Translate

19 oktober 2013

Het lijk dat sprak: Hoofdstuk 13



De uitleg

In de auto, onderweg naar huis, vertelde Jansen het hele verhaal. Kees was inderdaad van plan geweest om met mijn hulp Gewald Geldeburcht een hak te zetten. Dat ik ook Gewald heette had enkel geleid tot het eerste toevallige contact. Dat was inderdaad puur toeval geweest. Wel had Kees de moeite genomen om de financiële positie van mijn bedrijf na te gaan, alvorens met zijn voorstel te komen.
Hij had alles goed uitgewerkt en voorbereid, maar tijdens het gesprek dat ze met z'n drieën hadden, nadat ik was vertrokken, kreeg Kees twijfels toen ook Tamara leek bij te trekken en Gewald leek te vergeven voor wat hij haar en Kees had aangedaan. Na het gesprek dat ze met Gewald hadden gehad, heeft Kees aan Tamara verteld wat ie van plan was geweest, maar dat ie er niet mee door zou gaan.
Dat bleek Kees echter totaal verkeerd te hebben ingeschat. Tamara wilde juist dat Kees wél door zou gaan! Ze vond het een goed plan en wilde zelfs meewerken. Maar Kees wilde niet meer. Op de kamer van Tamara hebben ze zowat de hele nacht gepraat en de minibar leeg gedronken. Kees besloot uiteindelijk mij, midden in de nacht, te gaan vertellen dat de actie door hem werd afgeblazen. Kees wilde niet verder. Het zat toch niet in hem! De voorbereiding van en de gedachte aan wraak waren genoeg geweest om het vuurtje te blussen.
Kees wist welke kamer ik had. Dat had hij eerder die dag al gewoon bij de receptie gevraagd. Maar Tamara was echt razend geworden. Uiteindelijk is ze Kees achterna gelopen en vlak voor mijn deur hebben ze nog fluisterend staan bekvechten. Daar heb ik toen niets van gehoord. Niemand trouwens. Op het moment dat Kees op mijn kamerdeur wilde kloppen, kreeg Tamara een waas van woede voor haar ogen. Ze griste een fruitmesje van het tafeltje met vers fruit dat in iedere gang staat voor de gasten en stak het van achteren in de hals van Kees. Kees had haar niet eens zien aankomen. Hij raakte meteen in een soort shock en zakte voor mijn deur in elkaar. Het ging allemaal stil en vrijwel geruisloos. Hij verloor veel bloed en raakte snel buiten bewustzijn.
Maar hij had geluk. De halsslagader was niet geraakt. Hij leefde nog toen de ambulancediensten kwamen. En Tamara heeft niets gedaan om hem te helpen. Ze heeft nog even staan kijken en is vervolgens rustig naar haar kamer gegaan. Daar bedacht ze dat ze zou proberen om Gewald de schuld in de schoenen te schuiven. En waarschijnlijk was het haar gelukt als Gewald geen hoertje had laten komen. Zijn foute, hufterige gedrag werd uiteindelijk zijn redding.
Kees bleek maar een korte tijd buiten bewustzijn te zijn geweest. In het ziekenhuis knapte hij snel op, en toen hij bijkwam was hij, naar omstandigheden, goed te pas. Als door een wonder was er geen grote schade. Het mesje had alleen een vleeswond gemaakt. Kees kon gewoon een verklaring afleggen. Hij was alleen maar heel moe.
In tegenstelling tot wat Jansen had verteld, was Tamara niet naar huis gestuurd, maar gearresteerd en verhoord. In de avond had ze bekend en Jansen werd daarover direct gebeld. Als ik kon bevestigen een deur gehoord te hebben, duidde dat erop dat ze Kees inderdaad voor mijn kamerdeur moest hebben aangevallen en nergens anders. Mijn verklaring was de bevestiging die Jansen nodig had, om de zaak te kunnen afronden. Voor als Tamara haar verklaring later zou intrekken.
"De mooie Tamara. Wie had dat kunnen denken," zei ik toen Jansen was uitgepraat.

Jansen draaide zijn auto mijn straat in en stopte voor mijn deur. Ik pakte mijn spullen uit de auto en gaf Jansen een hand.
"Ik kom nog een keer langs voor de afronding van het papierwerk," zei hij en keek me vriendelijk aan.
"Wat is je voornaam eigenlijk? Ik ken je alleen maar als Jansen."
Hij lachte.
"Mijn voornaam gebruik ik niet. En mijn roepnaam is Jansen. Iedereen noemt me zo, zelfs mijn eigen vrouw."

Het lijk dat sprak: Hoofdstuk 12

De dader

 
Ik was met stomheid geslagen! Kees was niet dood? Hij leefde nog? Maar had ik hem dan niet met mijn eigen ogen zijn laatste adem zien uitblazen? Had ik hem niet zien sterven? Ik zakte door mijn knieën en liet me op het bed zakken. Er klonk een telefoon. Jansen greep in zijn jaszak en pakte zijn mobiel.
"Ja," riep hij luid en was toen lang stil.
Tijdens het luisteren leek zijn humeur op te klaren.
"Oké, mooi, bedankt," zei hij opgewekt en stopte de telefoon terug in zijn zak.
Hij stond op en ijsbeerde door de kamer.
"Wat is er? Wat nu? Ga je nog iets vertellen over Kees?" vroeg ik ongeduldig.
"Laat me even denken," zei Jansen en plofte in zijn stoel.
Hij boog voorover in mijn richting, met zijn ellebogen steunend op zijn benen en zei beheerst maar met nadruk: "Vink, denk nog eens goed na over wat je die nacht op de gang hebt gehoord. Ik moet het heel precies weten!"
"Waarom zou nog iets zeggen?"
"Als jouw verhaal past bij wat ik al dacht en nu zeker weet, pleit het jou vrij en is deze zaak opgelost."
"Jij vliegt ook alle kanten op. Net dacht je nog dat ik de dader was."
"Welnee, je moet beter leren luisteren. Ik heb alleen gezegd dat je het had kúnnen zijn, meer niet. En had best gekund, maar het is niet zo. Dus nogmaals, wat heb je precies gehoord op de gang? Denk goed na, ik wil het heel precies weten. En niet weer flippen als ik in jouw ogen weer domme vragen stel."
Jansen glimlachte een beetje zuur.
"Oké oké, waar was ik. Ik was dus wakker geworden van gestommel, had het bedlampje aan gedaan en stil geluisterd, maar uiteindelijk hoorde ik niks. Ik knipte het bedlampje dus weer uit, omdat ik dacht dat ik het me allemaal had ingebeeld. Oh ja, toen zag ik dat er licht onder de deur door kwam."
"Licht onder de deur?"
"Ja vanaf de gang. En ik wist niet of dat licht er de hele tijd was geweest. Ik had er niet op gelet, maar ineens viel het me op. Ik vond dat toch vreemd, dus liep ik naar de deur om te luisteren of er echt niets was, maar ik hoorde echt niks. En toen ik daar stond te luisteren, ging het licht op de gang ineens uit! En ik realiseerde me dat er dus wel degelijk iemand in de gang moest zijn geweest. Het licht zat op een bewegingssensor."
"En toen ging je kijken?"
"Nee, ik bleef nog even staan luisteren. Ik dacht dat ik hoorde ademen aan de andere kant van de deur. Maar je kan jezelf ook van alles inbeelden, zo stil in het donker. Maar toen ging het licht ineens weer aan. Er bewoog dus wat op de gang. Ik zag onder de deur door een schaduw bewegen en ik hoorde wel degelijk ademen. Ik bleef luisteren en oh ja, ik denk ook dat ik iemand door een deur heb horen weglopen."
"Weet je zeker dat je een deur hoorde?"
"Ja, ik denk wel dat ik een deur hoorde ja. Is dat gek?"
"En hoe laat was dat?"
"Ik denk tien voor half zes."
"Weet je dat zeker?"
"Jaha, want ik heb toen nog op de klok gekeken. Het was precies 5 uur 23. Zeker weten!"
"En toen heb je de deur open gedaan en vond je Kees?"
"Nee, ik heb eerst nog even gewacht, niet lang, 1 of 2 minuten, ja, en toen vond ik Kees."
Jansen stond op en liep naar de deur.
"We gaan je spullen pakken. Die staan nog in die andere kamer. Dan checken we je uit en breng ik je naar huis. We zijn klaar."
"Ja ho wacht eens," zei ik, "je zou me nog vertellen hoe het met Kees is. En wie heeft het nu gedaan? Gewald toch zeker?"
"Nee hoor, Tamara van Ommeren."

Het lijk dat sprak: Hoofdstuk 11

De onthulling

 
In de gang en op de kamer was nergens meer te zien dat zich hier nog geen 24 uur geleden een drama had afgespeeld. Alles was schoon. Ik had het idee dat delen van de gang zelfs opnieuw waren gewit. Dat was allemaal wel heel snel gegaan dan.
"Oké," zei Jansen en deed de deur van de kamer dicht, "jij lag dus op bed. Ga maar liggen, precies zoals je toen ook lag. Dat helpt de herinnering op te halen."
Ik ging op het bed liggen.
"Was de tv nog aan?"
"Nee die had ik uitgezet. Ik was al een paar keer weggedommeld."
"En het licht?"
"Was uit."
Jansen knipte het licht uit. Het was ineens flink donker in de kamer.
"Dus je werd wakker van gestommel. En toen?"
"Nou ja, ik dacht dat ik wakker werd van gestommel, dus keek ik op de wekker en knipte het bedlampje aan."
"Doe het bedlampje maar aan."
Ik knipte met tegenzin het bedlampje aan en zag dat Jansen weer in de stoel bij het bureautje zat. Was deze flauwekul nu allemaal nodig?
"Hoe laat was het?" vroeg Jansen.
"Vijf uur."
"Precies vijf uur?"
"Nee, 2, 3 minuten over 5, denk ik. Wat doet het er toe? Net als dit hele gedoe met alles naspelen. Daar zie ik het nut niet van in."
"En toch gaan we er nog even mee door!"
Ik zuchtte, hield even stil en vertelde met tegenzin verder.
"Ik dacht eerst dat er iemand aan mijn deur zat, maar ik hoorde niks meer, dus knipte ik het bedlampje weer uit."
"Dus je bent niet opgestaan om te kijken?"
"Nee, dat zeg ik toch!" zei ik geírriteerd en ging naast het bed staan.
"Als je nou de hele tijd van die domme vragen blijft stellen, kunnen we beter stoppen. Wat is dan nog het nut dat ik wat vertel!"
"Het nut, meneer Vink," zei Jansen fel, "zit hem in het feit dat ik denk dat het ook wel eens heel anders gegaan zou kunnen zijn dan u mij tot nog toe heeft verteld."
"Wat nu dan weer?"
"Het kan ook zo zijn geweest dat Hendriks wél aan uw deur klopte."
"Maar dat was niet zo!"
"Dat Hendriks u wilde vertellen dat hij níét door wilde gaan met zijn plan!"
"Dat was mooi geweest, was ik overal in één keer van af!"
"Maar daarmee zou u al dat geld mislopen. Het geld dat u zo goed kan gebruiken!"
"Dat is niet waar. Zo is het niet gegaan!" riep ik dwars door hem heen.
"Het gaat namelijk helemaal niet zo goed met uw bedrijf als u iedereen wilt doen geloven!"
"En jij denkt dat ik iemand ombreng voor een paar rot centen?"
"U was er anders best snel voor te porren om Geldeburcht een hak te zetten. En dat terwijl u de goede man niet eens kende!"
"Dat slaat nergens op!"
"Oh, is dat zo? Waarom lag er dan wel bloed voor úw deur en nergens anders? Waarom?"
"Ik weet niet waarom!"
"Wie anders dan u kan de dader zijn? Wie?"
"Ik heb Kees niet vermoord verdomme! Dat heb je goddomme zelf gezegd!"
"Ja maar niet omdat u hem de hals niet zou hebben kunnen doorsnijden, maar simpelweg omdat hij niet dood is! Kees Hendriks leeft! Hij leeft ja!"

Het lijk dat sprak: Hoofdstuk 10

Het diner

 
We zaten op een rustige plek in het restaurant. Het leek of in het hotel alles weer was genormaliseerd. Ik zat vol vragen. Waren ze in mijn huis geweest? Waar zouden Tamara en Gewald zijn en wat hadden zij gezegd? Zouden we het diner moeten afrekenen? Wat wist Jansen al wel en wat niet? En zouden we elkaar blijven tutoyeren?
"Wat neem jij?" vroeg Jansen.
"Je kan bestellen wat je wilt, de staat betaalt. Krijg je eindelijk wat terug voor je belastinggeld," en hij glimlachte plagerig.
"Zijn jullie in mijn huis geweest?"
"Nee, natuurlijk niet. Maar we hebben wel door het raam gekeken en toen zagen we in de kast een reeks Martin Beck boekjes van Sjöwall en Wahlöö. Detectives. Dat is wat ik wist, de rest was bluf."
Bluf. Ja, zo werkt dat natuurlijk. Ze lokken je met bluf uit de tent. Ik moest toch iets beter opletten.
"Ik neem de biefstuk met roquefort. Jij?"
"Doe mij ook maar," verzuchtte ik, "maar dan wil ik er wel een Cabernet Sauvignon bij."
"Als jij daar verstand van hebt, dan doen we dat!"
"Jij ook? Maar je moet nog rijden?"
"Het is gewoon legaal om alcohol te drinken hoor. Als je maar niet deelneemt aan het verkeer met meer dan 0,5 promille alcohol in het bloed."
"En je bent ook nog eens aan het werk?"
"Nee, niet meer. Dit is mijn vrije tijd."
 
We bestelden en spraken over lekker eten en drinken. We hadden best veel gemeen. Jansen bleek, net als ik, niks te hebben liflafjes als tapas en sushi. Ook voor gourmetten, steengrillen en fonduen konden we weinig enthousiasme opbrengen. Maar voor een goede gegrilde biefstuk of varkenshaas kon je ons 's nachts wakker maken. Lekker wijntje erbij, heerlijk! Het gesprek was zo geanimeerd dat ik bijna vergat dat ik getuige was in een moordzaak, verdachte misschien zelfs. Ik zat aan tafel met een politierechercheur.
Nadat het eten was gebracht zei Jansen ineens: "Nu weer even over de zaak. Wat denk jij dat er gebeurd is?"
"Ja, ik weet het niet. Het is in ieder geval heel anders gelopen dan wij, Kees en ik, ons hadden voorgenomen. En dat vind ik heel erg, heel erg vooral voor Kees. Ik mocht hem graag. Ik kende hem nog niet zo lang, maar het klikte gewoon tussen ons."
"Maar toch begrijp ik dat niet," zei Jansen een groot stuk vlees in zijn mond proppend.
"Wat begrijp jij niet?"
Hij gebaarde dat ik nog even geduld moest hebben. Zijn mond zat nog vol vlees. Hij kauwde er flink op los, maar toch duurde het even. Hij slikte.
"Je kent die Kees maar net. Je weet niets van hem. Hij vertelt je een verhaal en je gelooft hem, meteen. Je past geen wederhoor toe, je gaat niet na of het waar is wat hij heeft gezegd, je gelooft hem op zijn woord. En dan doet Kees je een voorstel. Feitelijk vraagt ie je een misdaad te plegen. En zelfs dan ga je nog niet even na of zijn verhaal wel klopt. Je gelooft hem zomaar, zonder meer. Vind je dat zelf ook niet een beetje raar?"
"Toen niet in ieder geval. Maar nu vraag ik me wel af waarom ik me hierin heb laten meeslepen. En daarnaast, ik geef het toe, het was deels natuurlijk ook een opdracht. Ik creëerde een complete huisstijl, op verzoek van Kees, waar hij me voor betaalde. Enige verschil met een normale opdracht, het bedrijf waarvoor ik de huisstijl ontwierp, bestond niet. Maar dat is op zichzelf geen misdaad."
"Wel als je het vervolgens gebruikt om er iemand mee op te lichten, vind je niet?"
"Ja, maar ik wist op dat moment niet of dat er allemaal wel van zou komen. Kees had het wel zo bedacht en vond ik het best een goed plan, maar ik had niet echt verwacht dat het tot uitvoering zou komen. Daarvoor was Kees in zijn hart een te vriendelijke man, dacht ik."
"Maar je zei zelf dat Kees in die ene bijeenkomst vervult was van haat en zinde op wraak! Hoe vriendelijk ben je dan werkelijk?"
"Nou ja, ergens begrijp ik dat ook wel. Gewald had hem tenslotte flink genaaid."
"En jij deed gewoon mee. Terwijl Gewald jou nooit iets heeft aangedaan, je kende hem zelfs niet eens. Je wist niets over hem."
"Ik heb die huisstijl gemaakt. Voor Kees. Op zijn verzoek. Maar verder ben ik uiteindelijk niet gegaan."
"Nee, omdat Kees die nacht ineens met een mes in zijn nek voor je deur lag. Maar als dat niet was gebeurd? Wat dan? Was je er dan mee doorgegaan? Had je Gewald dan bij het ontbijt die fictieve opdracht aangeboden? Had je hem dan opgelicht?"
"Doet dat er nog toe? Het is niet zover gekomen. En de reden waarom is treurig genoeg. Er over speculeren wat er gebeurd zou zijn als..., dat heeft toch geen zin?"
Jansen nam een hap.
"Ik vraag me af," zei ik zo neutraal mogelijk, "wat er tijdens het gesprek is gebeurd, nadat ik ben weg gegaan bij dat drietal. Ik denk maar steeds dat daar de verklaring voor dit alles gevonden kan worden."
"Kijk," zei Jansen, "dat bedoel ik. Dat is het resultaat van het lezen van al die detectives," en hij lachte.
"Maar jij hebt, neem ik aan, wel gevraagd wat er gebeurd is, aan Gewald en Tamara. Jij hebt ze gesproken."
"Dat klopt wel," zei Jansen vrolijk, "maar ik kan je zeggen dat dat allemaal bijzonder weinig heeft opgeleverd. De verklaringen over het gesprek tussen die drie vertellen allemaal hetzelfde verhaal. Ook de andere aanwezigen, zoals de barkeeper, bevestigen het verhaal min of meer. Het is gegaan zoals je zou verwachten. Tamara beschuldigt Gewald, Kees sust het een beetje, Gewald biedt excuses aan, Tamara accepteerde uiteindelijk dat ze toch verder moesten, Kees stelde voor om nog wat te drinken en daarna zijn ze allemaal naar hun eigen kamer gegaan."
Ik was verbaasd!
"Ja maar dit klopt helemaal niet!"
"Jawel dat klopt wel."
"Maar dat kán niet kloppen! Heeft Kees niet tijdens dat gesprek de samenwerking met Gewald opgezegd?"
"Nee! Althans, daar hebben Gewald en Tamara het niet over gehad."
"Dan liegen ze! Heb je er naar gevraagd?"
"Nee, want dat wisten wij toen nog niet."
Ik was verbijsterd. Hoe kon dit waar zijn? Dit kon toch niet kloppen? Kees zou dat gesprek toch juist aangrijpen om Gewald een hak te gaan zetten?
"En en jij gelooft hen wel en mij niet?"
"Nou, die Tamara heeft ons wel even verteld van dat briefje met de naam Gewald erop. Dus het heeft er alle schijn van dat zij ons eerlijk verteld heeft wat ze weet."
Ik zuchtte en sloeg de handen voor mijn gezicht.
"En Gewald heeft ons ongevraagd ook van zijn verleden verteld, maar bleef het bestaan van dat briefje ontkennen. Logisch, want wij weten nu dat hij daar alle reden toe had. Het briefje ging immers niet over hem. Hij kende het niet. Bovendien heeft ie een alibi voor de nacht. Hij heeft een hoertje laten komen en ze zijn kamer niet af geweest. Dus ook bij Gewald hebben wij geen reden om aan te nemen dat hij liegt. We hebben ze beiden naar huis gestuurd."
"Maar mij hou je wel vast!?"
"Ik heb je gewoon uitgenodigd voor een diner en een gesprek. Zoals gezegd, ik ben niet aan het werk. We hebben gewoon een gesprek."
"Nou, zo ervaar ik dat anders niet! Ik krijg het gevoel dat ik er word ingeluisd!" zei ik heftig.
Mensen van een tafeltje verderop keken in mijn richting.
"Daarom ga ik je helpen," zei Jansen.
"We nemen nog één keer grondig door wat er gebeurde nadat jij bij het drietal bent weggegaan. Koffie of eerst nog een toetje?"
 
De koffie werd gebracht door een alleraardigst meisje. Het bestond uit twee kopjes koffie en een etagère vol met snoepjes, koekjes en chocolaatjes. Jansen koos zorgvuldig een chocolaatje uit en stak hem in zijn mond.
"Goed, je gung dus wug bui du drie en toen?" zei hij kauwend.
"Ja ik ging naar mijn kamer en ging op bed tv kijken net zolang tot ik in slaap viel. Meer niet."
"Was je niet benieuwd hoe dat gesprek was verlopen?"
"Ja, maar ik wilde er eigenlijk liever niks mee te maken hebben."
"Maar de andere dag zou jij, volgens planning, die Gewald gaan oplichten. Dacht je daar niet over na dan?"
"Weet je, het was wel een beetje onwerkelijk allemaal. Dus ik overwoog wel om de andere dag gewoon in mijn eentje te ontbijten en dan te vertrekken."
"Waarom niet meteen je koffer gepakt en gegaan?"
"Het was al laat, de treinen reden niet meer."
"Juist. En toen?"
"Nou ja, dat weet je. Ik viel in slaap, werd wakker van gestommel op de gang en trof Kees aan, onder het bloed en met een mes in zijn hals."
"Waarom zou Kees naar jouw kamer zijn gelopen? Wist Kees überhaupt wat en waar jouw kamer was?"
"Dat weet ik toch allemaal niet. Ik heb Kees niet verteld wat mijn kamer was."
"De kamer van Kees was een etage lager. Het heeft er dus alle schijn van dat hij bewust naar boven is gelopen. Maar waarom?"
"Misschien omdat ie op zoek was naar hulp. Hoe moet ik dat weten?"
"Als ie op zoek was naar hulp, ga je er vanuit dat ie in zijn kamer in de hals is gestoken, maar dat lijkt zeer onwaarschijnlijk. We hebben alleen bloed aangetroffen in jouw gang en dan nog voornamelijk pal voor jouw deur."
"Maar dan is Kees waarschijnlijk in mijn gang in de nek gestoken!"
"Kijk, hebben die detectives toch nog enig nut," zei Jansen smalend.
"Dus daarom verdenken jullie mij," concludeerde ik.
"Nu draaf je weer door," lachte Jansen.
"Als je de koffie op hebt, lopen we even naar boven, naar je oude hotelkamer. Dan moet je me precies vertellen wat je hoorde, waar je was en wat je deed, heel precies. Dat is echt belangrijk. Vooral voor jou!"

Het lijk dat sprak: Hoofdstuk 9

De autorit

 
In de auto, onderweg naar het hotel, sprak Jansen nergens over.
"Leest u boeken?" vroeg hij ineens, nadat we een minuut of 10 stil naast elkaar hadden gezeten.
"Ja, soms," antwoordde ik.
"En wat is het laatste boek dat u gelezen hebt?"
"Eh, is dat belangrijk."
"Oh nee," lachte Jansen, "ik ben gewoon benieuwd. Ik lees graag geschiedenisboeken. De oude Grieken, Egypte en zo. Dat interesseert me zeer. Ik heb net een boek gelezen over de stichting van Londen. Zeer interessant!"
"Tja, dat kan."
Ik wist niet zo goed wat ik met dit gesprek aan moest. Was hij me uit de tent aan het lokken? Was het de bedoeling dat ik me op mijn gemak ging voelen en me dan per ongeluk zou verspreken, of wilde hij echt alleen maar een aardig gesprek voeren om de tijd te doden?
"Geschiedenis is niet zo mijn ding," zei ik naar waarheid.
"Wat gebeurd is, is gebeurd. Ik kijk liever naar de toekomst. Maar dat is voor u natuurlijk anders. U graaft graag in het verleden. Logisch eigenlijk, dat u van geschiedenis houdt."
"Zo heb ik het zelf nog nooit bekeken, maar er zit wel wat in misschien. En wat leest u dan graag? Detectives?"
Dat klopte wel, maar ik zei: "Vooral literaire romans en natuurlijk vakliteratuur."
Dat laatste was zeker gelogen. Net zo goed als ik nooit naar een seminar ging, interesseerde ik me ook niet voor de zogenaamde vakliteratuur.
"Wat is dat toch met u," zei Jansen als door een bij gestoken, "waarom zegt u niet gewoon dat u graag detectives leest? Wat wilt u daarmee verbergen?"
"Verbergen? Ik heb niets te verbergen? Waarom denkt u toch steeds dat ik iets te verbergen heb?"
"Omdat wij in uw woning gekeken hebben en nergens vakliteratuur hebben aangetroffen. Wel een kast vol detectives! Daarom!"
Hij draaide de auto het bospad in dat naar het hotel leidde en zweeg. Ik voelde me betrapt.
"Zijn jullie in mijn huis geweest?" vroeg ik verontwaardigd.
"Geeft u eerst eens antwoord op mijn vraag!" en hij bracht de auto tot stilstand op een parkeerplek vlak bij het hotel. Het begon al te schemeren en de lichten waren aan. Het hotel lag er feeëriek bij. We stapten uit de auto.
"Nou?" vroeg Jansen.
Hij stond naast de auto en keek mij over het dak heen vragend aan.
"Ja, ik lees graag detectives en nee, ik weet niet waarom ik iets anders zei. Ik denk omdat ik jou geen gelijk wilde geven. Het was een impuls."
"Heb je wel vaker een impuls om te liegen?"
"Welnee, natuurlijk niet. Dit is voor mij in ieder geval sowieso geen normale situatie. Ik ben ergens in beland waar ik niet wil zijn."
"Je wilde iemand oplichten! Dus je hebt het wel een beetje aan jezelf te danken."
"Ik wilde niemand oplichten! Ik wilde iemand zijn verdiende loon bezorgen! Oplichters worden er zelf beter van, ik zou er niks aan over houden!"
"En die 25.000 euro dan?"
"Daar heb ik gewoon werk voor geleverd, een huisstijl voor ontworpen en alles wat daarbij hoort."
Jansen was even stil en ik realiseerde me dat we elkaar ineens weer tutoyeerden. Wat betekende dit?
"Kom," zei hij, "we gaan naar binnen, wat eten."

