Translate

19 oktober 2013

Het lijk dat sprak: Hoofdstuk 3

Het slachtoffer

 
Opgelucht sloot ik de deur van mijn hotelkamer. Het voelde niet goed met dat drietal. Volgens Kees hadden Tamara en Gewald een relatie gehad, maar ik kon het me nauwelijks voorstellen. Waarom zou een mooie, intelligente meid als Tamara iets willen met zo'n zelfingenomen kwal? Aan Kees zelf zat ook een rafelrandje. Het viel even uit zijn rol toen hij ineens fel reageerde op Tamara. En wat had zij nou helemaal gezegd? En waarom had Kees gezegd dat we voor het ontbijt hadden afgesproken?
Ik zag eerlijk gezegd op tegen de volgende dag en overwoog me door een taxi naar het dichtstbijzijnde treinstation te laten brengen en naar huis te gaan, maar eer die taxi hier was en ik vervolgens bij een station, was de kans groot dat de laatste trein al vertrokken was. Nee, het was verstandiger om morgen nog effe het ontbijt mee te pikken en dan alsnog onverrichterzake te vertrekken.
 
Ik zette de televisie aan. Pauw en Witteman. Wat een slecht programma is dat toch. Onbegrijpelijk dat het zo populair is. Die Pauw dat is een karikatuur van zichzelf geworden, het format is al jaren gedateerd, net als de humor van die Witteman! Maar omdat ik de slaap niet kon vatten, keek ik ook naar de herhaling en zag vervolgens, een keer of vier, afwisselend de herhalingen van het 6- en 8-uur journaal voordat ik uiteindelijk de tv uitzette en in slaap viel.
 
Ik werd wakker van gestommel op de gang. Vijf uur! Mijn hemel, hield dan niemand nog rekening met anderen? Kon het niet wat stiller? Ik draaide op mijn zij en trok de dekens hogerop. Zat er nou iemand aan mijn deur? Ik ging rechtop zitten, knipte het bedlampje aan en luisterde ingespannen. Er was geen geluid meer. Het bleef stil. Ik merkte dat mijn ademhaling snel en hoog was. Vreemd. Ik ben geen angstig type, bovendien had ik de deur van binnen op slot gedraaid. Het was nog steeds stil. Had ik eigenlijk wel gestommel gehoord of had ik me dat maar verbeeld? Ik slaap nooit goed in hotels. Ik ben sowieso een slechte slaper en in een vreemd bed slaap ik al helemaal slecht. Dan droom ik ook meer.
Het was nog steeds doodstil. Ik knipte het bedlampje weer uit en zag ineens dat er licht van de gang onder de kamerdeur door kwam. Was dat de hele tijd al zo geweest? Was dat de nachtverlichting? Had dat ook al gebrand toen die Pauw tot twee keer toe dezelfde seksistische grap maakte tegen de enige vrouwelijke gast aan tafel?
Ik stapte uit bed en liep in het donker zachtjes naar de deur. Nee, ik hoorde echt niks. Ik legde mijn oor tegen de deur en luisterde aandachtig. Klik! En op hetzelfde moment verdween de streep licht onder mijn kamerdeur. Ik deed een stap achteruit. Natuurlijk, de nachtverlichting zat op een bewegingsmelder. Als je de gang in liep ging het licht automatisch aan. En als er niets meer bewoog, ging het na een paar minuten ook weer automatisch uit. Er moest dus wel degelijk iemand op de gang zijn geweest.
Ik deed weer een stap naar voren, legde mijn oor opnieuw tegen de deur en bleef een tijdje zo staan. Stilte. Of... Hoorde ik nu iemand zuchten aan de andere kant van de deur? Ademen? Of was ik het zelf? Ik hield mijn eigen adem in en concentreerde me. Hoorde ik het schuren van kleding? Klik! En vanonder de deur scheen weer licht op mijn voeten. Er was iemand op de gang! Dat kon niet anders! Of het was een muis of een rat voor mijn part, maar er bewoog iets! Anders was dat licht toch niet aangegaan?
Voorzichtig deed ik een paar passen terug en keek naar de streep licht die onder de deur door kwam. Ik zag een schaduw bewegen. Er was wel degelijk iemand op de gang. Hoorde ik nu voetstappen en een deur? Verdomme!
De schaduw bewoog niet meer. Ik keek naar de wekkerradiotelefoon die met bloedrode cijfers 5:23 aangaf. En nu? Naar de receptie bellen? Wat moest ik zeggen? Dat er waarschijnlijk iemand door de gang liep? Dit is een hotel! Hier lopen constant iemanden door gangen! Gewoon de deur open maken dan maar? Even voorzichtig kijken? Of toch nog even wachten?
Shit shit shit! Belachelijk dit! Ik stond hier nu al een kwartier te luisteren naar een geluid op de gang. In een hotel. Ik ging terug naar de deur en draaide hem voorzichtig van het slot. In deze stilte maakte dat een flink lawaai. Als zich al iemand aan de andere kant van de deur bevond, zou die dit zeker ook hebben gehoord. Voorzichtig draaide ik de ronde deurknop naar rechts. Meteen voelde ik een lichte druk tegen de deur. Mijn adem stokte. Er was wel degelijk iets aan de andere kant. Doorzetten nu. Ik zette mij schrap. Met een ruk trok ik de deur open! Voor mijn voeten viel het bebloede lichaam van een man op de grond. Zijn hoofd viel met de harde krakende klap achterover. Als ik een vrouw was geweest, had ik gegild. De man bewoog niet. Hij lag half in mijn kamer, zijn onderlichaam en zijn benen nog in de gang. Het was Kees! Zijn ogen waren open en keken in het niets. Hij ademde niet. Ik deed een stap naar voren om de gang in te kijken. Ik zag niets of niemand. Ik zag alleen de met bloed besmeurde wanden en het omgevallen tafeltje met vers fruit. De appels lagen in de gang.
"Kees," zei ik zacht en knielde naast hem neer, wilde hem bij zijn schouders pakken, maar zag toen het mes dat in zijn hals stak. Het bloedde nauwelijks nog.
"Kees!" riep ik harder.
"Kees!"
Ineens slaakte Kees een rochelende zucht. Ik schrok en viel naar achteren, tegen de deur die daardoor hard tegen de muur stootte. Ik kroop overeind. Hij leefde nog!
"Rustig blijven liggen Kees, ik ga 112 bellen," riep ik met overslaande stem.
Vanuit de gang keek een mij onbekende man met grote ogen aan.
"Bel 112, bel 112!" riep ik de man toe.
Hij verdween en ik hoorde hoe hij de kamer naast mij in ging en telefoneerde.
Kees rochelde weer. Het leek of hij probeerde wat te zeggen. Ik boog voorover naar zijn bebloede gezicht. Hij hoestte en ik voelde spetters in mijn gezicht. Er kwam een gorgelend geluid uit zijn mond. Ik zag de angst in zijn ogen. De buurman stond weer in de gang.
"Ze komen er aan," zei hij onzeker.
"Wat is er gebeurd?"
Maar ik had geen aandacht voor hem. Kees ademde heel zwak. Ik zag het leven langzaam uit hem wegvloeien. Nooit eerder had ik iemand zien sterven. Er kwamen mensen de gang in rennen. Het was ineens druk en er was lawaai. Overal waren mensen. Ik hoorde een sirene. Iemand pakte mijn arm en trok me weg. Ik stond nu in de gang tussen de mensen, in mijn onderbroek. Ik zag mensen over Kees heen gebogen. Ambulancebroeders trokken aan hem, duwden op hem. Er kwam een raar geluid uit zijn mond. Alsof hij sprak, nog iets zei. Kon een dode spreken? Iemand had nog steeds mijn arm vast. Een stem zei "Komt u maar" en ik werd aan mijn arm meegenomen, een trap af, een kamer in. Ik zag mezelf in de spiegel. Er zat overal bloed. Bloed van Kees.
"Ga maar zitten," zei de stem. Ik voelde iets prikken in mijn arm en zag lichtflitsen.
"Bent u gewond?" vroeg de stem.
Ik schudde als in een reflex met mijn hoofd. Ik werd betast.
"Gaat u maar even liggen," zei de stem en met zachte hand werd ik naar achteren geduwd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten