Translate

24 december 2010

lekker rustig

Er was niets in het huis van de familie Staalstra waaraan je kon zien dat het morgen Kerstmis zou zijn. Er stond geen kerstboom, er hing geen kerstster voor de ramen, en ook de gezellige kerstprullaria ontbraken. Zelfs het weer buiten deed eerder denken aan oktober dan aan december: het miezerde. Toch had het gezin Staalstra er veel moeite voor gedaan om dit jaar een gezellige, doch bijzondere Kerst te kunnen vieren.

Toen Gerda als eerste wakker werd van de wekker, realiseerde ze zich onmiddellijk dat het vandaag 24 december was en ze was meteen klaar wakker. Er was vandaag nog veel te doen. Ze porde haar man Jochem een paar keer in de zij, maar zoals gebruikelijk reageerde hij daar nauwelijks op.
"Opschieten nou! Je moet met de bus vandaag," zei ze luid terwijl ze het dekbed terugsloeg.
"Oh ja," kreunde Jochem.

De afspraak was als volgt. Jochem zou die dag met de bus naar het werk gaan, zodat Gerda de auto had. Zij zou dan met de kinderen de laatste kerstinkopen doen en vervolgens naar het huisje in de Achterhoek rijden, dat ze speciaal voor de Kerst hadden gehuurd. Terwijl Jochem de laatste werkdag van het jaar beleefde, zouden Gerda en de kinderen het huisje versieren. Na het werk, zou Jochem met de bus naar Winterswijk reizen, waar hij dan tegen zeven uur door Gerda zou worden afgehaald, opdat hun Kerst kon beginnen. Lekker rustig.

"Rij je voorzichtig?" zei Jochem, voordat hij de deur uit ging.
"Nee, ik rij als een gek!" was de verongelijkte reactie van Gerda.
"En schiet nou maar op; je moet de bus halen."
"Die hoef je niet te halen, die komt vanzelf."
"Ga nou maar," sprak Gerda rustig, en ondertussen duwde ze Jochem zachtjes over de deurdrempel naar buiten.
Ze gaven elkaar nog een kus, ze keek hem nog even na, zwaaide nog een keer, maar toen deed ze haastig de deur dicht, want er was nog veel te doen.
De kinderen, Marco van elf en Leontien van dertien, waren inmiddels uit bed gestapt en voerden voor de badkamer hun dagelijkse "discussie" over wie er nu als eerste in mocht.
"Marco gaat eerst!" riep Gerda naar boven.
"Waarom?" riep Leontien bozig.
"Omdat jij er altijd veel te lang over doet," riep Gerda.
"Nou hoor je 't zelf," hoorde ze Marco tegen zijn zus zeggen.
"Schiet op nou, Marco!" riep Gerda kordaat.
"En als je klaar bent, kom je meteen naar beneden, want dan kan je me helpen de koffers in de auto te zetten."
"En dan hoeft Leontien zeker niks te doen?"
"Die moet zich wassen en aankleden. Da's voor haar ook een hele klus," mompelde Gerda zacht in zichzelf.
"Wat?," riep Marco.
"Dat jullie niet zo moeten zeuren, maar opschieten!"

Voor Jochem werd het een rustig dagje. Meer dan de helft van de mensen was niet op kantoor, zodat hij nu eens eindelijk tijd had voor de dingen die er normaal bij inschoten. Die middag was hij in gedachten nog wel even bij Gerda, die het nu waarschijnlijk drukker had dan hij. Maar ja, hij had dit jaar geen vrij kunnen krijgen. Echt erg, vond Jochem dat nou ook weer niet, want hij had een hekel aan het opzetten van de Kerstboom. Och, als dat ding eenmaal stond, dan vond ook hij het best gezellig, maar voor het optuigen was hij duidelijk niet in de wieg gelegd. Wie had toch ooit bedacht dat een stervende boom in je kamer zetten, weleens gezellig kon zijn? En wie realiseerde zich nog waar Kerstmis eigenlijk om draaide?
Als vanzelf kwamen er dichtregels bij hem op. Dat had hij heel z'n leven al gehad, maar de laatste jaren kwam het er gewoon niet meer van om het ook daadwerkelijk op te schrijven. Maar omdat het zo rustig was, en de telefoon toch niet wilde rinkelen, schreef hij de regels nu wel op, kraste ze weer weg, gebruikte andere woorden, herschreef het weer, bedacht iets anders, draaide het om .... Het was al bijna half vijf, toen Jochem voldaan een punt zette achter de laatste regel en las het hele gedicht nog eens over.