Het lijk dat sprak: Hoofdstuk 8

Het verhoor

 
Ik zat in wat ze "Spreekkamer 3" noemden op een harde, houten stoel aan een tafel met een formica blad en ijzeren poten. Er waren door voorgangers teksten en kreten in het blad gekrast. Zo werd deze eenvoudige tafel een heuse leestafel, wat een zeer welkome afleiding was. Ik werd overigens niet gearresteerd, maar meegenomen naar het bureau "voor verhoor". Ik was benieuwd hoe lang het zou gaan duren voor ze het plaatje helemaal compleet hadden, voor ze precies wisten hoe het écht was gegaan. Natuurlijk, Gewald is geen veel voorkomende naam. Het is eigenlijk ook niet mijn voornaam, maar mijn tweede naam, Albert Gewald Marinus Vink. Maar al vanaf de kleuterschool werd ik Gewald genoemd. Waarom weet ik niet, maar op de eerste schooldag, schreef mijn moeder de naam Gewald op het schoolbord als mijn naam. Misschien omdat ze dat bij nader inzien toch beter vond dan Albert. Ik vond dat helemaal niet vreemd. Ik wist dat Gewald mijn tweede naam was. Ik dacht dat het zo hoorde, dat je op school altijd met je tweede naam werd aangesproken. Ik vond het ergens wel logisch. Waar had je anders die tweede naam voor? Die tweede naam was kennelijk voor school bedoeld. Maar met het verstrijken der jaren, begreep ik dat het helemaal niet gebruikelijk was om op school je tweede naam te gebruiken. Maar ondertussen noemde niemand mij nog Albert. Ik heb het dus nooit vreemd gevonden. Het ging geleidelijk en vanzelfsprekend. Dus toen ik Kees Hendriks een half jaar geleden voor het eerst ontmoette, stelde ik mij voor als Gewald Vink. Wij waren destijds beiden in de race voor dezelfde opdracht. Ik was eigenlijk zijn concurrent, maar we zijn het beiden niet geworden. De opdracht ging naar een ander. Door het joviale karakter van Kees hadden we echter meteen een goed contact. Hij vertelde mij dat hij ook een Gewald kende, en dat was bijzonder, omdat je die naam maar zo weinig tegenkomt. Kees vertelde er meteen bij dat hij slechte ervaringen had met die Gewald. Het was zijn compagnon geweest, die hem een kunstje had geflikt, zoals Kees het toen verwoordde. Toen we bij de tweede ontmoeting te horen kregen dat de opdracht aan onze neus voorbij was gegaan, zijn we als goede con collega’s samen een hapje gaan eten. Het klikte gewoon! Waarschijnlijk onder invloed van te veel wijn vertelde Kees mij toen het hele verhaal. Dat hij met Gewald en de mooie Tamara samen een zaak had gehad, maar dat deze door de gok- en drugs verslaving van Gewald failliet ging waardoor ze met hoge schulden achterbleven. Hij was er nog steeds ziek van. Maar het ergste vond hij nog dat Gewald sinds kort weer een eigen bedrijf was gestart. Hij kwam hem weer regelmatig tegen als concurrent. Het bedrijf waar Kees nu werkte, deed zelfs zaken met die Gewald. Kees was hierdoor gedwongen weer met Gewald om te gaan. Ik begreep heel goed dat hij daarvan baalde. Ook ik heb een hekel aan die snelle jongens die meedogenloos over iedereen heen lopen, geen eerlijke strijd leveren, de mooiste vrouwen afdanken als oude schoenen, maar er wel voor zorgen er zelf nooit bij in te schieten. Dus zei ik dat als ik wat kon doen, ik hem graag wilde helpen. Ik had alleen niet verwacht dat Kees me nog geen twee weken later daadwerkelijk zou bellen met een plan om Gewald "zijn verdiende loon te bezorgen".
Ik was zo in gedachten verzonken, dat ik amper merkte dat Jansen binnenkwam met de koffie. Hij zette twee plastic bekertjes op tafel en gooide er zakjes met suiker en melkpoeder en plastic roerstaafjes bij. Vervolgens ging hij tegenover mij aan tafel zitten.
Ik pakte een bekertje koffie en zocht een roerstaafjes en een zakje melkpoeder uit, scheurde het zakje open en roerde de inhoud zorgvuldig door de koffie, likte daarna het plastic lepeltje af en legde het schuin op het door mij verfrommelde zakje naast het bekertje koffie. Jansen keek in stilte toe.
"Waarom ben ik eigenlijk hier? Waarom kon dit niet in het hotel?" vroeg ik.
"Omdat," zei Jansen met een zucht, onderwijl in zijn koffie roerend, "het voordeel nu voor ons is."
"Voordeel?" vroeg ik quasi onnozel.
"Het hotel is niet langer functioneel en hier zijn wij op eigen terrein, dus in het voordeel."
"Ben ik gearresteerd?"
"Nee, u zit hier voor verhoor."
"Heb ik een advocaat nodig?"
"Als u mij nu eindelijk de waarheid vertelt, heeft u wat mij betreft geen advocaat nodig."
"En als ik een advocaat wil?"
"Dan mag u er straks een bellen."
"Straks? Niet nu?"
"U bent snel van begrip. Inderdaad straks en niet nu."
"Waarom niet nu?"
"Omdat dat alleen maar ophoudt en ik zo snel mogelijk uw verhaal wil horen."
"Mag dat zomaar."
"Wat?"
"Mij tegenhouden een advocaat te bellen?"
"Ik houd u niet tegen, ik sta het u niet toe. Dat is wat anders."
Jansen zag er vastberaden uit.
"Wat zou u van mij willen weten?" vroeg ik maar.
"Ik wil weten sinds wanneer u Kees Hendriks al kent, waarom u tot nog toe heeft volgehouden dat u hem niet kende en wat er daadwerkelijk is gebeurd. Niet meer, niet minder."
"En als ik dat niet wil vertellen?"
