Translate

19 oktober 2013

Het lijk dat sprak: Hoofdstuk 7

De ontdekking

"Waar komt u vandaan?" vroeg Jansen verwonderd.
Hij zat op de vensterbank in het geopende raam te roken. Bezweet stormde ik mijn kamer in. Ik had het hele stuk gerend. In de spiegel zag ik dat mijn haar in de war en er groen en schors op mijn kleding zat.
"Ik ben door het bos gerend," hijgde ik.
"Voor de sport?" vroeg Jansen blijmoedig.
"Nee, om op tijd weer hier te zijn."
"Nou, dat is dan niet gelukt. U bent een half uur te laat. Maar u kennende hebt u daar vast een goed verhaal bij."
Hij schoot zijn sigarettenpeuk naar buiten, deed het raam dicht en ging op een stoel zitten. Ik ging tegenover hem op het bed zitten. De lakens waren verschoond en het bed was opgemaakt.
"Ik heb Tamara en Gewald gezien." sprak ik triomfantelijk.
"Ach, wat een toeval toch weer!"
"Ze hebben mij niet gezien, maar ik heb ze wel horen praten."
"U treft ook het ene na het andere toeval, is het niet? Maar vertel!"
Ik vertelde wat er gebeurd was en wat ik had gehoord. Tamara dacht dat Gewald een flinke som geld had geleend van Kees. Dat kon dus een motief zijn. Jansen leek er echter niet erg van onder de indruk.
"Oké, dus als ik het goed begrijp, heeft u zich verscholen achter de struiken om een privé gesprek af te luisteren?" zei Jansen cynisch.
Ik werd woedend.
"Ik weet niet wat er met u aan de hand is, maar u gaat alweer compleet voorbij aan de inhoud van wat ik zeg. U lijkt mij gewoon niet te willen begrijpen. Steeds als ik u iets vertel, draait u het om of stelt u niet ter zake doende vragen! Wat is dat toch?"
"Meneer Vink," zei Jansen rustig, "ik weet niet of u het zich realiseert, maar het is mijn vak om vervelende vragen te stellen. Het is mijn vak om anders naar de wereld te kijken, om te zien wat anderen niet zien."
"Maar u ziet niet dat die Gewald en Tamara hier gewoon samen door de tuin lopen en zo mooi hun verklaringen op elkaar af kunnen stemmen?"
Jansen glimlachte, haalde een pakje sigaretten uit zijn zak en bood me er een aan. Ik schudde nee. Zelf nam hij er wel een, inhaleerde diep, blies de rook in de richting van de brandmelder en stond toen pas op om het raam open te doen en weer in de vensterbank te gaan zitten.
"Meneer Vink, u kijkt te veel tv," zei Jansen rustig en nam een hijs, "want de werkelijkheid is veel complexer. Pech is niet altijd pech, toeval niet altijd toeval en niet alles is wat het lijkt."
"Wat bedoelt u daar precies mee?"
Nog voor Jansen kon reageren, ging zijn mobiel. Hij had hier blijkbaar wel ontvangst. Hij verontschuldigde zich in stilte en nam op.
"Ja? ... Opmerkelijk! ... Heel bijzonder. ... En bij Geldeburcht? ... Mmm. ... Nou dat weten we dan weer. ... Ja, bij Vink. ... Doeg."
Hij stopte zijn telefoon weg, stond op, liep naar de badkamer, gooide zijn sigaret in de wc en trok door. Waar ging dit telefoongesprek over? Jansen liep rustig naar de stoel en liet zich er min of meer in vallen.
"Er zijn ontwikkelingen," zei hij neutraal, "waardoor u zich moet voorbereiden op een, denk ik, lang gesprek."
"Hoezo? Wat is er dan gebeurd?"
"Laten we eerst nog een keer heel precies nagaan wat er volgens u is gebeurd. U bent tenslotte een belangrijke getuige voor ons," en hij lachte met een glim die ik niet kon duiden.
"U vertelde dat u helemaal niet naar dit seminar wilde...."
Dus vertelde ik nogmaals het hele verhaal. Hoe ik me had laten overhalen om naar het seminar te gaan wat hier gehouden werd. Hoe ik Kees Hendriks, Tamara van Ommeren en Gewald Geldeburcht had ontmoet. Hoe ik merkte dat er iets niet helemaal snor zat tussen die drie. Dat ik daarom eerder bij ze was weggegaan, zodat zij, min of meer op verzoek van Tamara, een en ander konden uitpraten. Dat ik op mijn kamer naar de tv heb zitten kijken en dat 's nachts Kees voor mijn hotelkamerdeur lag met een mes in zijn hals. En ik vertelde nogmaals hoe ik vanochtend tijdens het wandelen Tamara en Gewald had afgeluisterd en er zo was achter gekomen dat Gewald een flinke som geld had geleend van de vermoorde Kees. Dat was mijn verhaal; meer kon ik niet vertellen. En Jansen luisterde alleen maar. Hij knikte af en toe of liet een vaag "mmm" horen.
"Is dat alles?" vroeg Jansen toen ik uitgepraat was.
Ik knikte ja.
Jansen wreef over zijn kin en zei toen plompverloren: "Ik geloof u niet!"
"Ik kan het me toch echt niet meer herinneren," riep ik verbolgen.
"Maar," zei Jansen rustig, "ik geloof gewoon uw hele verhaal niet."
"Waarom niet?"
"U houdt iets voor mij achter."
Jansen sprak kalm en zelfverzekerd.
"Ik weet alleen nog niet precies wat en, nog belangrijker, waarom, maar ... daar kom ik wel achter."
Was dit bluf, of is die Jansen echt zo goed?
"Er zit me net iets teveel toeval in uw verhaal, daar heb ik u al eerder op gewezen. En daarbij de manier waarop u zich gedraagt...."
"Hoe moet ik me dan gedragen volgens u?"
Jansen bleef stil. Ik voelde irritatie opkomen. Hij keek me aan en zuchtte.
"Zojuist heeft Tamara van Ommeren ons verteld dat Gewald Geldeburcht een flinke som geld had geleend van Kees Hendriks. We hadden eerder al het briefje met de schuldbekentenis gevonden."
"Nou, dan weet u toch dat ik niet lieg."
"Het punt is, het klopt niet."
"Wat klopt er dan niet?" verzuchtte ik.
"Zijn handtekening staat er niet op. Het briefje was niet ondertekend. Het was een door Kees Hendriks geschreven briefje, dat staat vast, maar er staat geen handtekening op. En Gewald Geldeburcht ontkent bij hoog en laag, dat hij geld heeft geleend van Hendriks."
"En Gewald gelooft u wel?"
"Nou, toen we dat briefje vonden hebben we een en ander nagetrokken. Er is wel een groot bedrag door Hendriks opgenomen, maar dat is nooit bijgeschreven op de rekening van Geldeburcht."
"Nou, dan heeft Gewald het waarschijnlijk ergens in een oude sok."
"Maar we hebben niks gevonden. Hoe verklaart u dat?"
"Dat u niet goed genoeg heeft gezocht, weet ik veel?"
"Dus u heeft geen idee?"
"Nee natuurlijk niet."
"Ik denk dat u het wél weet!"
"Hoezo?"
"Omdat ú die Gewald bent, Gewald Vink!"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten