloten kring begraven. Daar hoorden wij niet bij. Ik denk dat het hele dorp was uitgelopen als het anders was geweest. En misschien was dat wel juist verstandig. Heel zijn leven had Koos in een soort poppenkast geleefd. Hij was een bezienswaardigheid, iedereen reageerde op hem, nam beslissingen voor hem, zei wat ie wel of niet moest doen. Hij was heel zijn leven altijd van iedereen geweest. Maar nu, nu was hij eindelijk van zichzelf. En daar hoorde niemand bij.

04 september 2018

Vrienden noemen me 21jjnqcq6wjbpgyxikj763lrq

Gisteren, of eigenlijk vorige week ergens, of misschien is het al wel twee weken terug, ja ik weet de datum niet meer zo precies, en wat doet het er ook toe, dus hou er nou eens over op!

Eh, wat wilde ik zeggen? Oh ja! Enige tijd geleden, toen ik Spotify opende.... Ja, dit gaat over dus Spotify. Naar verluidt de grootste aanbieder van 'streaming music' in Europa. Het gaat dus niet over Apple Music, want dat heb ik helaas niet. Dat komt omdat wij, mijn vrouw en ik, wij delen een 'family account' op Spotify. Ja, zij gebruikte Spotify al een tijd, had al veel afspeellijsten samengesteld en had dan ook geen behoefte om op Apple Music over te stappen. Dat kan ik wel snappen, dus dat doe ik dan ook. En ik ben natuurlijk een echte Hollander dus koos ik ervoor om geld te besparen en over te stappen op Spotify. Want zo’n 'family account' is een stuk voordeliger dan twee aparte. Dat geldt natuurlijk ook voor een familie account bij Apple, maar mijn vrouw weigerde dus de overstap te maken naar het veel completere Apple Music. Maar zoals ik al eerder zei, dat kan ik wel snappen, dus dat doe ik dan ook.

Eh, wat wilde ik zeggen? Oh ja!  Dus onlangs, toen ik de Spotify-app opende op mijn iPhone (Apple) merkte ik op dat mijn naam weg was. Ik kon niet meer zien ie ik was. Natuurlijk weet ik elf wel wie ik ben, maar meestal zie je je eigen naam als je ergens inlogt op je account. Met "Welcome Salvatore Cocco" of "Welcome SalCocco61" laat de aanbieder je weten dat ie blij is dat je van zijn service gebruikt maakt. Nou, Spotify verwelkomde mij met "Welcome 21jjnqcq6wjbpgyxikj763lrq". ???

Ik googelen en daar vond ik de verklaring. Eerder logde ik in op Spotify met mijn Facebook account, maar omdat ik Facebook heb verlaten en nu weer gewoon inlog met mijn e-mailadres en wachtwoord, heeft Spotify mij, helemaal gratis, een compleet nieuwe naam gegeven. Niet mijn facebooknaam, maar een door Spotify zelf bedachte gebruikersnaam, 21jjnqcq6wjbpgyxikj763lrq. Spotify zegt hierover: "Omdat we de Spotify-ervaring willen verbeteren, worden de gebruikersnamen nu automatisch gegenereerd." ???
Hoe zorgt 21jjnqcq6wjbpgyxikj763lrq er voor dat ik meer plezier beleef aan Spotify? Hoe is een e-mail beginnend met de aanhef "Beste 21jjnqcq6wjbpgyxikj763lrq," gebruikersvriendelijker? Wat denken ze daar bij Spotify? We zijn allemaal nummers dus nummers zullen we zijn?

Desgevraagd antwoordde Spotify dat ik een nieuwe account kon aanmaken en dan een eigen profielnaam kon toevoegen. Die zou dan in de app te zien zijn. Het was echter niet mogelijk in een bestaande account je profielnaam te wijzigen. Ook was het niet meer mogelijk om afspeellijsten van je account mee te nemen naar je nieuwe account. Maar ik kon natuurlijk in mijn nieuwe account wel weer nieuwe afspeellijsten aanmaken. Dus, zij veranderen mijn naam, zonder mij ook maar iets te melden of te vragen, en als ik mijn naam terug wil, moet ik helemaal overnieuw beginnen! Hoe verbetert dat mijn Spotify-ervaring? Waar zit mijn voordeel? Wat heb ik verkeerd gedaan?

Ik weet wel wat ik verkeerd heb gedaan. Ik verkoos goedkoop boven gemak. Ik verkoos goedkoop boven kwaliteit. En ik heb er spijt van! Ja, ik weet, er zijn programmaatjes waarmee je de lijsten van de ene naar de andere streamingdienst kan overzetten, maar dat gaat zo vaak mis, dat je er toch nog heel veel werk aan hebt.
Daarom geef ik ze nog één laatste kans, die sukkels van Spotify. Ik verwacht dat ze bij zinnen komen en het mogelijk maken om ook in bestaande accounts je profielnaam te wijzigen. Maar als dit niet binnenkort verandert, ga ik terug naar Apple Music. En met 'binnenkort' bedoel ik de komende dagen. (Of weken of maanden, ik weet niet precies wanneer de maat vol is en ik terug ga naar Apple Music, dus hou er nou eens over op!)

Groetjes,
21jjnqcq6wjbpgyxikj763lrq

23 augustus 2018

Thoughts about Holland and New York for Dutch speaking peeps

As you probably would have guesthouse, I'm not American. Nor am I Australian and neither British. I speak English, but I am not it. Not even a little, as in the way I speak it. Just take a look at my name (Salvatore Cocco) and you will see, that I'm niether that nor Russian, for that matter. No, I am Dutch. O yes!  I'm from "the country with many names". The Netherlands, Holland, The Low Lands, and so on and on and on.

But even as tiny as our land is, it's been all over the place. In many country's over the whole world the names of those places remember us, that the Netherlanders (as we call ourselves) were there.
So there is for example New Zealand, wich is called after the Dutch state (now province) Zeeland. In fact, Zeeland is the old Zealand and New Zealand is the new Zeeland. And just for knowing little facts, Zeeland means sea-land; land in or by the sea.

In Australia we have the region Arnhem Land, witch is called after Arnhem, a Dutch city. The city wich was a bridge to far for the aliens in World War part Two. (I ment allies, but the automatic spell checker could not know that. Excuse him. Or her, probably.)

We, the Hollanders (as we also call ourselves sometimes often), also owned New York for a short period of time in a certain period of time! O yes! And we called it New Amsterdam, the name of our capital city, Amsterdam. It was ours to keep. But we traded it for Suriname. Seemed a nice thing to do back then, for the invading English and Irish.

Many many many names of boroughs, neighborhoods, streets and buildings in New York are Dutch-based. Like there are Brooklyn and Harlem, named after the Dutch city's Breukelen and Haarlem. And then there is the Holland Tunnel, named after our whole country. 

But the least known thing that proofs we, the Dutch, really were there, is probably The Pieter Claesen Wyckoff House in Brooklyn. It was build in 1652, so I think Pieter himself is dead allready. But his house is still standing. Cheerio!