"Dan bel ik mijn vrouw, dat het weleens heel laat kan worden."
Hij pakte zijn mobiel.
"Nee," zei ik snel, "zo bedoelde ik het niet. Ik vroeg het me gewoon af. Op tv zie je altijd dat mensen hun rechten worden voorgelezen en zo, dus ik dacht...."
Even was het stil.
"Heeft u er bezwaar tegen dat dit gesprek wordt opgenomen?" vroeg Jansen toen.
"Wordt dit gesprek opgenomen dan?"
"Alleen als u daar geen bezwaar tegen heeft."
"Tja, dat hangt er vanaf wat u ermee gaat doen."
"We sturen het bandje naar de Telegraaf." zei Jansen beheerst.
"In dat geval heb ik het liever niet." zei ik onnozel.
"Dan schrijf ik op wat u zegt. Dat duurt dan wel langer, want ik doe dat zorgvuldig."
"Kunt u het niet gewoon opnemen en het niet naar de Telegraaf sturen?"
"Geniaal," zei Jansen emotieloos, "zullen we het zo dan maar doen?"
"Prima."
"Dan druk ik nu de knop opname in. Vanaf nu wordt alles wat er wordt gezegd opgenomen. Bent u daarmee akkoord?"
Ik knikte.
"De getuige knikt bevestigend," sprak Jansen toonloos.
"Klopt dat?" vroeg hij er direct achteraan.
"Ja, dat klopt," zei ik.
"Mooi, dan kunt u nu beginnen met vertellen."
"Waar moet ik beginnen?"
"Op een voor deze zaak logisch moment ergens tussen uw geboorte en nu!"
Jansen was duidelijk geïrriteerd geraakt door mijn gedrag. Ik had er eerlijk gezegd wel plezier in. Daar ging zijn zogenaamde voordeel!
Maar uiteindelijk vertelde ik toch hoe ik Kees had ontmoet en wat hij over Gewald had gezegd. Ik vertelde van onze tweede ontmoeting en van mijn aanbod. Daarna stopte ik met vertellen. Jansen had wederom alleen maar geluisterd. En ook nu ik gestopt was met praten hield hij zijn mond. Hij keek me alleen maar aan met een nietszeggende blik.
"Stelt u geen vraag?" vroeg ik uiteindelijk.
"Bent u al klaar met vertellen dan?" zei Jansen vlak.
"Wat wilt u nog meer weten dan?"
"Kijk," zei Jansen rustig, "ik kan u ook als verdachte aanmerken en u hier nog een paar dagen vasthouden, als u dat liever heeft?"
"Nee, dat heb ik liever niet. Dan ben ik ben liever getuige."
"Mooi," riep Jansen quasi opgewekt, "getuig dan! Nu!"
"Oké," zei ik rustig, "daar gaat ie dan waar. Welnu, ik had dus aangeboden om Kees te helpen om die Gewald een hak te zetten. Maar dat was eigenlijk meer voor vorm. Je zegt wel meer van dat soort dingen. Ik had er niet op gerekend dat hij dit aanbod serieus zou nemen. We konden het dan wel goed met elkaar vinden, maar waren toch relatieve onbekenden. Ik keek dan ook best raar op toen Kees me veertien dagen later of zo opbelde met de vraag of mijn aanbod nog stond. Ik wist eerst helemaal niet waar op doelde, maar het was dus dat. Gewald kapot maken. Ja, niet letterlijk, maar wel een flinke slag uitdelen. Ja, figuurlijk dan. Ik had het gevoel nu niet meer terug te kunnen, dus spraken we af bij Kees thuis, opdat hij me zijn plan kon ontvouwen. Nou, die keer kreeg ik een hele andere Kees te zien. Ik zag een man vervult van haat, dwingend en fel, zinnend op wraak. Kees wist dat ik nooit seminars bezocht en dat ik in de reclamewereld een relatieve onbekende was. Hij wist dat mijn bedrijf er niet zo goed voor stond als ik wilde doen geloven en hij dacht ook dat niemand Kees en mij elkaar zou kunnen linken. Dat we destijds op dezelfde opdracht hadden ingeschreven, deed er volgens hem niet toe. In onze branche schreef bijna iedereen in op dezelfde opdrachten, dus dat was heel normaal. Ik moet zeggen, zijn plan was absoluut goed uitgedacht. Ik zou me laten overhalen naar dit seminar te gaan en Kees, Tamara en Gewald daar bij toeval ontmoeten bij het avondeten. Kees zou aardig en joviaal doen, want er was tenslotte een gast aan tafel, namelijk ik. Maar hij had het sterke vermoeden dat Tamara dit niet zou kunnen verdragen. Tamara, in de goede tijd ooit de geliefde van Gewald, moest niets meer van hem hebben. Ze was mooi, maar ook nogal opvliegend en een flapuit, volgens Kees. Ze zou er zeker een opmerking over maken. Kees zou dan aansturen op een gesprek met hun drieën, zodat ik me kon terug trekken. Zij zouden dan hooglopende ruzie maken met z'n drieën en Kees zou namens zijn bedrijf de samenwerking met Gewald opzeggen en vertrekken. Hij wist dat Gewald voor zijn inkomsten in hoge mate afhankelijk was van die opdracht bij Mol en Mol, het bedrijf waar Kees werkte. Maar nu komt het belangrijkste!"
Ik ging verzitten. Ik had er zin in gekregen om het echte verhaal te vertellen, maar ik wist niet of dat wel verstandig was. Het zou de verdenking op mij kunnen vergroten.
"Kan ik misschien wat te drinken krijgen?"
Jansen zuchtte weer diep.
"Kunt u niet gewoon doorpraten?"
"Ik krijg een droge keel van al dat vertellen. Cola of zo?"
"Toe maar!"
"Ja, ik betaal ook belasting. Krijg ik er ook eens wat voor terug."
"Ik zal koffie halen," zei Jansen droog.
Hij stond op, stak zijn hoofd om de deur en riep dat ie twee koffie wilde.
"Komt eraan," zei hij tegen mij en ging weer zitten.
"Ga verder!"
"Waar zijn Tamara en Gewald nu eigenlijk?"
"Daar ga ik niks over zeggen. Gaat u verder."
"Wat hebben zij u verteld? Wat weet u eigenlijk?"
