Translate

30 december 2021

De man in de auto

De poedersuiker bleek op. En aangezien dat een onmisbaar ingrediënt is bij het eten der oliebollen én ik nog een wandeling tegoed had, liep ik naar de supermarkt om een volle strooibus te halen. De route voerde mij langs de school. Die lag er vanwege de kerstvakantie troosteloos en verlaten bij. Op de parkeerplaats stond één auto. Waarschijnlijk iemand die elders in de wijk op bezoek was. Het gebeurde wel vaker dat mensen daar hun auto parkeerden. Niks mis mee. Zoals gezegd, het was kerstvakantie, dus je stond daar nu echt niemand in de weg. Wel vond ik het vreemd dat de auto dwars op de parkeerplaats stond, met draaiende motor. Maar misschien moest iemand even snel veilig bellen, sms'en of appen. Dan is het alleen maar verstandig dat je met je auto aan kant gaat staan. En ja, dat je dan even dwars op de vakken geparkeerd stond, ach, dat maakte nu toch niet uit. Zoals gezegd, de parkeerplaats was verder leeg en het was kerstvakantie. Dan kan het wel even. Toch? Dus schonk ik er verder geen aandacht aan en liep door. Nee, het was pas toen ik er een 20 minuten later, met volle strooibus op weg naar huis, weer langsliep en de auto er nog steeds stond, met draaiende motor, dat ik dacht: "Hè?"

Het was heiig weer en begon ondertussen al donker te worden. Waarom stond de auto daar nu nog, scheef en al ruim 20 minuten lang met draaiende motor? Was die de hele wereld aan het appen of was er meer aan de hand? Zat er eigenlijk wel iemand in? Ik maakte een bocht om dichter langs de auto te kunnen lopen en stiekem een blik naar binnen te werpen. Er zat wel iemand in. Een man zo te zien. Hij zat voorovergebogen op de bestuurdersstoel. Ik vertraagde mijn pas. Hij bewoog niet. Was hij in elkaar gezakt? Was hij niet goed geworden en stond ie daarom zo scheef op de parkeerplaats? Moest ik doorlopen of ... was het toch beter om even een kijkje te gaan nemen?

Hoe dichter ik bij de auto kwam, hoe harder mijn hart begon te bonzen. Hier was duidelijk iets niet in de haak. De man zat bewegingsloos en met gebogen hoofd in de auto. Zelfs toen ik naast de auto stond, kwam er geen reactie. Ik tikte op het raampje.
"Godver!" riep de man in de auto en schrok op en ik schrok weer van deze onverwachte reactie en deed een pas achteruit.
"Jezus, wat doe jij dan?" beet de man mij toe terwijl hij het raampje opende.
"Ik, ik dacht...."
Verder kwam ik niet, want de man had zijn vraag blijkbaar retorisch bedoeld.
"Je bent verdomme de tweede al. Wat is dit voor een kut buurt met al die bemoeials!"
Die reactie ergerde mij toch wel enigszins. Ja kom op zeg! Mijn actie was immers goed bedoeld.
"Even rustig jij," zei ik verongelijkt. "Ik dacht dat je niet goed geworden was of zo. Met die draaiende motor en zo. Ik kwam alleen even kijken of er iet mis was, of ik kon helpen."
"Jezus, ja, sorry, maar ik schrok me kapot!"
"Ja, ik ook," zei ik met een zuur glimlachje.
"Nee, er is niks aan de hand. Of, nou ja.... Ik ben effe een testje aan het doen," zei de man en wees naar iets tussen zijn benen.
Ik deed weer een stap naar voren en keek in de auto. Daar lag op zijn schoot het stripje van een Corona zelftest.
"Nog vijf minuten en dan ben ik weg hoor," zei de man.
"Al sta je hier de hele avond nog, dat maakt me niks uit. Ik dacht gewoon dat er misschien iets mis was. Da's alles."
"Nou, der is niks mis, zullen we maar zeggen. En zo te zien heb ik ook geen Corona."
Wat er ook allemaal door mijn hoofd was gegaan, niet dat de man in de auto een zelftest aan het doen was, dus ik zei luchtig: "Wat ik ook had verwacht, niet dat je een zelftest aan het doen was."
"Moet ik toch weten," zei de man nors. "Ik heb daar zo mijn redenen voor. En dat gaat je verder ook niks aan. Die vent van net had ook al wat te mekkeren. Toen die op het raam bonsde, flikkerde dat hele coronabuisje uit me klauwen. Jezus! Kon ik weer een nieuwe pakken en opnieuw beginnen. Anders was ik al lang weggeweest. Dus aan mij ligt het niet."
"Ja, sorry, maar het is goed bedoeld. Je kon wel een beroerte hebben gehad?"
"Een rolberoerte van de schrik ja, van hem, dat kreeg ik. Ja ga nou maar, het is al goed en ik ben zo weg."
"Nogmaals, van mij hoef je niet weg. Maar goed, succes verder," zei ik vlak en wilde me omdraaien om weg te lopen, toen ik de man nog iets hoorde mompelen.
"Wat zei je?"
"Niks. Of nou ja, ik zei dat het geen succes zal worden," zei hij luid zuchtend.
"Ja, ik ben net bij me moeder geweest. Het vrouwtje heeft Corona en ligt thuis aan het zuurstof. Met thuiszorg erbij en de hele flikkerse boel. Het gaat niet zo goed, zeggen ze. Ze is 87, maar toch wil je der niet kwijt. Daarom doe ik dus hier even een testje, voor ik naar huis ga. En zo te zien voor niks, want ik ben nog steeds negatief. Weer voor niks zo'n test verbruikt. Twee zelfs dus. Het kost me handen vol met klauwen, die hele Corona."
Ik zei maar niet dat het zinloos was om meteen na een contact al een test te doen.
"Kijk, wat ik niet snap, is dat als de niet essentiële winkels dicht moeten, de slijterijen wel open mogen, maar mijn sigarenzaak niet. Ik raak zo al mijn klanten kwijt, want die kopen hun rookwaren nu bij de benzinepomp of bij de supermarkt. Weg klanten. Maar daar staan ze in Den Haag niet bij stil. En die compensatie, daarvan kom ik niet uit de kosten. Dus ik wou maar dat ik ziek werd, want daar ben ik voor verzekerd. Maar nee, als je netjes werkt, laten ze je gewoon naar de klote gaan. Kutland!"
Hij sprak het zo hartgrondig uit, dat ik er van schrok.
"Ja, het is allemaal wel een beetje dubbel," zei ik maar.
"Dubbel? Dubbel? Het klopt voor geen meter! Maar goed, zit ik hier een beetje te lullen tegen een wild vreemde. Die Corona maakt een mens gek! Echt. Kijk nou eens naar al die stumpers die zo nodig naar de wintersport moeten. 'Want ze hebben zo'n zwaar leven.' Man, wij gaan nooit op vakantie! Wij moeten werken in de zaak om het hoofd boven water te houden. En dan komen zij straks besmet terug van die 'broodnodige' voorjaarsvakantie en dan kan de hele boel wéér in lockdown. Maar kom niet aan hun 'welverdiende recht' op wintersport. Stelletje egoïtische treurneuzen!"
"Tja," zei ik en maakte aanstalten om te vertrekken.
"Net als die wappies die zich niet laten inenten. Ja, dat is toch zo. Wat zijn dat voor gestoorde gekken? Ja, je mag zelf beslissen, ja, maar neem dan wel de verstandige beslissing. Nu zit de rest van Nederland met hun ellende opgescheept. Hup, weer een lockdown. Idioten! Ik ben het langzamerhand zo beu dat in Nederland iedereen maar mag doen wat ie wil. Ik zeg, geen spuit, geen ziekenhuisbed. Want de mensen die zich wél altijd netjes gedragen, die draaien altijd maar weer op voor de problemen die door de sufferds worden veroorzaakt. Ja, is toch zo? Net als die doe-het-zelvers die eerst de hele hut afbreken, maar geen idee hebben hoe ze het moeten opbouwen. Ken je dat programma? En hup, daar komt de reddende engel John Williams alweer aan. Die kan zelf trouwens nog geen spijker recht in de muur slaan, maar goed, die heb wel een hele club beroepsklussers bij zich. Hup en weer worden de sukkels geholpen. Maar ik breek met twee linker handen niet mijn hele hut af. Ben me daar gek. Ik moet namelijk gewoon zelf duur betalen voor zo'n klusjesman. Mij komt niemand helpen."
Hij schudde meewarig zijn hoofd.
"Of wat dacht je van die lui die overal schijt aan hebben en zich willens en wetens in de schulden steken. Die zogenaamd niet snappen hoe ze de tering naar de nering moeten zetten. Hoe moeilijk kan het zijn? Als je een euro hebt, kan je er geen twee uitgeven toch? Dat snapt een kind nog wel. Maar zij dus zogenaamd niet. Die worden toch weer aan alle kanten geholpen. Beetje zielig lopen doen, want ze hadden zo'n moeilijke jeugd, en hup, de schulden worden kwijtgescholden. Maar bij mij gaat de huur van het winkelpand gewoon door hoor. En er komt door die lockdown geen stuiver binnen. En dat alleen maar omdat er zoveel idioten rondlopen die zich niet willen laten prikken. Ja, zeggen ze dan, 'ik maak gebruik van mijn recht.' Dat kan wel zo zijn, maar door hun 'recht' heb ik nu geen inkomen. Nou ik vind dat geen recht, ik vind dat krom!"
"Ik eh, moet maar weer eens naar op huis aan," zei ik snel, voordat ie weer ergens over ging beginnen.
"Ja, ik ook," zuchtte de man. "Ik sta hier al veel te lang mijn kostbare benzine te verstoken. Had dat ding ook uit moeten zetten, maar ja, ik dacht even snel een testje doen. Komen jij en die andere koekoek koekeloeren. Nou ja, wel goed eigenlijk, dat je een beetje oplet."
Hij keek me glimlachend aan.
"Tja, dan ga ik maar eens," zei ik, "en eh, sterkte met alles."
"Ja, dank je. Jij ook, want zo te zien heb je het ook niet makkelijk. Anders loop je hier niet rond met een bus poedersuiker onder je arm."
Ik heb maar een beetje geknikt en ben afgedropen. Ik hoorde hoe hij achter mij de auto draaide. En toen hij me voorbij reed, toeterde hij nog en stak zijn hand op, zoals een oude bekende zou doen.