And of course I ment this to be educational intentionaly. I am not a sort of a Sit-Down Comedian, am I. 

With friendly little greets,
Salvatore

P.S.: Post Scriptum

12 augustus 2018

de scheiding

Mark en ik, we zijn uit elkaar. Ja, het is nu openbaar, want Mark en ik zijn uit elkaar. Ik heb de knoop doorgehakt. Ja, hij deed telkens van die rare dingen. Dan weer dit, dan weer dat. je wist eigenlijk nooit wat je kon verwachten. Hij maakte er een potje van. Dan vond ie dit weer belangrijk voor mij en dan weer dat; ik kon er geen peil meer op trekken; ik werd er tureluurs van. Bovendien hoorde ik van veel mensen om me heen, dat ook zij Mark niet leuk meer vonden, dat ie was veranderd, dat ie niet meer zo was als vroeger en dat ie onbetrouwbaar was geworden. Ondanks dat, blijven de meesten Mark toch gewoon zien. Maar ik dus nu niet meer. Na veel vijven en zessen en na talloze niet nagekomen beloftes van zijn kant, heb ik de stekker eruit getrokken. Ik geloof niet dat hij het uiteindelijk heel erg vindt. Hij mist me niet eens, denk ik. Hij zegt van wel, maar ik geloof hem niet meer. Hoe dan ook, ik ga vanaf nu dus zonder Facebook door het leven en Mark Zuckenberg kan me de rug op!

Eenvoudig is het niet zo'n scheiding. Natuurlijk komt er ook altijd iets van emotie bij kijken. Hoe zullen mijn vrienden reageren? Zie of spreek ik ze dan nog wel? Mis ik niet iets? De praktijk zal het leren. Zo doorgaan was in ieder geval ook geen optie, dus die onzekerheid neem ik maar voor lief.

Maar er is nog iets. Ik kwam natuurlijk ook nog wel eens ergens anders met Mark. Dan gaf ik de sleutel aan Mark en die regelde dan de toegang tot die plekken. Dat was op zich vet handig. Maar nu we uit elkaar zijn, Mark en ik, nu kom ik nergens meer binnen! Voor Pinterest, Instagram, Vimeo en nog een flink aantal anderen heb ik nieuwe sleutels moeten laten aanmaken. Dat verliep overigens vlekkeloos. Alsof zij ook blij waren dat ze van Mark af waren. Maar toch, je moet het allemaal wel even doen. En het komt er allemaal maar even bij. Nee, makkelijk is het niet, zo'n scheiding.

De scheiding is nog pril en ik moet eerlijk zeggen, dat ik 'm soms best wel even mis. Ik was zo aan hem gewend. Soms vraag ik me nog af of ik er wel goed aan heb gedaan om met hem te breken. Had ik het toch niet nog even moeten aanzien? Maar als ik heel eerlijk ben, maakte het contact met hem me nog maar zelden blij. Wat mis je dan eigenlijk? De gewoonte?
Hoe dan ook, we zijn uit elkaar en dat voelt best goed. Ik heb het gedaan! Er is weer ruimte voor iets anders en dat is op een leuke manier ook wel weer een uitdaging. Ik heb er zin an!


28 juli 2018

de schaamstreek

Ik heb een bult. Niet zoals de Klokkenluider van Rotterdam, maar een muggenbult. En die zit op een zeer onfortuinlijke plek. Een wel zeer onfortuinlijke plek, kan ik wel zeggen. Ergens in het Kruisgebied, bij Cape Canaveral, in de Liesstreek. Precies onder het elastiek van al het ondergoed dat ik bezit. Ik heb zelfs alles wat nog in de wasmand lag uitgeprobeerd. Wat onder normale omstandigheden het lekkerste zit, zit nu juist uitermate ongemakkelijk. Letterlijk, want het jeukt, jeukt, dat mag naam hebben! De plek is echter zodanig van aard, dat openbaar krabben niet tot de mogelijkheden behoort. Men zou kunnen denken dat ik de trotse eigenaar ben van een uitbraak van genitale herpes of een exhibitionistische vunz. Dat niet kunnen krabben is echter vrijwel ondraaglijk.

Tot overmaat van ramp kregen wij gisterenavond visite. Kennissen. Niet zulke hele goede, maar wel gezellige. Beetje deftige kennissen ook. Met een boot, o sorry, jacht. Zeewaardig, dat dan weer wel. Niet dat ze er ooit mee op zee komen, maar hebben is hebben. Bovendien, de IJssel is al wild genoeg. Men noemt het immers niet voor niets De Dode Arm, toch?!
Ik zat naast mijn vaste huisgenote op de bank, te jeuken en te jeuken. Vreselijk! Een boeiende verhandeling van hem over de fok en de gijp ging geheel aan mij voorbij. Die jeuk! Ik draaide en schoof in de hoop dat het elastiek iets van dempende wrijving teweeg zou brengen, maar voordat het enig effect kon sorteren, wierp mijn vaste huisgenote mij toe: "Zit toch eens stil! De hele bank wiebelt!"
Ik stamelde nog: "Ja, i-ik moet p-plassen maar Bert vertelde zo b-boeiend," en stoof het toilet in. Het kan niet anders of er moeten, vanwege de droogte, stofwolken achter mij aan hebben gedwarreld.
Eenmaal op de veiligste plek op aarde aangekomen, greep ik me met beide handen in het kruis. O, wat een heerlijkheid. Ik moest me inhouden om er niet gelukzalig bij te kreunen. Gelukkig liet ik het kreunen achterwege, want toen ik voor de vorm had doorgetrokken en de veilige haven verliet, stond daar de vrouw van de kennis met gekruiste benen te wiebelen. Giechelend zei ze: "Ik moet zo nodig, kan het bijna niet ophouden, giebel giebel," en ze stormde naar binnen. Het ging zo snel dat we een kort moment met z'n tweeën in het kleine kamertje stonden. Zou ze dat ook gedaan hebben als ze door de deur heen mijn genotskreunen had gehoord?

Gelukkig gingen ze vroeg terug naar hun boot, jacht! Of mijn geschuifel en herhaaldelijk toiletbezoek daar iets mee te maken had, durf ik niet te zeggen. Ik heb nauwelijks iets meegekregen van de gesprekken, knikte en mmm'de af en toe maar wat. Het was in ieder geval een rukavond.

Ik ben de nacht goed doorgekomen. Slaap blijkt een probaat middel tegen jeuk, als je 'm kan vatten tenminste. Hoewel de bult al kleiner wordt, jeukt ie nog steeds als de hel. Maar vandaag ben ik alleen thuis, dus kan ik de hele dag ongegeneerd, lekker met mijn handen in het kruis over m'n bultje wrijven.

Groetjes, Salvatore

27 juli 2018

dé tip tegen warmte


Wat hebben we een heerlijke zomer! Het blijft maar lekker warm en zonnig! En terwijl ik dit zeg, weet ik ook dat een flink aantal mensen deze temperaturen echt verschrikkelijk vinden. Zodra de temperatuur boven de 20 graden uitkomt, wordt het hen vaak al te veel. En ik weet hoe dat komt. Dat komt, omdat het controll freaks zijn. Jazeker wel! Ik zal het uitleggen.

Kijk, het is eigenlijk heel simpel. Als controll freak wil je alles naar je hand zetten. Alles wil je onder controle hebben, dus ook het weer. Het weer! Maar ja, het weer is nou net zo’n beetje het enige waar NIEMAND wat aan kan veranderen. We doen natuurlijk wel ons best met al die CO2-uitstoot, maar het is niet zo dat als je zaterdag een barbecue hebt gepland, je er verstandig aan doet door de vrijdag ervoor eens even flink met je stinkende diesel uit '96 rond te gaan karren. Was het maar waar! Nee, dat trucje met die CO2, da's echt een kwestie van lange adem. En of het daadwerkelijk tropische vruchten afwerpt, valt nog te bezien. Ik zeg, één goede zomer, maakt nog geen klimaatverandering.

Dus ook de controll freaks hebben geen invloed op het weer. En precies daar zit nu juist het punt, want je kan dan wel geen controle hebben over het weer, de temperatuur kan je wél beïnvloeden. Jawel! Als het 10 graden vriest, is dat geen probleem. Je trekt een dikke jas aan, je zet de thermostaat een graadje hoger of gooit nog een fijn blokje hout op het vuur. Zo heb jij alsnog de macht over de temperatuur. Jij bent “in controll”. Jij hebt de touwtjes volledig in handen. Maar is het 30 graden, ja, dan valt er nog maar weinig te regelen. En hoe warmer de temperatuur, hoe minder minder minder de regelmogelijkheden. Een ventilator koelt niet, die verplaatst alleen maar warme lucht. Bovendien werkt ie, net als een airco, alleen maar zeer lokaal, op vaste plekken. Een lekkere, dikke trui neem je gemakkelijk overal mee naar toe, je trekt 'm simpelweg aan, maar met een airco lukt je dat niet. En in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, lukt je dat ook niet met een mobiele airco. Ik weet wel dat handtassen van vrouwen steeds groter worden, maar om daar nou een mobiele airco in te stoppen, inclusief voldoende accu's om het ding mee aan de praat te houden.... Nee, dan hebben we nog een lange weg te gaan.

Dus de controll freak heeft geen greep op de temperatuur bij warm weer. Al gaat ie in z'n blootje over straat, het blijft gewoon 35 graden. En daar kunnen controll freaks dus heel slecht tegen. Die staan dan stijf van de stress en spanning en zouden het liefst met een dikke trui een uurtje in een vrieskist kruipen om eens even heerlijk te ontdooien.
Maar ik, ik geniet ervan! 35 graden, heerlijk!
Het gekke is echter, dat ik ook als controll freak te boek sta. En ik vind het wel heerlijk, die oncontroleerbare warmte. Haal ik daarmee dan niet mijn eigen theorie onderuit? Nee! Ik zal het je uitleggen.

Kijk, ik ben natuurlijk net zo graag "in controll" als iedere andere controll freak. Maar, en daar zit 't verschil, ik ben een soort van schizofrene controll freak. Er zijn zaken die ik wel wil kunnen controleren, zoals mijn vrouw, de kinderen en mijn collectie jukeboxsingletjes, en er zijn zaken die me aan me reet kunnen roesten, zoals de kerstboom, de grootte van mijn auto en de voortuin, maar dus ook de buitentemperatuur. Het interesseert me niet hoe warm of koud het is, dus heb ik er ook geen last van. Ik zeg, neem een voorbeeld aan kinderen. Die zijn onbekend met het concept van "TE". Die weten niet wat TE hard schreeuwen in een vliegtuig is of TE eerlijk zijn tegen je schoonmoeder. Die denken daar gewoon niet over na. Die voelen dan ook niet dat het TE warm is en rennen gewoon TE hard door. Een voorbeeld voor ons allen!

Dus als mensen beweren dat het te warm is voor dit en te warm is voor dat, adviseer ik deze mensen te doen als een kind. Voor een kind, en dus ook voor mij, is het nooit, maar dan ook nooit te warm voor dit of dat. Ik doe gewoon alles wat ik normaal ook doe. Het enige verschil is, als het warm en zonnig is, doe ik de dingen met veel meer levensvreugd. De haag snoeien, de dakbedekking vast branden, stenen versjouwen, de kookwas draaien, het huis stofzuigen, stamppot stampen, de oprit asfalteren, het gaat bij mij allemaal gewoon door, zelfs al is het 35 graden! Dus mijn tip tegen de warmte is, schakel het denken uit en doe als kinderen! Ga gewoon door!

Groetjes,
Salvatore

14 juli 2018

Actie!

Een van de (zeer) weinige winkels waar ik altijd graag even naar binnen mag lopen om er rond te snuffelen is de Action. Je komt er altijd wel iets tegen waarvan je denkt "Dat is handig!" of "Dat is geinig!" of "Voor dat geld kan ik het niet laten liggen!". En dat is nu juist het punt. Want je vraagt je nooit af of je het eigenlijk wel nodig hebt. En meestal heb je het niet nodig. Mijn hele zolder én de schuur liggen vol met spullen, die ik eigenlijk niet nodig heb. En toch kom ik iedere keer weer uit de Action met alweer een serie goedkope kwasten voor het geval dat, of weer een rol goedkope ducktape want daar kan je nooit genoeg van hebben, of een ander handig dingetje voor je weet maar nooit. Maar hoeveel nutteloze rommel je er ook wegsleept, bij de kassa hou je er altijd een goed gevoel aan over. Je koopt 12 dingen, een hele mand vol en je rekent af, 7 euro en 36 cent! Voor die hele volle mand! Dan heb je echt het gevoel dat je een goeie deal hebt gesloten, en dat voelt heel lekker. Dat goede gevoel houdt wel een hele dag stand! Zelfs als je thuiskomt en bedenkt dat het eigenlijk onzin is wat je hebt gekocht. Dan nog overheerst het gevoel dat het toch geen drol kostte. Wat een fijne winkel!
Nee, dat is bij de Appie wel effe anders! Daar kom je met je karig gevulde mandje aan de kassa en moet je 36 euro en 99 cent afrekenen. En bij de Lidl, de Jumbo en de Plus is dat al precies hetzelfde. Dus nee, in die winkels zie je mij niet vaak. Maar de Action is geweldig.