"Nogmaals, daar ga ik niks over zeggen. U bent aan de beurt."
"Laat ik duidelijk zijn, wat u ook denkt, ik heb Kees niet vermoord!"
"Dat weet ik," zei Jansen.
"Dat weet u?" vroeg ik verbaast.
"Ik weet inderdaad zeker dat u Kees niet heeft vermoord. Ik probeer de ware toedracht te achterhalen. U weet, u bent een belangrijke getuige. Gaat u daarom verder alstublieft. Nu!"
De deur ging open. Jansen slaakte opnieuw een zucht en wiebelde op zijn stoel. De koffie werd binnengebracht door een jonge, gekostumeerde agent.
"Lekker koffie," zei ik vergenoegd en ging meteen aan de gang met de zakjes en de staafjes.
Jansen had duidelijk de pest in.
"Laat ik," zei hij op hoge toon, "aangezien u toch vooral geïnteresseerd bent in het rekken van tijd, eens een vraagje tussendoor stellen. U zegt dat Hendriks die Geldeburcht van de opdracht bij Mol en Mol wilde halen, maar dat kon hij toch helemaal niet. Daar had hij de bevoegdheid toch niet voor?"
"Nee, maar dat wist Gewald niet. Gewald hoefde ook alleen maar te dénken dat ie de opdracht kwijt was. Dat was nu juist het punt. Want ik zou Gewald dan op de tweede dag van het seminar opzoeken bij het ontbijt en hem een interessante opdracht voorhouden, die ik niet kon uitvoeren. Een opdracht van een Russische gasboring maatschappij."
"Nu bent u me kwijt. Wanneer komt dan de instinker?"
"Dat is de instinker! Ja, dat was best een geniaal plan. Want die opdracht en die maatschappij bestonden helemaal niet. Ik heb in opdracht van Kees een fake organisatie bedacht, er een complete huisstijl voor ontworpen, opdrachten, resultaten enz. enz. Daar heb ik die 25.000 euro van Kees voor gehad. Het leek allemaal zo echt, het was heel geloofwaardig. Alleen, zoals dat wel vaker gaat bij dit type opdrachten, moet je zelf een forse voorinvestering doen. Maar als Gewald dacht die ie de opdracht bij Mol en Mol kwijt was, zou het voor mij een klein kunstje zijn hem te interesseren in die grote opdracht voor die verzonnen Russische firma. Hij zou moeten investeren, schulden maken en er flink veel tijd in moeten steken, om uiteindelijk niets verdienen. Gewald zou failliet gaan en met schulden achterblijven. Dat was het plan. En het had echt kunnen werken, daar ben ik van overtuigd! Maar het liep helaas anders."
"Wacht even. Dus Kees had er 25.000 euro voor over om Gewald failliet te laten gaan?"
"Kennelijk."
"En hoe zou dan het contact tussen Gewald en die zogenaamde Russische firma verlopen?"
"Via mij. Dan vang ik commissie voor het aanbrengen van de opdracht en op te treden als tussenpersoon."
"Dat is toch zuivere oplichting?"
"Als je het zo wilt zien.... Ik zie het meer als boontje komt om zijn loontje."
"Maar jij loopt dan toch ook een risico? Gewald kan jou toch aanklagen voor oplichting? Was je daar niet bang voor?"
"Gewald mij aanklagen? Nee, Kees was mijn opdrachtgever, dus Kees zou de schuld op zich nemen. Kees zou dan zeggen ook mij bedrogen te hebben en mij te hebben misbruikt. Kees ging er vanuit dat Gewald dan zeker geen aanklacht zou indienen. Hoe dan ook, ik zou altijd vrijuit gaan."
"En jij geloofde Kees?"
"Ja."
"Terwijl je hem amper kende?"
"Kees wilde gewoon dat Gewald zou meemaken, wat hij door toedoen van Gewald, zelf ook had meegemaakt. Dat begreep ik wel. Dat begrijp ik nog steeds! Bovendien, het geld was goed en ik liep geen enkel risico, dus...."
"En hoe zit dat dan met die opdracht bij Mol en Mol? Kees kan wel zeggen dat Gewald die opdracht kwijt was, maar daar had Kees toch helemaal geen invloed op."
"Nou, Kees was wel het contact tussen Gewald en Mol en Mol. En als Gewald zich helemaal zou storten op die nieuwe opdracht en niets meer deed aan die opdracht van Mol en Mol, kon Kees intern binnen Mol en Mol wel zeggen dat Gewald onder de maat presteerde en zijn afspraken niet nakwam omdat ie druk was met een nieuwe opdracht. En dat zou dan nog niet eens gelogen zijn ook. Kees had het echt goed doordacht. Het klopte allemaal, paste als een puzzel in elkaar. Gewald zou failliet gaan en niet weten wat hem was overkomen. Ik vond het wel wat hebben, eerlijk gezegd."
Nu had ik het dus toch verteld! Ik was een oplichter en Jansen wist dat nu ook. Maar ja, een oplichter is nog geen moordenaar.
"Ik ben er niet trots op," ging ik verder, "maar Gewald zou wel zijn verdiende loon hebben gekregen. Het is tenslotte een enorme lul! Maar dat ik Gewald wilde oplichten, maakt mij nog niet tot de moordenaar van Kees?"
"Nee, dat klopt," zei Jansen overtuigd.
"U hebt Kees niet vermoord, dat weet ik zeker."
Het viel me op dat we elkaar ongemerkt waren gaan tutoyeren, maar dat Jansen me nu ineens weer met "u" aansprak.
"Hoe kunt u dat toch zo zeker weten?" vroeg ik en realiseerde me meteen dat dit misschien niet zo'n handige vraag was.
"Het is bijna tijd om te eten," zei Jansen en schoof zijn stoel naar achteren, "ik krijg trek. Ik stel voor dat we terug gaan naar het hotel, daar een hapje eten en vervolgens vertelt u mij nog eens precies wat er daar gebeurde."
"Maar dat weet u toch allemaal al, dat heb ik toch allemaal al verteld?"
"Kijk, dat geloof ik dan weer niet!"