01 oktober 2021

Het Eiland - Texel 2 van 2

Je schrijft Texel, maar zo spreek je het niet uit. Nee, je zegt Tessel, terwijl er toch echt Teksel staat. Apart hè? En weet je wat nog aparter is, dat Teksel in veel opzichten enorm lijkt op Curaçao. Jawel! De eilandbewoners zijn op Teksel wel een stuk bleker dan die op Curaçao, maar verder zijn er toch opvallend veel overeenkomsten. Net als op Curaçao waait het er altijd en hebben ze er prachtige witte stranden. En, niet te vergeten, je struikelt er over de Nederlandse toeristen. Bovendien, ook op Teksel gaat de bewegwijzering je niet helpen het beoogde reisdoel te bereiken. Hierover later meer.

Natuurlijk zijn er ook verschillen. Zo voelt de wind op Curaçao aan als de wind die uit je föhn komt, terwijl op Teksel de wind rechtstreeks van de Noordpool lijkt te komen.
Een ander verschil is het aantal palmbomen. Op Teksel zie je die bijzonder weinig. Maar eigenlijk is dit ook een overeenkomst, want van nature komen er op Curaçao helemaal geen palmbomen voor. Die zijn daar allemaal aangeplant. Voor de toeristen. Maar toch, plant je een stel palmbomen op het strand van Teksel, dan zijn ze een jaar later gegarandeerd dood (of meegenomen door een jutter, dat kan natuurlijk ook).

Een ander verschil is dat snorkelen in de Noord- en de Waddenzee niet echt een optie is. Nee, want als het zeewater je om de enkels staat, kan je je tenen al niet meer zien. Maar op Curaçao kan je onder water kilometers ver kijken en zie de prachtigste vissen en planten, tot waterschildpadden aan toe. Dus voor die vrolijke schelpdieren hoef je echt niet helemaal naar Zakynthos. Nee hoor, gewoon bij ons op Curaçao.

Oh, en schapen natuurlijk. Dat is ook een verschil. Op Curaçao is het uiteraard veel te warm voor dieren met zulke dikke jassen, maar op Teksel is een wollen trui geen overbodige luxe. Er zijn dus heel veel schapen. Ik weet niet precies hoeveel schapen er zijn, want iedere keer als ik ze aan het tellen was, viel ik in slaap. Ik hou het daarom maar op "heel veel". Dat de Tekselaren er trots op zijn, zie je wel aan de allerhande prullaria met schaapjes erop. Tassen, sloffen, mokken, knuffels, dingen waarvan ik niet zo gauw kon thuisbrengen wat het was, chocolaatjes, kaas, enz. Te veel om op te noemen, dus ik begrijp zelf niet waarom ik er toch aan begon, maar goed.

Ondanks dat het eiland het vooral moeten hebben van het toerisme (en aangespoelde rotzooi, maar hierover later meer) viel het mij op dat de prijzen in de horeca er alleszins redelijk zijn. Een terrasje pikken in Amsterdam is daarmee vergeleken een luxe die slechts voor weinigen is weggelegd. (En let op: met terrasje pikken, bedoel ik er rustig gaan zitten en wat nuttigen. Niet dat je je snel met een tafeltje en wat stoelen onder je arm uit de voeten maakt. Ik zeg het er maar even bij.)