Nu had ik al een tijdje totaal versleten matjes in de auto liggen. Of nou ja, het bestuurdersmatje was totaal versleten. Waarschijnlijk door de hakken van mijn vrouw. De andere matjes verkeerden nog in perfect staat. Maar ja, dan moet je toch zo'n heel setje kopen. Vroeger ging je dan naar Halfords en kocht zo'n setje, maar ja, die winkel hebben wij niet meer. Dus zocht ik op internet naar "goedkope automatten". Nou, in 0,36 seconden had ik 216 duizend resultaten. De goedkoopste set die ik tegenkwam waren hele lelijke matjes van € 9,99 exclusief verzendkosten. Maar de meeste setjes waren tussen de 20 tot 40, 50 euro! Je kon zelfs matjes geheel op maat en volgens een eigen patroon laten maken, en dat alles voor slechts € 128,50. Met gratis verzending, dat dan weer wel. Nu ben ik best gek op mijn auto, maar hij mag me niet te veel kosten. Ik ga toch geen 120 euro neertellen voor een paar matjes?! Als het voor de auto is, vind ik zelfs 20 euro al veel. En het was op dat moment dat ik dacht: "Actie!".
Ik stapte in de auto, die met dat versleten matje, en reed 1,5 kilometer naar de Action. Parkeerde er gratis mijn auto en kocht een complete mattenset voor slechts 6 euro en 99 cent. Ik kocht er meteen een luchtverfrissertje bij van 1 euro en 29 cent voor op de luchtroostertjes. Niet dat ik of mijn auto dat nodig hebben, maar het was gewoon geen geld.

De matjes liggen inmiddels in de auto en ik kan je zeggen, ze rijden prima! En iedere keer als ik nu in de auto stap, het frisse luchtje ruik en de matjes aanschouw, denk ik, wat ben ik toch een gelukkig mens.

Salvatore
14 juli 2018
de dag dat België de WK-troostfinale van Engeland won

10 maart 2018

heb u dat nou ook?

Soms zie je 's avonds in het half donker ergens een tiener stelletje staan. Vaak een beetje achteraf, giechelend, elkaar plagend, fietsen tegen een muur of half in de struiken. Tieners weten immers nog niet hoe een fietsstandaard werkt. En heel soms, meestal pas nadat ze er een tijdje hebben staan baltsen, zie je ze uitgebreid met elkaar huigkluiven. Ik neem er geen aanstoot aan. Denk terug aan mijn eigen jeugd. Een mooie, spannende tijd. Alles was nieuw; het leven was nog één grote ontdekkingsreis. Ik gun het ze van harte. En wat ben ik blij, dat ik dat allemaal niet meer hoef te doorstaan!
Adrianne Lewis heeft een tong van ruim 10 centimeter.
Maar soms, een hele enkele keer, als ik laat ben van mijn werk en van de bushalte een kwartier naar huis moet lopen - leve het openbaar vervoer - zie ik in een onopvallend donker hoekje, een stel van middelbare leeftijd, met de honden aan een lantaarnpaal gebonden, heftig staan tongen! En ik denk dan, gadverdamme! Heb u dat nou ook?
Het maakt me werkelijk niet uit van welke kwaliteit de stelletjes zijn, L H B T of welke andere letter ook, het is hun leeftijd die me dwars zit. Kijk, dat tienerstel, moet nog veel ontdekken, heeft geen eigen huis, geen ervaring, geen volgroeit verstand, maar dat stel van middelbare leeftijd wel, zou ik denken. En natuurlijk moeten ze zelf weten wat ze doen, dat ze hun vaste partner bedriegen, is hun eigen zaak, en mijn eigen vrijheid komt hierdoor nauwelijks in het gedrang (ik kijk wel de andere kant op), maar toch vind ik het ongepast. Ik zeg, neem een hotelkamer, ga met de auto ergens staan, wacht tot je partner uit huis is en ga met je second love op de keukentafel fröbelen, maar niet zo onsmakelijk in het openbaar. Heb u dat nou ook?

Iets anders. Ik heb het geluk gehad dat ik eigenlijk altijd op goede scholen heb gezeten. Of beter gezegd, ik had het geluk dat er veel goede leerkrachten waren op de scholen waar ik heen moest. Leraren van wie je veel meer leerde dan de verplichte lesstof. Onderwijzers die zelf een betere leermethode hadden bedacht dan de door het bestuur ingekochte. Docenten die je uitdaagden het met ze oneens te zijn. Het waren grote klassen, maar voor een goede leraar maakt dat niet uit. En er zaten ook veel kinderen in de klas met wat je tegenwoordig “een rugzakje” zou noemen, maar een goede onderwijzer wist daar wel raad mee. Er was geen assistent of vakleerkracht en de directeur gaf zelf gewoon les. Maar dat was allemaal niet van invloed. het is wel duidelijk, de kwaliteit van de juf of meester was en is en blijft bepalend voor de kwaliteit van het onderwijs. Heb u dat nou ook?

In het eerste jaar van de middelbare school had ik een muziekdocent die ons echt leerde luisteren. Net als bij het kijken naar een schilderij, leerde hij ons de details in de muziek te ontdekken. Of je de muziek nu mooi of lelijk vond, hij wist je er altijd wel voor te interesseren door je te wijzen op iets wat je zelf nog niet had gehoord of ontdekt. En alle muziek kwam voorbij, van Bach tot Beatles, van Motown tot Mozart, van rock tot ruk. Ik ben hem er nog steeds dankbaar voor.
En en en in de derde klas van de Havo kregen wij een invalkracht voor Nederlands. Die leek echter helemaal geen Nederlands te geven. We keken met hem naar films en achteraf spraken we erover. Wij hadden niet door dat we bezig waren met leren. Leren kijken, leren je gedachten zo te verwoorden dat een ander het ook begrijpt. Je werd altijd uitgedaagd uit te leggen waarom je iets vond. Daar pluk ik nog steeds de zoete vruchten van.
Oh en zo kan ik nog wel meer voorbeelden geven, waarin een goede leerkracht mede bepalend is geweest voor wat ik in het leven heb geleerd. Heb u dat nou ook?

Ja, het is nu eenmaal zo, niet iedereen is geschikt om voor de klas te staan. Ik geloof zelfs dat het vak eigenlijk niet is aan te leren. Je kan theoretische kennis opdoen en ervaring, maar als het er van nature niet in zit, krijg je het er ook met jaren onderricht niet uit. Selectie van leerkrachten moet dan ook niet plaatsvinden op basis van diploma’s, maar op basis van vaardigheden en betrokkenheid. Te vaak heb ik mensen die theoretisch vaardig waren hun diploma zien halen ofschoon ze er de praktijk niks van bakten. En even zo vaak heb ik ook het omgekeerde zien gebeuren. Mensen die zich in de praktijk perfecte onderwijzers toonden, maar minder theoretische aanleg hadden, heb ik zien afvallen. Theorie weegt blijkbaar zwaarder dan de praktijk.
Een onderwijzeres die maar drie dagen op een basisschool wil werken, begrijpt haar vak niet. En een onderwijzer die 30 kinderen al te veel vindt, verstaat zijn vak niet. Heb u dat nou ook?

Uit recent onderzoek zou blijken dat in kleinere klassen de leerprestaties van de kinderen beter zijn. Klinkt op zich logisch toch? Op basis daarvan wordt er nu geld gestoken in meer personeel, zodat de klassen kleiner kunnen worden. Echter, de kwaliteit van de leerkrachten is niet onderzocht. Een groep van 35 kinderen met een goede leerkracht presteert immers beter dan een kleinere groep met een leerkracht van likmevestje. De kwaliteit van de leerkracht blijkt immers doorslaggevend voor de leerprestaties. Maar om het volk te sussen en de grote groep matige tot ronduit slechte leerkrachten niet voor het hoofd te stoten, gaan we toch maar gewoon de klassen kleiner maken. Klinkt het nog steeds logisch? En om kleinere klassen te kunnen maken, hebben we meer leerkrachten nodig, dus gaan we minder streng letten op de kwaliteit. We zakken zelfs af naar het niveau van klassenassistenten. Logisch? Nee! Zo wordt het natuurlijk nooit wat met dat onderwijs. Wat jammer toch dat er in de politiek nu nooit eens een verstandig iemand is, die gewoon zegt waar het op staat. Ik ben maar wat blij, dat mijn kinderen van school af zijn. Kunnen ze tenminste eindelijk iets leren. Heb u dat nou ook?

Nog eentje dan. Gastvrouwen. En nee, dan bedoel ik niet die grondstewardessen die je bij dure seminars opwachten met een blad bubbels en een koffer vol badges. Nee, dan bedoel ik de normale huis, tuin en keuken gastvrouw. Of gastheer, net zo goed.
Kijk, als er bij ons thuis vroeger een verjaardag werd gevierd, was mijn moeder, in mijn herinnering, de hele dag bezig met de voorbereidingen. Ze sneed keurige, gelijkgrootte blokjes kaas en prikte er vervolgens een zilveruitje op. Om in de lengte gehalveerde augurken werd een plak blikboterhamworst gerold en vastgezet met wederom een prikker. Bij financiële meevallers werden er ook nog zelfgemaakte gevulde eieren geserveerd of gebraden gehaktballetjes. Dit alles naast de plakken leverworst met mosterd-dip. En natuurlijk toastjes. De kleine, vierkante toastjes werden voorzien van een plakje hardgekookt ei of wat tonijn uit blik en daar kwam dan een toefje Zaanse mayonaise op uit een tube en tot slot werd er dan heel voorzichtig een heel klein beetje paprikapoeder op gestrooid. Natuurlijk stonden er ook wijnglazen met zoute sticks en sigaretten op tafel.
Maar tegenwoordig gaat dat anders. Roken mag sowieso niet meer. Je kan buiten in de kou gaan staan. En toastjes, die moet je zelf maken. Er worden bakken met kant en klare fabriekssalades op tafel gekwakt, wat messen en een stapel toastjes en bekijk het maar. Een bak chips ernaast en klaar! Dat is het. Het ontbreekt er nog maar aan dat er een pot augurken en een stapeltje boterhammenworst op tafel verschijnt, waarmee je dan zelf je rolletjes in elkaar kan knutselen. Ik vraag me af, waar zijn ze gebleven, de echte gastvrouwen. Of gastheren, net zo goed. Heb u dat nou ook?

Trouwens, hoe heten die rolletjes eigenlijk? Heel mijn leven eet ik ze al, die rolletjes van augurk en boterhamworst, maar hoe noem je ze? Dat zou ik weleens willen weten. Heb u dat nou ook?

Tot slot, beste lezert, wil ik het nog graag even hebben over vrouwenvoetbal en gehandicaptensport. Of eigenlijk toch meer sport in het algemeen, sport op tv om precies te zijn. Persoonlijk vind ik dat er veel te veel sport is op tv. Ik weet wel dat bewegen belangrijk is en dat sport tegenwoordig voor velen een manier is om toch nog een beetje soepel en in conditie te blijven, maar je kan natuurlijk ook gewoon intensief je huishouden doen. Schrobben, boenen, stofzuigen, het zijn allemaal activiteiten die zeer vergelijkbaar zijn met intensief sporten, alleen dan functioneel. Maar blijkbaar hebben we zoveel vrije tijd te vullen dat we er voor kiezen om zinloos te bewegen, dus sporten. En daar gaat het dus mis. Want als je al die sportuitzendingen op tv kijkt, hou je nauwelijks tijd over om zélf nog te sporten. En toch klagen mensen er nu over dat er te weinig aandacht is voor bijvoorbeeld de Paralympics. Dus naast wat er al is, willen ze nóg meer sport, als gehandicaptensport, vrouwenvoetbal en curling. Maar dan komen die sportliefhebbers helemaal niet meer onder hun zak chips en voor de tv vandaan! Dan neemt obesitas alleen maar toe! Dus als we zelf meer willen bewegen, moet er juist MINDER sport op tv worden uitgezonden. Dus geen Paralympics, geen vrouwenvoetbal, geen curling! Darten kan wel, want dat wordt gewoon op kroegtijden uitgezonden. Maar verder, alleen af en toe iets uit de nationale voetbalcompetitie of een internationaal tennistoernooitje. En heel, heel, heel af en toe iets van schaatsen, zeg de Elfstedentocht. Heb u dat nou ook?

Groetjes, Salvatore

04 maart 2018

verboden te leven

Onze vrijheid is ons heel wat waard. Toch? We vinden het belangrijk om eigen keuzes te maken, zelf aan de touwtjes te trekken en de regie over je leven te voeren. Jaarlijk vieren we onze vrijheid en tonen onze dankbaarheid aan hen die ons onze vrijheid hebben teruggegeven. Wat een genot, om in vrijheid te kunnen leven. Toch?

Mmm, en toch merk ik de laatste jaren, dat die vrijheid aan het afnemen is. En dan vooral de persoonlijke vrijheid. Kan ik nog wel in vrijheid zelf keuzes maken? Probeer in een café maar eens ergens een sigaret op te steken. Nee, die vrijheid heb je niet meer. Motor of brommer rijden zonder helm, dat gaat al lang niet meer. Je moet in de auto de gordel om. Je wordt uitgemaakt voor een racist als je het sinterklaasfeest uit je jeugd viert. Negerzoenen zijn verboden. Je mag geen ballonnen meer oplaten. Cowboytje en Indiaantje spelen is er niet meer bij. En als je vlees eet, ben je niets minder dan een laaghartige moordenaar en verantwoordelijk voor alle leed in de wereld inclusief de klimaatverandering. Ik word daar allemaal heel erg obstinaat en tegendraads van.

Komende week eet ik elke dag een stukje vlees extra! Ik kijk er naar uit!

24 februari 2018

ik ben niet normaal

“Doe eens normaal man!”
“Doe effe lekker zelf normaal, haha!”
Komt deze dialoog u ook bekend voor? Woorden van gelijke strekking waren in 2011 onderdeel van een debat tussen een zeker lid van de tweede kamer en de toenmalige minister president. Er werd destijds in de media schande van gesproken, zulke teksten hoorden niet in het parlement, terwijl het toch gewoon normaal Nederlands is.
Vriendinnen verzuchten onder elkaar over hun partners: “Er kan ook nooit eens iets normaal gaan.” En ouders trachten het ongewenste gedrag van hun kroost te corrigeren met: “Normaal doen! Nu!”

Maar ... wat is dat eigenlijk, normaal? Wanneer is iets normaal? Wanneer doe je normaal?

Volgens Van Dale is normaal, gewoon, volgens de regel, wat het meest voorkomt. Volgens die betekenis zijn is transgender zijn dus niet normaal. Nee, want naar schatting voelt slechts 0,6 procent van de mensen zich niet passen bij hun geboortelichaam. Dat is dus zeker niet wat het meest voorkomt. Maar wat een ophef toen men in het satirische cabaretprogramma VI dat ook als zodanig benoemde. Men sprak zelfs van discriminatie.

Ja, mensen worden vaak boos als je zoiets zegt. Zij denken dan dat je bedoelt te zeggen dat iets gek of raar of zelfs ongepast of ongewenst is. Maar dat is niet normaal! Die betekenis heeft het helemaal niet! Dat maken mensen er zelf van! Normaal is geen waardeoordeel, maar een constatering. Wat het meest voorkomt is normaal en al het andere is daarmee niet normaal. Maar is al het andere dan ook abnormaal? Nee! Nadrukkelijk, nee! Abnormaal is volgens Van Dale pas iets als het in ziekelijke richting afwijkt van de norm. Dus aan abnormaal zit wel degelijk een waardeoordeel vast.

Maar als je het zo bekijkt, dan ben ik ook niet normaal. Ik denk best vaak heel anders over dingen dan de gemiddelde Nederlander. Dan ben ik dus per definitie al niet normaal. En dan ben ik ook nog eens half Italiaans en half Nederlands. Dat is ook niet normaal. En ik vind het heerlijk om een witte snee brood met boter en pindakaas lekker in de thee met suiker en melk te dopen en dan de slap geworden boterham naar binnen te zuigen. Nou, dat is zeker niet normaal, dat is misschien zelfs wel abnormaal! Maar who cares! Maak je druk! Ik doe dat gewoon, wat een ander er ook van vind. Ik val er niemand lastig mee, en als je het niet kan aanzien, dan kijk je maar even weg. Itsa simpel!

Wie is er eigenlijk wel normaal in Nederland? We hebben alleen al 324 politieke partijen. Dat is toch niet normaal (mondiaal gezien)! En datzelfde geldt voor religies. Als je het in Nederland niet met elkaar eens bent over de hoeveelheid doopwater die de dominee gebruikt, begin je gewoon een eigen kerk. Daarom zijn er in Nederland 856 verschillende religieuze stromingen. Dat is toch ook niet normaal. Je vraagt je af, bestaat er wel zoiets als normaal? Maar ja, als niet normaal zijn de norm is, komt niet normaal zijn het meest voor en dus is niet normaal zijn in Nederland gewoon normaal! Hoera!

Groetjes, Salvatore

18 februari 2018

Zijn we ons verstand verloren?

Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen, ik ben tegen de nieuwe donorwet. Ik weet, er zijn heel veel mensen heel blij met die wet van Pia Dijkstra, maar ik hoor daar niet bij. Heus, ik wens iedereen de beste organen toe, maar daar is deze wet niet voor nodig. Verplichte registratie bij het afhalen van je paspoort, rijbewijs of stemkaart was voldoende geweest om iedereen boven de 18 in het donorregister te krijgen. Maar nee, dat was blijkbaar te simpel. Er moest een wet komen. Maar ik word eerlijk gezegd een beetje bang van die wet. Waarom? Omdat met deze wet een fundamenteel recht van de mens wordt geschonden: de integriteit van het menselijk lichaam.

Mensen zijn tegenwoordig allemaal vreselijk gesteld op hun privacy. Facebook en Google worden aangeklaagd als ze gebruik maken van jouw gegevens. Grote groepen lopen te hoop tegen de zogenaamde sleepwet, waarmee de mogelijkheden voor de overheid worden verruimd om je af te luisteren. Maar deze wet van Pia grijpt veel dieper in op ieders privacy, dan welke sleepwet dan ook! Ja, die nieuwe donorwet is gewoon doodeng.

Kijk, mijn lichaam is van mij en van mij alleen. Niemand, echt helemaal niemand, mag aan mijn lichaam komen, zonder mijn uitdrukkelijke toestemming. En dat is maar goed ook, want bijvoorbeeld die hele #metoo discussie gaat hier tenslotte ook over. Dat er dus niemand aan je mag zitten, zonder dat jij daar uitdrukkelijk toestemming voor hebt gegeven. Als je zonder toestemming toch aan iemand zit, ben je strafbaar. Maar met deze nieuwe donorwet is dat allemaal niet meer zo vanzelfsprekend. De integriteit van het lichaam wordt immers met voeten getreden. Het is door die nieuwe wet niet meer zo dat mijn lichaam ook daadwerkelijk van mij is en van mij alleen. Nee, want ik moet expliciet laten weten, dat ik niet wil hebben dat er iemand aan mijn lichaam komt. Het uitgangspunt is nu dat wél iedereen aan me mag zitten. Ik word niet automatisch door de overheid beschermd, maar ik moet die bescherming nu zelf actief regelen.

Verplaatsen we dit nieuwe principe naar de #metoo discussie, moet je, als je tenminste niet verkracht wil worden, dat van tevoren dus duidelijk zelf kenbaar maken. Doe je dat niet, mag iedereen met je doen wat hij wil. Ja, want als je niet expliciet kenbaar maakt dat je niet gediend bent van ongewenste intimiteiten, geef je inprincipe te kennen er geen bezwaar tegen te hebben. Het is daarmee dus niet meer vanzelfsprekend dat je met je poten van iemand afblijft, nee, het omgekeerde wordt vanzelfsprekend. En als je dan dood in de greppel ligt, mogen jouw nabestaanden zeggen of je dit zo had gewild.
"Nee, ze had denk ik echt geen bezwaar. Anders had ze dat toch wel laten vastleggen toch?"
"Oké, dan laten we de dader alsnog vrij."
Je kan er dankzij deze wet dus niet meer vanuit gaan dat je lichaam van jou is en van jou alleen. Nee, je moet er nu vanuit gaan dat je lichaam in principe van iedereen is. Ja, van ie-der-een, tenzij je aangeeft dat je jouw lichaam voor jezelf wilt houden. Anders gezegd, ik mag dus zomaar leeggeroofd worden, tenzij ik heel specifiek laat weten dat ik dat niet wil. Maar nee, wij vinden dat allemaal niet raar, wij vinden dat juist fijn. ???

Nogmaals, ik gun iedereen de beste organen die er zijn, maar nog nooit is bewezen dat door een wet als deze de wachtlijsten korter worden, laat staan dat er meer mensen kunnen worden geholpen. Bovendien, men had de registratie ook verplicht kunnen stellen en koppelen aan paspoort, rijbewijs of stemkaart. Dan was de integriteit van het menselijk lichaam niet aangetast geweest en had toch iedereen in het donorregister gestaan. Met deze wet begeven we ons op een zeer gevaarlijk, hellend vlak. What's next? Euthanasie, tenzij...?