Op Teksel gaat men er prat op dat ze de meeste zonuren van Nederland hebben. Ja, dat zal wel, maar tijdens ons verblijf op Teksel bleek daar weinig van. Op Buienradar stonden overal in Nederland hele en halve zonnetjes, behalve op Teksel. De zon ging de hele week verscholen achter een dikke laag, veelal donkere wolken.
"Wat zullen we vandaag eens doen?" vroeg mijn vaste reisgenote. "De zon gaat in de loop van de dag schijnen, dus misschien kunnen we naar Oudeschild, pakken we daar een terrasje of zo, of we gaan even naar het strand."
"Gaat de zon schijnen?" vroeg ik ongelovig.
"Ja, in de loop van de dag, zeggen ze."
"Ja op Kos zeker?"
"Niet zo flauw doen nou!"
"Ja, ik geloof het gewoon niet. Ze zeggen al dagen dat de zon gaat schijnen, maar hier op Teksel moet je gewoon overdag je lampen aan."
"Wat wil jij dan?"
"Nou, ik ben wel even klaar met al dat gewandeld in bos en duinen, dus ik dacht, misschien kunnen we naar Oudeschild, pakken we daar een terrasje of zo, of we gaan even naar het strand."
"Ouwe zemelaar," lachte ze.
Zo gezegd, zo gedaan. Na het ontbijt trok ik een dikke trui aan voor onder mijn regenjas en zette voor de zekerheid een zuidwester op. We gingen op pad.

Op Teksel heb je wel een "International Airport", maar geen snelwegen. Je rijdt er rustig (want het is vakantie) over B-wegen en landweggetjes en volgt de ANWB-borden. Totdat....
"Er zitten helemaal geen borden in die paal," zei mijn vaste reisnavigator verontwaardigd.
En inderdaad. Er stond op de rotonde een goed zichtbare ANWB-paal, met uitsteeksel waar borden in horen, alleen die zaten er niet in. Lege lijsten. Je keek er dwars doorheen. Nul informatie!
"Dan rijden we gewoon rechtdoor," zei ik.
"Nou, ik denk dat we ondertussen linksaf moeten."
"Ja, dat kan ook." En hup, we zaten al op de linksafweg.
"Ja, maar ik weet het niet zeker."
"Dan zet ik toch Tommy maar aan. Sjonge. Ik dacht, een net eiland, keurig borden als je het festivalterrein afrijdt, Oudeschild 15 km, hup, die kant op, maar nee hoor. Ben je even verderop, zijn de ANWB-borden weggejutterd."
"Ja, let jij nou maar op de weg, ik stel die TomTom wel in."
Terwijl Linda aan Tommy begon te frunniken, zeurde ik nog even door.
"Net als gisteren, met die wandelroute in de duinen. Waren ineens de bordjes van de rode route op. Ik denk niet dat het bedoeling was dat wij dwars door die duincamping moesten marcheren. Wat een droevenis trouwens, zo'n duincamping. Sta je daar met je tentje in zo'n duinpan. Je ziet niks, want ja, de duinen belemmeren elk zicht. En als de zon schijnt brand je er weg, want ja, geen bomen. En het waait er net zo hard als op het strand! Al kreeg ik geld toe, dan ging ik daar nog niet naartoe. En al helemaal niet als ze je er ook nog proberen te bekeren. Je zag het toch wel, die Duitse bekeercamper? Met grote letters stond erop: "Jesus liebt dich." Maar blijkbaar alleen op zondag, want alleen dan kon je er terecht."
"Hij doet raar," zei Linda.
"Ja, da's zeker raar."
"Nee, de TomTom doet raar."    
Ook Tommy bleek moeite te hebben hier de weg te vinden. Hij vroeg ons of we veerdiensten en onverharde wegen wilden vermijden. Dat deed ie anders nooit.
"Klik maar op OK, zei ik. "Lijkt me een beetje onzinnig om eerst met het veer terug naar Den Helder te varen om vervolgens met de boot terug te gaan naar Teksel en dan onze weg naar Oudeschild te vervolgen. Ja toch? En om met de auto door zo'n duinpan te karren, lijkt me ook niet wat."
Tommy leek het door te hebben. Na het checken van 6.738 wegen had hij een route gevonden. En gelukkig, in no time waren we in Oudeschild. We parkeerden de auto en liepen het dorp in.

Oudeschild is een leuk dorpje. Klein, dat wel. Je bent er snel uitgekuierd. Maar de haven is echt leuk en gezellig. En groter dan het dorp zelf. Leuke winkeltjes en restaurantjes én de lekkerste kibbeling van het hele eiland bij Victoria op Haven 9a. Je kon er boten boeken om zeehonden te spotten, maar dat hebben wij niet gedaan. Want voor de oplettende kijker, zwommen die gewoon daar in de haven. En wij zijn zulke oplettende kijkers. Heel bijzonder.

En toen gebeurde het. De zon begon te schijnen! Halleluja! De zuidwester kon af. Vestje was nog wel nodig, maar je kon de armen weer normaal buigen. Ja, en als de zon schijnt én er is veel strand in de buurt, dan wil je wel effe naar het strand natuurlijk, vond Linda.
Op Teksel hebben ze heel veel strand, want ja, het is een eiland. Duh. En om dat lange strand toch enigszins in te delen, hebben ze blijkbaar genummerde palen op het strand gezet. Aan de zogenaamde Noord Kaap, bij Paal 17 en Paal 21, waren, zo had Linda gelezen, leuke strandtenten. Dus hup, Tommy weer aangeslingerd en daar gingen we. We passeerden onderweg nog een aantal ANWB-palen met lege lijsten, maar Tommy wist de weg.
Aangekomen bij Paal 17 bleek dat meer mensen hetzelfde idee hadden. Er stond een lange rij voor de strandtent te wachten op toegang. Nou, daar hadden wij geen zin in. Dus terug de auto in, naar Paal 21. Precies hetzelfde tafereel. Een lange rij.
"Dan zoeken we het een flink eind verderop," zei ik. "Paal 33!" Maar ook daar een lange rijd wachtenden.
"We gaan gewoon terug naar De Koog," zei Linda en zo geschiedde.

De Koog was het plaatsje dat nog geen 10 minuten van ons luxe en blinkend schone chalet lag. Thuis, dus eigenlijk. Maar vergis you not. De Koog is een heel gezellig plaatsje, met veel leuke eetgelegenheden en cafés, een uitstekende Italiaan (en dan bedoel ik niet mijzelf natuurlijk maar het restaurant) en the only Greek on the island. Wij landden op het gezellige dorpspleintje op het terras, in de zon, met een heerlijk biertje en een warme borrelhap. Wat zaten we daar heerlijk! Aan de andere kant van het pleintje trok een straatartiest op Spaanse wijze aan de snaren van zijn instrument. Ver genoeg weg om niet te storen, maar het gaf dat oerhollandse pleintje, samen met de warme zon (het vest kon uit) een mediterane uitstraling. Dit is vakantie! Iedereen fleurde op. Het tweede biertje kwam. Mensen lachten, liepen ineens rond in korte broeken en op slippers. Het was er heerlijk. Echt genieten!

Twee uur later verdreven dikke wolken de zonnige sfeer. We keerden terug naar ons chalet om ons op te maken voor het diner. We hadden gereserveerd bij Paal 19. Toen wij daar aankwamen stond ook daar een lange rij voor de deur. Maar ja, wij hadden gereserveerd, haha. Dus konden wij langs de rij, zo naar binnen. En voordat je denkt, dat zal wel fout lopen, nee, dat liep niet fout! Dat liep prima! Wij liepen langs de rij, maakten van binnen een lange neus naar de wachtenden en namen plaats aan een tafeltje bij het raam. Binnen, niet buiten, want het waaide ondertussen alweer zo hard, dat er buiten al geen soep meer kon worden geserveerd. Die waaide je zo uit de kom.

We hebben er heerlijk gezeten en gegeten, zoals we eigenlijk de hele week heerlijk en gezellig in De Koog bij verschillende restaurantjes hebben gegeten. Wat dat betreft was het een prima vakantie. We hebben leuk gewandeld en de vuurtoren beklommen. Het was alleen jammer dat Teksel de meeste zonuren al had opgebruikt vóórdat wij kwamen.

Op de laatste dag bezochten we Flora. Da's niet me schoonzus, maar het Juttersmuseum. Dat was echt verrassend leuk! Ook voor kinderen. Het is nu niet direct naast de deur, maar als je ooit op Teksel bent, en je hebt toevallig kinderen achterin de auto zitten, rij dan ook even met ze langs Flora. Een museum met een hele prettige en gemoedelijke sfeer, met activiteiten binnen en buiten en en en en ... ja, gewoon leuk en fijn en gezellig en interessant. Super!
Toen nog even naar Den Burg. Daar ploften we bij een heel gezellig café op het terras. Ook weer hele leuke, vriendelijke bediening en een lekker hapje en drankje. Verder was ik niet zo onder de indruk van Den Burg. De Koog vond ik leuker. Maar goed, iedere z'n smaak.
Toen we aankwamen bij de boot konden we zo doorrijden en ik had de auto nog niet geparkeerd of we voeren al het zeegat uit. In minder dan een half uur reden we het vaste land op. Ik zwaaide nog even naar het gebouw van de Commandant Zeemacht waar ik mijn dienstplicht had doorgebracht. Daar keek ik vanuit mijn kamer uit op de veerboot naar Teksel. Dat het dan nog veertig jaar zou duren eer ik er zelf mee naar Teksel zou varen, had ik toen niet kunnen vermoeden.

Onderweg naar huis begon de zon te schijnen.

04 september 2021

Droomstart - Texel 1 van 2

Een weekje vakantie in eigen land is mooi, maar je hebt meer in te pakken dan voor zes weken Bahama's. Ja, je blijft in Nederland dus dan moeten er ook vesten, truien, jassen, sjaals, handschoenen, lieslaarzen en thermo-ondergoed mee. Je weet het hier immers maar nooit. Zo heb je 30 graden zon en een uur later sta je kleumend onder een brug te schuilen voor regen dat met bakken uit de lucht valt. Dus bepakt en bezakt reden wij richting Den Helder om van daaruit onze cruise naar Texel te maken. Het liep allemaal voorspoedig. En de boot lag al klaar. We reden er zo op. Een droomstart.

Wij hadden een chalet geboekt op een park met een hoge score en dito prijzen. Voor hetzelfde geld hadden we met ons tweeën een week geheel verzorgd op een Grieks eiland gezeten. Maar goed, Corona, en je wil ook de eigen economie weer een boost geven, en Texel is ook mooi zei men. En eerlijk is eerlijk, het was allemaal ook prima geregeld. Thuis konden we al inchecken. We kregen een keycard thuisgestuurd en daarmee konden we vanaf 15:00 uur, hup, zo het huisje in. Dan waren de bedden netjes opgemaakt en stond de koffie klaar. Nou ja, dat laatste bij wijze van spreken dan. Maar, groot voordeel, je hoefde dus niet meer bij de receptie in een lange rij te staan om je sleutel op te halen. Nee, alles was al digitaal en via PostNL geregeld. Aan het eind van de week pleurde je de keycard in een brievenbus en klaar. Zo konden wij, volgens de folder, genieten van een veilige en contactloze vakantie. Superhandig allemaal. Geen gedoe, lekker alles zelf thuis regelen vanachter je laptopje, heerlijk.

"Ik ga vast even kijken waar het huisje ligt," zei Linda toen we 10 voor 3 de auto op de parkeerplaats niet ver van onze chalet parkeerden.
"Ja, neem dan gelijk wat spullen mee. Da's toch veel handiger. Anders blijf je aan het heen en weer lopen," zei ik managerial.
Na vijf keer heen en weer lopen, stond alles voor de deur van ons huisje.
"Hij doet het niet," zei Linda met de keycard in de hand.
"Hoezo doet ie het niet?" zei ik ongelovig en stopte de kaart op verschillende manieren in de gleuf. Maar nee, het lampje werd niet groen, de deur ging niet open.
Ik keek op mijn horloge. 10 over 3. Dan zou die het toch moeten doen. Nou, even wachten dan nog en straks nog eens proberen. Wij zijn altijd ook zo precies op tijd. En toen zag ik, dat de openslaande tuindeuren niet goed dicht zaten. Ik trok eraan, en hup, we konden zo naar binnen. Ik zette snel de spullen in de kamer en we keken wat rond en we keken wat rond en hoe meer we rondkeken hoe meer ons de moed in de schoenen zonk. Smerig! Smerig! En niet gewoon centerparcssmerig, maar echt super duper mega smerig! Roompotsmerig, zeg maar. Een bos haren in het doucheputje en in het afvalbakje, bruine strepen in de wc-pot, een gasfornuis waar de pannen aan bleven plakken en echt overal rotzooi op de vloer. Bovendien waren de bedden niet opgemaakt en de zitbank zag eruit alsof een groep Russische mijnwerkers erop had liggen worstelen. En de keycard werkte nog steeds niet.
"Dit pik ik niet," riep Linda kwaad. "Kom, we gaan naar de receptie!"
"En de koffers?" vroeg ik.
"Ja, die moeten terug de auto in, die kunnen we hier niet laten staan. Die tuindeuren kunnen niet eens dicht."
Dus sjouwden we alles weer terug naar de auto en reden naar de vijf minuten verderop gelegen receptie. Daar trok Linda een jong meisje over de balie en sloeg ik de general manager knock-out.
Zo ging het niet precies, maar het scheelde niet veel. We kregen natuurlijk duizendmaal excuses. Een ander huisje hadden ze niet; ze zaten helemaal vol. Ja, ze hadden een groot personeelstekort, zei het meisje. Ze kwamen 15 schoonmakers tekort en ook ander personeel.
"Wat heb ik daarmee te maken? Dan moet je niet zo'n tent runnen als je er de mensen niet voor hebt!" riep ik vrij hard.
De general manager kwam. Uit zichzelf. Blijkbaar was mijn volume van dien aard geweest dat de man zich realiseerde dat er iets te sussen viel. Ook van hem duizendmaal excuses. Maar ja, er hadden 50 schoonmakers moeten komen, maar ze hadden er maar 25. Het tekort aan personeel liep op waar je bijstond.
"Nou, zelfs met 25 extra schoonmakers krijg je die bank nog niet schoon!" zei ik weer met het bekende volume.
Nee, maar als we nu naar het chalet gingen dan kwamen er nu direct schoonmakers naar het huisje en de operational manager, ene Pascal, zou ons daar dan over een half uur verder te woord staan.
We keken elkaar aan. Wat waren onze opties? Terug naar ons blinkend schone huis met alle luxe die een mens zich kan wensen? Dus wij weer terug naar het chalet.

De schoonmakers waren inderdaad al gearriveerd. Met een sleutel die alle deuren opent waren zij al binnen. Twee blonde dames. Een Nederlandse 60-plusser en een Engelse 50-plusser. Nou, dat zie je toch ook niet vaak. Het stel leek zo uit een SBS6 programma te komen. Rondkijkend riepen de dames zelf ook voortdurend ach en wee toen ze alles aanschouwden. Ja, het was echt een bende. De Engelse dame schoof de bank opzij en slaakte een gil. "Don't look, we're gonna clean it all up for you."
"Yes, we aar making it hartstikke klien," bevestigde de Nederlandse. Ze trokken hun beschermende handschoenen aan en gingen aan de poets.


Enfin, ze hebben daar met z'n tweeën een uur lang geschrobd en geboend. En toen was het nog niet echt spic en span, maar leefbaar. Alleen die bank, ja, die zag er nog steeds uit alsof een roedel wilde zwijnen erop had liggen rollebollen. Ja, daar konden de schoonmakers ook niks aan doen. Dat moesten we toch met die Pascal regelen. Maar ja, die kwam maar niet. En de parasol zag er ook uit alsof James Bond ermee van het dak was gesprongen. Helemaal krom. En het deurtje van het vriesvak van de koelkast kon ook niet dicht. En de wifi-code werkte ook niet. Oh jawel, de wifi-code werkte wel. Ik was te ongeduldig. Oh en ook het deurtje van het vriesvak kon wel dicht. Er zat was ijs aan rand. Toen ik dat had weggeschraapt ging ie met iets harder drukken gewoon dicht. Net als de tuindeuren. Die konden wel dicht, maar: "Je moet er wat harder aan trekken," zei de oudste schoonmaakster toen ze weggingen. Nou, dat wordt me ook niet vaak gezegd.

Ondertussen was die Pascal nog steeds niet gearriveerd en de keycard werkte ook nog steeds niet, dus wij weer naar de receptie. Inmiddels waren er sinds onze aankomst al 3 uur verstreken. Dat ging lekker soepel, veilig en contactloos.

Het meisje achter de balie kromp ineen toen ze ons zag aankomen. Nee, Pascal was niet geweest. Nou, ze ging hem gelijk bellen. Zij bellen, maar Pascal nam niet op. Ze stiefelde naar achteren. En het duurde en het duurde en toen kwam ze terug. Wij kregen een gewone sleutel mee voor de deur want die werkt altijd en die Pascal zou nu echt direct naar het huisje komen. Dus wij weer in de auto, met een ouderwetse sleutel, naar het chalet. Ondertussen bleven de benzineprijzen maar stijgen.

Bij het huisje verscheen na vijf minuten inderdaad ene Pascal. Voor de zekerheid was hij niet alleen gekomen, maar werd hij beveiligd door een stagiaire. Ja, hij zag ook wel dat dit bankstel niet kon, maar hij had geen ander en ja, personeelstekort. Hij was zo laat omdat deze operational manager zelf net met zijn handen in een verstopt riool had gezeten. Goddank voor Corona dat we geen handen hadden geschud! Om een lang verhaal kort te maken, de parasol zou hij direct laten vervangen en hij zou een lakenpakket laten brengen, dat we over de bank konden draperen.

We zijn er maar mee akkoord gegaan. Geen zin in nóg meer gedoe. En een optreden bij MAX Vakantieman zagen we ook niet zitten. Dus sleepten we voor de tweede keer al onze spullen naar het huisje. De nieuwe parasol en het lakenpakket voor over de bank werden inderdaad snel bezorgd. Ondertussen maakten wij de rest van het huisje schoon, zodat we ons zonder ergens aan vast te plakken door het chalet konden bewegen. De koffers pakten we niet uit. We durfden onze schone kleren niet op een hangertje in de kast te hangen. Kortom, een droomstart.

Die avond aten we in De Koog bij de enige Griek die Texel rijk is, Yamas!, en dat verzachtte het leed. Ondanks diverse glazen wijn deed ik die nacht echter geen oog dicht. Maar ja, het was ook lang geleden, dat er zoveel adrenaline door mijn lichaam had gestroomd.

29 april 2021

deze column is niet voor tere zieltjes (part deux)

Deze column is een vervolg op de gelijknamige column uit 2016 en wederom niet geschikt voor de weekhartigen onder ons. Ook mensen met een gemankeerd gevoel voor humor kunnen nu beter niet verder lezen. Dus niet komen klagen van ik wist het niet: je bent gewaarschuwd!

Nou nou nou nou nou, wat zijn we toch sensibel geworden met z'n allen. Tjonge jonge jonge. Je kan echt niks meer doen of zeggen of je staat wel op iemands gevoelige teentjes. Nou, teentjes? Zeg maar gerust tenen, want ze zijn lang, lang, lang! Niet normaal zo lang!

Neem nou die hele vega rage. Kijk, dat iemand er voor kiest als koe te gaan leven, moet ie zelf weten. We leven in een vrij land. En er is eten in overvloed, dus kan men het zich ook veroorloven om dit soort bizarre keuzes te maken. Als je hier had moeten krabben en bijten om aan kost te komen, dan was je blij geweest met elke calorie, maar nu er altijd genoeg te eten is, heb je de luxe om voor vega te kiezen. Prima. Mooi. Leve de welvaart. Maar, waarom moet ik ook doen wat jij doet? We leven toch in een vrij land? Maar uit angst voor milieufascisten, dierennazi's en de healthguerrilla's worden ons ondertussen de meest smakeloze vegaproducten door de strot geduwd. Ik voel me soms net de gans van de fois gras. Wat moet ik met vegetarische speckjes, vegetarische kipstuckjes, vegetarische gehacktballetjes? Ze smaken allemaal naar ... smerig! Maar wee je gebeente als je er wat van zegt. Dan ben je "niet meer van deze tijd". Dan ben je een "boomer" (voor de boomers, spreek uit "boemer"). Hoezo dat? Omdat ik eet wat een mens van nature eet? Bizarro! 

Vroeger, bij de patatboer, plaatste ik, zonder enige gêne, duidelijk sprekend, goed articulerend en met opgeheven hoofd, eender welke bestelling dan ook. "Gooi d'r voor mijn effe twee berelulle in en een patatje mayo! En doe der maar een huzareslaatje bij. Hier opete." Maar tegenwoordig, in de Qualitaria, bestel ik mijn frikandellen uitsluitend met gebogen hoofd en besmuikt mompelend vanachter mijn hand. De uitbater haalt deze dan een soort van stiekem ergens achter vandaan, want in de door ledlampen fel verlichte en van veel nepgroen voorziene vitrine liggen tussen de kaascroquetten en bonenburgers alleen nog maar vegadellen.

Bij ons in de wijk staat één keer in de week een patatkraam met een ouderwetsch assortiment. Alleen de patat is er vegetarisch. En de gesnipperde ui uiteraard. Hij heeft nog echte mayo en ballen uit eigen keuken. Je krijgt de friet in een degelijke plastic bak, niet in zo'n sneu andijvieblad. En op de toonbank staat een pot met dikke plakken leverworst in het zuur. Heerlijk. Maar dat zal niet lang meer duren, vrees ik. Hij staat namelijk op de parkeerplaats, tegenover de basisschool. Er is vast al een actieve regelmoeder bezig andere ouders onder druk te zetten. Kunnen we daar niets eens wat tegen doen? Tegen die regelmoeders? 

Oh, en de Chinees, daar durf ik al helemaal niet meer heen. Niet om af te halen in ieder geval. Ja, ik vind het nog steeds heerlijk hoor, daar niet van, maar ja ... je bestelling wordt, als het klaar is, wel altijd hard door de zaak geroepen. "Nummel vielendettig met witte lijst!" Want het feit dat Aziaten moeite hebben met het uitspreken van de "r" is blijkbaar ineens hartstikke beledigend en stigmatiserend. Tja, en om dan die man te dwingen zichzelf voor gek te zetten, ten overstaan van alle andere wachtenden, dat wil ik niet op mijn geweten hebben. En nee, ik hoef er geen sambal bij.

Ik wilde laatst iets hebben om een mooie grote foto in op te hangen en de lijstenmaker vroeg mij welke kleur het moest zijn. Ik durfde toen toch werkelijk waar niet te zeggen dat ik "witte lijst" wenste. Zover is het al met me!

En wat dacht je dan van de armoede in Nederland? Dat is toch vreselijk. Veel mensen, zo berichtte ons onlangs de pers, leven op of onder het bestaansminimum. Dat is toch vreselijk. En niet veel later las ik, dat in de Randstad 1 op de 4 kinderen opgroeit in armoede. Dat is toch vreselijk. Maar ... wat wij in Nederland "bestaansminimum" noemen, wordt door het grootse deel van de mensen op deze wereld toch echt gezien als "schathemeltjesrijk". Hoe zit dat dan met die armoede bij ons? Even een rekenvoorbeeld.

Stel je woont als alleenstaande ouder met twee kinderen van 6 en 4 in een klein huur appartementje en je werkt niet. Nooit gedaan ook, want ja, dat deden je ouders ook niet. Een mooie familietraditie. Je krijgt dan een uitkering van 1200 euro. Ja, da's geen vetpot natuurlijk, zeker als je dan ook nog geld nodig hebt voor je roken en de verzorging van twee uit de kluiten gewassen vechthonden. Want ja, de helft van alle mensen met een lager dan modaal inkomen, zo wijst onderzoek uit, hebben een of meer huisdieren en zijn blijven roken. Jaha, dan is het inderdaad best lastig om dan ook nog je kinderen met ontbijt naar school te sturen. En van dat soort stress ga je dan weer meer roken en drinken. Zo kom je in die vieze cirkel terecht. Ja toch? Kan je niks aan doen toch?
Eh nee, wacht even, ik vergeet nog te vertellen, dat je in zo'n situatie wel kan rekenen op nog zo'n 800 euro extra aan toeslagen. Huurtoeslag, zorgtoeslag, kindertoeslag, dat soort dingen. Dus bij elkaar spreek je dan over een totaal inkomen 2000 euro per maand. Netto! Dat is wat we in Nederland dus het bestaansminimum noemen. 2000 euro netto voor een eenoudergezin met twee kinderen.

Maar ja, er is echt wel een groeiend verschil tussen de wat rijkste rijken hebben en wat de gemiddelde Nederlander heeft. Dat scheelt miljoenen. Maar hoe erg is dat nu echt? Even een rekenvoorbeeld.

Stel dat je een taart moet delen met 10 personen. Nou, dan snij je de taart in 10 gelijke stukken. Ja toch? Maar vervolgens geef je 7 van die stukken taart maar aan 1 persoon. Die andere 9 mensen moeten het dan doen met de 3 overgebleven stukken taart. Ja, da's inderdaad niet eerlijk. En dat is dus precies hoe in Nederland de welvaart is verdeeld. De rijkste 10% bezit 70% van ons totale vermogen. Niet eerlijk, zou je kunnen denken.
Maar ... die Nederlandse taart, is geen gewone taart. We zijn namelijk een heel rijk land. Die taart die we moeten verdelen, die weegt wel 20 kilo! Dus die ene persoon die 7 stukken taart krijgt, krijgt dat nooit op! Dat klopt. Maar die 9 mensen die de overgebleven drie stukken moeten verdelen, krijgen ondanks alles, toch nog altijd een flink stuk taart, namelijk meer dan een halve kilo taart per persoon. Da's toch nog best een flinke hap? Ja, het is minder dan die ene heeft gekregen, maar op zich, als je niet naar die ander kijkt, krijg je toch nog meer dan voldoende taart? Wat is dan eigenlijk precies het probleem? Je hebt toch taart? Meer dan een halve kilo taart is toch niet nodig om gezellig een verjaardag te kunnen vieren? Of is het toch voornamelijk afgunst en jaloezie? Niet zulke mooie eigenschappen, wel?

Tot slot - ja, ik kan er niet omheen - Corona, of zoals TikTokTammo het noemt, de Coronings. Het virus dat een pandemie heeft veroorzaakt en waarvan een nog altijd groeiende groep mensen beweert dat het slechts een griepje is. Hoe dan? Ja, het klopt dat er in een gemiddeld griepseizoen ook sprake is van oversterfte door griep. Dat verschilt echter flink per seizoen. In seizoen 2013/2014 was de oversterfte door griep bijvoorbeeld (nul). Gemiddeld ligt het rond de 4000. Het klopt ook dat in die eerste coroningsweken een oversterfte van 9500 werd gemeten. Die is inderdaad vergelijkbaar met de oversterfte van 9400 mensen in griepseizoen 2017/2018. Dan zou je kunnen denken dat de coronings vergelijkbaar is met een heftige griep.
Maar dan moet je wel weten, dat de oversterfte door griep wordt gemeten over een periode van 18 weken, terwijl de oversterfte door de coronings is gemeten over een periode van slechts 7 weken! Da's dus meer dan de helft korter. Bovendien, golden er in 2020 al meteen strenge maatregelen. In 2017/2018 schudden we nog gewoon handen, werkten we op een kluitje op een slecht geventileerd kantoor, konden we ongelimiteerd knuffelen, gingen we zo vaak en met zoveel naar oma als we wilden, kropen we met Kerstmis, Pasen en Ramadan gezellig allemaal bij elkaar, schreeuwden we met tienduizenden tegelijk in stadions en op feesten. Dat deden we in 2020 dus allemaal niet meer. Hadden we ons toen niet aan die beperkende maatregelen gehouden, waren de coroningscijfers veel en veel hoger uitgevallen. En het bewijs daarvoor zie je in landen als India en Brazilië. Daar kunnen de ziekenhuizen en de uitvaartondernemers de tsunami van coroningspatiënten en -doden niet meer aan.
Inmiddels weten we ook dat de sterftekans door de coronings zo'n 10 keer hoger ligt dan bij een griep. En zelfs na milde klachten hebben mensen soms nog maanden lang last van vermoeidheid en concentratieverlies. Dat heb je na een griepje echt niet! Hoe kan je dan met droge ogen nog beweren dat het slechts een griepje is?

Toen ik dit enige tijd terug ook op sociale media plaatste, reageerde ene scoebiedoe36 met: "jij bent een schaapje jij geloofd kutrutte de kanker wetenschappers en de linksemedia ik denk zelf na"
Tja, ik vraag me dan toch af, waarmee? Waarmee denkt deze scoebiedoe36 dan zelf na? Er is mijns inziens immers geen sprake van een normaal functionerend brein. Toch?

Nou ben ik niet bang uitgevallen, maar types als scoebiedoe36 baren mij toch in toenemende mate zorgen. Heel social media zit er vol mee. En het worden er steeds meer. Ze vermenigvuldigen zich blijkbaar zonder geslachtsgemeenschap. Dwars door de firewall heen. Een unicum in de biologie! Daar zouden ze eens onderzoek naar moeten doen, in plaats van in de regenwouden van Verweggistan op zoek te gaan naar het zoveelste nog niet eerder ontdekte insect. Ik zeg, eigen insecten eerst! ;)

Groetjes, Salvatore

19 februari 2021

11

Het mooiste getal uit de oneindige reeks die er bestaat, is wat mij betreft, zonder meer en ongetwijfeld, het getal 11. Natuurlijk heeft 3 ook wel wat en 7 mag er ook zijn en een bedrag met heel veel nullen op je bankrekening klinkt ook aantrekkelijk, maar het getal 11 is toch echt magisch.

Om te beginnen is 11 het gekkengetal. Immers, op 11 minuten over het 11e uur van de 11e dag in de 11e maand opent de Raad van 11 het carnavalsseizoen. Hoe bijzonder, dat de Eerste Wereldoorlog in 1918 officieel eindigde op het 11e uur van de 11e dag in de 11e maand. Magisch.

Verder is het ook gewoon een gezellig getal. Ik bedoel, 1 is maar alleen. Maar 11, dat zijn twee eenzame 1-tjes knus bij elkaar. Leuk toch?

Het is ook echt een fijn getal, 11. Het is net effe meer dan 10, maar nog wel minder dan een heel dozijn. Het is ook een belangrijkgetal, 11. Een voetbalteam bestaat niet voor niets uit 11 spelers. De penaltystip ligt op 11 meter. Apollo 11 was de eerste raket die een mens naar de maan bracht. En in het jaar 11 trok Julius Caesar het Romeinse leger terug over de Rijn. Belangrijk dus, want anders hadden we hier nu allemaal Latijn gesproken. Veni, vidi, foetsie!

Maar, over belangrijk gesproken, wat dacht je van de 11 apostelen uit de Bijbel? Nu hoor ik de kenners zich al weifelend afvragen: "Maar, die apostelen, dat waren er toch 12?" Ja, dat klopt wel, maar laten we eerlijk zijn, die Judas kan je toch moeilijk een goede apostel noemen. Dus feitelijk waren er maar 11. 

Ook is 11 het enige getal dat in de Nederlandse taal als zelfstandig naamwoord een eigen betekenis heeft. De elf is namelijk, naar algemeen wordt aangenomen, een sprookjesfiguur met, als ik Tolkien mag geloven, puntige oren en zo groot als een mens, terwijl J.M. Barrie de elf vooral als een klein, stoffig en gevleugeld wezentje beschrijft. De waarheid zal wel ergens in het midden liggen.

Wat? Stoffig? Een elf? Jazeker! Elfenstof. Zoek maar op. Het is een soort stuifmeel, dat afkomstig is van die kleine elfjes. Het schijnt verschrikkelijk te jeuken en alles wat het ermee in aanraking komt, wordt een paar centimeter opgetild. Dat kan in bepaalde situaties misschien best handig zijn, maar omdat de werking ervan maar kort duurt, een minuutje of zo, is het verder nooit als "hulpmiddel" in de apotheek terecht gekomen, althans, bij mijn weten.

Er valt echter nog veel meer over 11 te vertellen. Zo zouden er volgens verschillende theorieën maar liefst 11 dimensies bestaan (waarvan ik er maar 3 echt ken), omvat een zonnecyclus een periode van gemiddeld 11 jaar en bestaat Substantie P (dat in ons zenuwstelsel de signalen doorgeeft) uit precies 11 aminozuren. Dat kan toch geen toeval meer zijn?

Ja, het getal 11 is eigenlijk het zout in de getallenpap. Geen wonder dus dat het element met atoomnummer 11 natrium is, de basis voor ons keukenzout. Kortom, het getal 11 is een heerlijk getal.

Groetjes, Salvatore

13 februari 2021

over schaatsen

Het woord komt in Van Dale niet voor, schaatsgekte, en ook mijn iPhone kent het niet, maar op nl.wiktionary.org hadden ze 'm wel, met als uitleg: het verschijnsel dat veel mensen bijzonder enthousiast worden vanwege de mogelijkheid te schaatsen op natuurijs.

Dus "veel mensen", niet zomaar een groepje, die "bijzonder enthousiast worden", zeg maar gerust hysterisch, "vanwege de mogelijkheid", dus van de gedachte alleen al, "te schaatsen op natuurijs", dus als het belachelijk koud is. Dat is schaatsgekte. En de mensen die ermee behept zijn, worden door de normale mensen "schaatsgekkies" genoemd. En ook dat woord staat niet in Van Dale.


Nederland telt best veel schaatsgekkies. Ik denk meer dan Italië, zelfs in absolute zin. Het hele jaar door voeren schaatsgekkies meestal een fatsoenlijk en onopvallend leven. Ja, ze hebben schaatsen op zolder liggen, maar dat hebben zo'n 6 miljoen andere Nederlanders ook. Zelfs ik heb schaatsen op zolder liggen. Nog van vroeger. Noren. Lage noren, om precies te zijn. Of toch hoge? Nou, dat weet ik niet meer, ik zal ze eens opzoeken, maar op zich is het bewaren van schaatsen op zolder (of kelder of schuur) dus niet zo bijzonder. Nee, schaatsgekkies vallen bij temperaturen boven nul dan ook niet als zodanig op. Net zoals vaak van psychopatische seriemoordenaars wordt gezegd, zijn ook schaatsgekkies in het dagelijks leven overwegend rustige en vriendelijke mensen.

Maar ... als de temperatuur ónder nul daalt, dan draaien deze schaatsgekkies helemaal door. Dan is alles erop gericht om zo snel mogelijk met de schaatsen onder het natuurijs te betreden. Zelfs al is het ijs nog flinterdun, ze zijn niet in staat weerstand te bieden aan hun dwanggedrag. Velen halen daarbij een natte broek, want na één nachtje matige vorst is het ijs echt nog niet dik genoeg om een mens te kunnen dragen. Echter, als door de duivel bezeten, kunnen zij met hun volle verstand geen weerstand bieden aan de drang het flinterdunne ijs op te gaan. Zij moeten, als willoze vazallen van Koning Winter, het toch proberen. Plons! En daar staat er weer één tot zijn kuiten in het ijswater van de sloot, trots in de camera kijkend. En ze weten zelf ook wel dat het echt niet kan, dat het ijs na een enkel nachtje vriezen nog veel te dun is, maar ja, ze kunnen het niet laten. "Liever een nat pak, dan het niet te hebben geprobeerd," aldus een verloren schaatsgekkie.

Steeds als in Nederland de temperatuur onder nul raakt en meteorologen aanhoudende vorst voorspellen, wordt er in praatprogramma's steevast iemand uitgenodigd die komt speculeren over de mogelijkheid van een Elfstedentocht. Meestal is dat dan een bekende oud-schaatskampioen. Een Erben Wennemars of Mark Tuitert. Ook worden oude Elfstedentochtwinnaars afgestoft en uit de mottenballen getrokken om te vertellen over deze Tocht der Tochten. Meteorologen leggen uit dat juist de opwarming van de aarde de kans op een Elfstedentocht doet toenemen. Het weer wordt er namelijk extremer van. Steeds warmer in de zomer, hoezee, maar ook een toenemende kans op extreem koude winters. Ik zie al voor me hoe een Erben Wennemars zijn huis met oliestook verwarmt, de ramen wijd open, om maar zoveel mogelijk CO2 uit te stoten en al doend de klimaatverandering te versnellen, opdat ook hij, bij leven, nog een Elfstedentocht kan schaatsen. Fuck de kleinkinderen! Ik sil reedride!

Wat is er mis met je, als je je, bij een temperatuur van -16° Celsius, en schrale oostenwind met een gevoelstemperatuur van -30, op twee geslepen ijzertjes, 200 kilometer ver, over hobbelige ijs wilt voortbewegen? Vrijwillig! Met als beloning een kruisje aan een stukkie gekleurd stof met een speldje erdoor. Terwijl je die afstand sneller, gemakkelijker en comfortabeler in een van alle gemakken voorziene automobiel zou kunnen afleggen. Ja, vroeger was het misschien een uitkomst, die bevroren sloten. Hoefde je niet helemaal naar de brug te lopen of te fierljeppen. Bovendien, er was sowieso niet veel anders te doen, en van ganzenborden kreeg je ook wel een keer genoeg. Ja toch? Niet dan? Maar nu, anno 2021, met auto's, smartphones en Netflix, kunnen we onze tijd toch wel beter besteden? Maar nee, half schaatsminnend Nederland staat op z'n kop, bij de mogelijkheid van een Elfstedentocht. Miljoenen mensen, die zelf niet schaatsen, willen wel op de plekken staan waar schaatsers langs klunen. Ze willen erbij zijn, zodat ze later trots kunnen vertellen, dat ze geen gevoel meer hebben in het topje van de rechterpink, omdat die bevroren raakte, toen zij erbij waren. Oh ja, ik ben Hollands genoeg om wel te gaan kijken als die Elfstedentocht er zou komen, maar dan wel op TV, liggend op de bank, de verwarming op vol vermogen en verse erwtensoep met Hewa-worst pruttelend op het Groningse gas. Geniet van wat je ziet, zeg ik dan maar. Doe maar gek, ik kijk wel.

Ach, weet je, 50 jaar BC (Before Corona) heb ik ook geschaatst en pret beleefd aan ijs en sneeuw. Maar toen was ik 10! Kinderen verdienen ijspret. Voor hen is het bedoeld. Dan kregen we ijsvrij en gingen we gewapend met sleeën en schaatsen op pad naar de beste plekken in de stad. Geweldig was dat! Maar als ik het nu over ijsvrij heb, bedoel ik dat ik onze stoep en oprit ijsvrij heb gemaakt. Bij mij is dat veranderd, omdat, zoals oude gezegden reeds deden vermoeden, ik met het stijgen der jaren ook meer verstand heb gekregen. Maar kennelijk doorlopen schaatsgekkies een andere ontwikkeling. Maar daar lees je niets over in de evolutietheorie van Darwin. Darwin zal ook wel gedacht hebben: te moeilijk! Dus dit soort kennis, moet je dan toch weer helemaal zelf ontdekken. Nou, ik heb het ontdekt! Ook al lijken we uiterlijk heel veel op elkaar en delen we hetzelfde genenpakket, schaatsgekkies zijn toch een andere soort. Een mensachtige, dat wel, maar ook niet meer dan dat. Misschien zijn het niet de mannen, maar de schaatsgekkies die van Mars komen; daar ligt de gemiddelde temperatuur immers rond de -60° Celsius, daar kan je altijd schaatsen, er is immers water gevonden, toch?

Van de andere kant, voor de mensen die het leuk vinden, is het natuurlijk heerlijk als het weer eens lekker vriest zodat er geschaatst kan worden op natuurijs. Dat het niet mijn ding is, doet niets af aan het feit dat het wel hun ding is. Ik gun ze dat plezier van harte. Heus! Hoewel ik het zelf niet heb, kan ik me best voorstellen dat je er heerlijk van kunt genieten. Maar zullen we dan wel afspreken dat er ook niet meer geklaagd wordt als het 's zomers warm is? Zullen we dan afspreken dat we niet in grote getale lopen te zuchten en te puffen en te kreunen en te zeuren als het kwik eens boven de 25° uitkomt? Wil je mij dan ook niet voor gek verklaren, omdat ik dat wél een heerlijke temperatuur vind om lekker actief bezig te zijn? Is dat dan afgesproken?

Groetjes, Salvatore