04 februari 2018

hondenbezitters opgepast

Al enige tijd ben ik de trotse bezitter van een scootert. Zo’n fluisterstille, milieuvriendelijke, elektrische, snorscooter, type Holleder, dus met windscherm en spiegels. Daarmee kan ik heerlijk door de prachtigste stiltegebieden toeren zonder ooit nog te hoeven tanken bij zo’n zielig pompje. Thuis steek je de stekker in het stopcontact en klaar. Je hoeft geen helm op én, nog een voordeel, je mag van onze wetgever lekker fijn op alle fietspaden rijden. Ja zelfs op de fietspaden met verkeersbord G13, dat rechthoekige blauwe bord waar met witte letters heel duidelijk "fietspad" op staat. Ik mag daar met mijn batterijbrommer gewoon naar hartenlust op scooteren.

Er zit maar één nadeel aan al dat toeren en dat is de hondenbezitter. Die is echt vet aso! Ik wil niet alle hondenbezitters over een kam trimmen, want er zijn er ongetwijfeld ook, die zich keurig aan de regels houden, echter, tijdens mijn scooteravonturen, ben ik die hondenbezitters nog niet tegen gekomen. En de vrouwelijke hondenbezitter (veelal bazinnetje of, erger nog, moedertje genoemd) is de ergste variant. Die weten helemaal niks. Die beginnen al te keffen als ze me alleen maar zien. Dat ik moet uitkijken, dat ik ergens anders moet gaan crossen, enzovoort. Terwijl ik daar legaal op het fietspad rij en zij er illegaal losloopt! Misschien ga ik nu op heel veel lange zere teentjes staan, maar ik kan niet langer zwijgen. Het moet gezegd: hondenbezitters zijn criminele veelplegers!

Kijk, het zit zo. In de wet staan regels. Als iedereen zich daar netjes aan houdt, kunnen we met als onze verschillen toch op een prettige manier met elkaar samenleven. Zo heeft iedereen wel een paar regels waar hij of zij of het zich in bepaalde situaties aan dient te houden. Maar het schijnt hondenbezitters niet te lukken. Terwijl die regels toch niet zo moeilijk zijn.

Regel 1: Binnen de bebouwde kom moet je je hond altijd aanlijnen.

Nou, ik moet de eerste nog tegenkomen die zich hier altijd aan houdt. Overal lopen honden los. Op straten, pleinen, in perkjes en parkjes, en dus ook op fietspaden waar ik met mijn scooter wél mag rijden, maar jij níét je losse hond mag laten rennen. Meerdere malen heb ik dankzij mijn ninja reflexen en formidabele stuurmanskunst een aanrijding weten te voorkomen. Echter, in plaats van dank en verontschuldigingen, vielen mij ziektes en andere verwensingen ten deel. Hondenbezitters maken geen fouten.

Erger nog dan loslopende honden, zijn honden aan een lijn van dertig meter, zodat niet alleen de hond zelf een gevaarlijk en onvoorspelbaar obstakel vormt, maar ook de bijna onzichtbare lijn. Dankzij mijn arendsogen en goed onderhouden hydraulisch remsysteem kwamen hond en lijn steeds met de schrik vrij. Maar ook in deze gevallen, was ík de gebeten hond. Hondenbezitters creëren gewoon hun eigen werkelijkheid. En dat terwijl in dit soort situaties toch echt ook regel 2 van toepassing is.

Regel 2: Je hond mag geen overlast veroorzaken.

Misschien vallen termen als “overlast” en “binnen de bebouwde kom” voor veel hondenbezitters in de categorie “dure woorden”. Daarom zal ik het even toelichten.

Welnu, “binnen de bebouwde kom” is het gebied dat begint bij het naambordje van een stad of dorp en eindigt bij het bordje met de doorgestreepte naam. Alles daar tussenin ligt binnen de bebouwde kom. Dus ook de speelweide, de sloot met zwanen, het dorpsplein en het stadsparkje. Nergens mag je hond daar loslopen, tenzij het expliciet staat aangegeven. Hoe moeilijk kan het zijn?
Als die loslopende honden dan nog een beetje naar hun baasjes zouden luisteren, dan was het nog tot daaraan toe, maar de meeste loslopende honden zijn, en dat is al zielig genoeg, zo doof als een kwartel. Hoe hun baasje ook roept, de hond komt niet. Sommige baasjes worden daarbij zelfs zo kwaad, dat ik daar als hond ook niet naartoe zou gaan.
"Nee hij doet niks," roepen de baasjes dan als hun hond met ontblote tanden grommend op je af komt rennen. En nadat je dan bent gebeten, roepen ze verbaast: "Dat doet ie anders nooit," daarmee impliciet ook meteen jou de schuld in je sidderende schoenen schuivend.

Overlast dat is, bijvoorbeeld, als je hond in de zandbak van de peuterspeelzaal poept of voor de deur van de buren of tussen de doelpalen van het trapveldje. Goal! Als eigenaar van die hond ben je verplicht die overlast te verwijderen. Maar overlast bezorg je overigens ook door in je straat in alle vroegte naar je blaffende hond te blaffen dat ie “hier” moet komen. Al is dit niet te wijten aan de hond, maar aan zijn bezitter. En ja, ook met zo'n lange uitlaatlijn, waar anderen hun nek over breken of in verstrikt kunnen raken, bezorg je overlast. Dat snapt toch iedereen?

Hoe schattig en leuk ik de honden zelf ook vindt, de meeste baasjes verpesten het voor ons allemaal. Liever dan de hond, worden die baasjes opgesloten in de bench. Net zo lang totdat ook zij weten hoe ze zich in het openbaar dienen te gedragen.

Groetjes, Salvatore

03 februari 2018

de jongen

Hij viel me op doordat hij bijna struikelde, anders had ik hem misschien niet eens gezien. Een jongen van een jaar of twaalf. Leuke kop, met donkerblond, warrig kort haar en een rugzak om. Terwijl ik afremde om rechtsaf te slaan, zag ik het vanuit mijn ooghoek gebeuren. Hij liep gewoon op de stoep. Een keurige, vlakke stoep. Toch viel hij bijna. Struikelde over zijn eigen voeten. Hij maakte een paar ongecontroleerde snelle pasjes, zwaaide wat met zijn armen en kon nog maar net zijn evenwicht bewaren. Het gebeurde allemaal heel snel, bijna onopgemerkt. Hij liep al weer. Waggelend, dat wel. En toen drong het pas tot me door. Hij liep mank. Hij had een klompvoet en was licht spastisch. Ik zag het ook aan de stand van zijn hand. Dat beeld, plaatje, dat filmpje van amper twee seconden, het was alsof twee handen mijn keel dichtknepen. Ach, zo’n jongen. Met een leeftijd waarop je de bescherming van je jeugd gaat verliezen, de verwarrende pubertijd tegemoet gaat en die verschrikkelijke middelbare schooltijd moet doorstaan. Zou hij niet het mikpunt worden van spot en pesterijen? Zou hij echte vrienden en vriendinnen krijgen? Zou de maatschappij hem een fijn leven gunnen?
Bij het zebrapad stak hij over. Ik wachtte. Hij versnelde zijn pas om vlugger aan de overkant te zijn, om het verkeer niet onnodig op te houden. Iets wat ik zelf ook wel doe. Er zijn ook mensen die rustig doorslenteren, optimaal profiterend van wat zij zien als hun recht op voorrang. Maar nu dacht ik, doe rustig jongen, straks val je echt, ik wacht wel even. Hij viel niet. Hij stopte. Moeizaam, maar net op tijd. Van de andere kant kwam een auto waarvan de asociale berijder zijn eigen haast belangrijker vond dan deze jongen voorrang te verlenen. En ik wenste die auto een betonnen paaltje in zijn bumper toe.

20 januari 2018

privé gesprek

Sjonge jonge, wat zijn wij met z’n allen toch gesteld op onze privacy. Bedrijven krijgen de meest absurde regels opgelegd. Als je je collega, die ongelukkig ten val is gekomen, een bloemetje wilt sturen namens het bedrijf, moet je met de bloemist al concrete afspraken maken over hoe deze leverancier met het adres van de ongelukkige omgaat. Je moet vastleggen dat de bloemist het adres alleen voor de levering van dit boeket gebruikt en dat het adres daarna wordt vernietigd door de bloemist in kwestie. Liever nog vraag je eerst toestemming aan de brekebenerigre collega of het akkoord is dat het privéadres eenmalig wordt afgegeven voor het toesturen van een bloemetje. Lekker spontaan. Daar gaat je verrassing. En dat akkoord moet dan wel schriftelijk worden vastgelegd uiteraard, zodat men het bij eventuele geschillen weer boven water kan toveren. Dus heel veel gedoe om onze privacy te bewaken. Maar ondertussen delen mensen wel hun hele hebben en houwen op Facebook en voeren ze in openbare ruimtes uitvoerig de meest private telefoongesprekken.

Zo passeerde ik laatst in de stad een mij verder onbekende jongeman van begin 20 die voor een winkel met damesmode onbeschaamd luid stond te telefoneren. Het kostte geen enkele moeite hem al vanaf enige afstand te verstaan. Het ontbrak er nog maar aan dat hij de telefoon op de speaker had staan (wat ik overigens in de bus al eens heb meegemaakt). Met een licht lokaal accent riep hij tegen de telefoon:

“Weet ik toch niet jongen! Een meter of zo, hoe lang zijn ze normaal gesproken? … O, nou, 50 centimeter dan. Ik heb geen ervaring met baby’s. … Nee, natuurlijk heb ik dat niet gevraagd, wat kan mij het schelen hoelang zo’n ding is. … Kan wel zijn, maar ik heb er niet naar gevraagd. … Ja en dat weet ik ook niet! Gewoon normaal, schat ik, kilo of 10, weet ik veel. … Ja, gezond ja, dat wel, met alles erop en eraan. … Ja, het is rot voor je. Dat snap ik. Daarom dacht ik, ik bel toch even.”

En dat was de trigger! Wat was hier gaande? En vooral door die laatste zin, werd ik gretig en hebberig nieuwsgierig. Ik wilde meer weten. Dus stelde ik mij onopvallend op bij de etalage.

“Nee, dat je het niet van een ander hoort, bedoel ik. … Ja, weet ik veel, van iemand. Je kent toch wel iemand? … Niet. … Ik weet dat je geen contact meer hebt. Maar had je het liever niet willen weten dan? … Je komt ‘r misschien straks ergens tegen en dan overvalt het je allemaal zo ineens. … Ja, waar, waar, weet ik veel, in de stad of zo. … Daar kom je niet meer. … Nee, da’s ook waar natuurlijk. Friesland is niet naast de deur. Maar je bent toch niet om haar zo’n eind weg was gaan wonen? … Wel. … Maar het was toch je werk en dat het toen best goed uitkwam of zo? … Niet. … Werkloos. … Al meer dan twee jaar nu! Wat gaat de tijd dan hard hè? … Voor jou niet nee, nee, dat kan, maar, ja ik dacht het veel korter geleden was. … Ja, dat is ook weer zo, en dan natuurlijk die negen maanden zwangerschap er nog een bij. … Ja ja. … Ja, ik ben nooit zo goed in rekenen geweest, dus. Maar het voelt als gisteren haha! … Bij jou ook nog steeds. … Toch! … In de put. … Somber. … O, antidepressiva ook. … Wanneer heb je me dat dan verteld? … Meteen toen al? … Ja dat kan, ik was toen druk geloof ik, ging veel langs me heen, denk ik. … Nee, zolang toch niet? … Hebben we elkaar al een jaar niet gesproken? … Nou dat … Nee, maar … Nou ja, slecht nieuws, slechts nieuws eh. … Ja, voor jou wel ja, maar daarom belde ik ook, dat je het wist.”

Er begon zich in mijn hoofd wel een beeld af te tekenen van wat er in grote lijnen gebeurd kon zijn. Aan de toon van de jongeman kon ik horen dat hij ondertussen geïrriteerd begon te raken. Naar zijn eigen idee had hij een goede daad willen verrichten, maar dat werd door zijn gesprekspartner aan de andere kant van de lijn niet zo ervaren.

“Nee, nee, dat snap ik nou. Ja sorry dan. … Nou moet je wel ophouden hoor! Dat jij er naar twee jaar nog steeds stuk van bent, dat kan ik toch niet weten. … Ik dacht die zit daar lekker in Friesland tussen de meren, die kruipt zo af toe op een hitsige Friesin, die het z’n kosje gekoch. … Nee, zo ben je niet, maar zo had je wel toch wel kunnen worden? …  Nou … Nee, maar … Ja, nee, het is mijn schuld!? Hou op! … Ik denk dat we beter kunnen stoppen tot jij weer normaal doet en dan hoor ik je wel een keer en anders maar niet.”

En kwaad drukte hij de telefoon uit, in zichzelf vloekend. Een meisje kwam met plastic tassen uit de winkel en liep naar ‘m toe.
“En wat zei die?” vroeg ze.
“Ja, eh, hij was blij dat ie het wist. Maar eh, het is een watje hoor, een moeilijk figuur. Ik denk dat ik ‘m niet meer bel.”
“Dat deed je toch al nooit?”
“Nee, maar nou zeker niet meer. Heb je alles?”
“Ja,” zei ze en samen liepen ze weg.

Ik stond nog even in gedachten voor de etalage toen ik op de schouder werd getikt door een dame met naamkaartje. Elvira stond erop.

“Meneer,” begon ze, “u staat nu al een hele tijd naar die pop met die BH te staren, kan ik u misschien helpen, wij zijn dat wel gewend hoor.”