Het is vijf uur; het wordt al donker.
De kerstdagen voor de deur.
Het is vrij koud; het vriest maar sneeuwt niet.
In de lucht hangt dennengeur.


Taxi's. Treinen. Bussen vol.
Auto's. Vertraging. Wat kan je?
Pakjes. Pakken. Tassen vol.
Salades. Konijn en champagne.


Het is acht uur; het is al donker.
De kerstavond voor de deur.
Het is vrij koud. Het sneeuwt nog steeds niet.
In de lucht hangt koffiegeur.


Stoelen. Banken. Kamers vol.
Kwissen. TV-shows. Wat zal je?
Zoutjes. Nootjes. Zakken vol.
Gezellig. Gebroddel. Rapalje.


Het is tien uur en aardedonker.
De kerstnacht staat voor de deur.
Het is bar koud; het is gaan waaien.
In de lucht hangt kaarsengeur.


Hangen. Suffen. Dommelen.
Drukte. Te druk, dus wat dacht je?
Snibbig. Kribbig. Korzelig.
Dit wordt me een heilig nachtje.


Herders op de velde, hoort d'engelen zingen verblijd.
't Kindje is geboren, in deze nacht vol majesteit.
Gaat naar gindse stalle en zingt daar dit hemelse lied.
D'herders telden schaapjes, maar gingen uiteindelijk niet.


Het is twaalf uur. De kerk is donker.
Geen orgel en geen koor.
Het is er koud. Er komt geen mens meer.
In de lucht hangt,
naast het kruisbeeld,
aan een waslijn,
de pastoor.



Ja, zo is het, dacht Jochem. Niemand weet meer waar het om draait. Wie heeft er nu nog tijd om naar de kerk te gaan? Alles moet maar vlug, vlugger, vlugst en nog vlugger. Het was toch geen wonder, dat de kwaliteit van het leven daar ernstig onder te lijden had? Hoe jachtiger het leven wordt, hoe oppervlakkiger. Je moet maar door, door, door. Je hebt gewoon geen tijd meer om stil te staan bij de dingen die echt belangrijk zijn! Terwijl de Kerst nu juist een moment zou moeten zijn dat je je eens bezighoudt met de minder wereldse zaken, is iedereen maar druk met cadeautjes en eten. En maar rennen en vliegen en ....

"Shit!", riep Jochem ineens hardop.
Nu zag hij pas dat het al half vijf was geweest. Als een razende gek gooide hij het schrijfblok in de la van het bureau en trok z'n jas aan. Hij moest nu verschrikkelijk opschieten, anders zou hij de bus missen en er reed er maar eentje per uur.
Hij rende de gang door, maar halverwege stopte hij. Had hij het licht wel uitgedaan en z'n computer? Zou hij terug rennen? Nee, hij had geen tijd. Hij moest opschieten.
"Ha, Jochem. Zeg, nog hele fijne Kerstdagen en een gelukk.........", zei een collega vriendelijk.
"Ja, jij ook," zei Jochem hem snel onderbrekend.
Zonder de man ook maar even aan te kijken, of nog te groeten, draaide Jochem zich van hem af en rende de gang verder door, de hal in.
"Prettige Kerstdagen Joch....," hoorde Jochem de portier nog zeggen, maar het drong niet tot hem door. Hij zei niets maar rende door naar buiten.
Voor het gebouw stond Jochem even stil. Welke kant moest hij nu op? Naar het station? Of toch naar de brug? Waar had hij de meeste kans de bus nog te halen?
"Die hoef je niet te halen, die komt vanzelf," flitste er door hem heen, alsof er in z'n hoofd een bandje werd afgedraaid.
Het station, dacht hij. Ik moet naar het station! En hij rende door de stad, dwars door de laatste groepen rustig winkelende mensen met volle tassen. Volle tassen. Hij was zijn tas vergeten. Zijn tas met de buskaart lag nog op kantoor. Tijdens het rennen voelde hij aan zijn achterzak of hij z'n portemonnee wel bij zich had. Met z'n elleboog, botste Jochem tegen enkele mensen op.
"Kijk toch uit!" riep hij korzelig. Zagen ze hem dan niet? Hadden ze dan niet eerder kunnen gaan winkelen, dacht hij kribbig.
Hij rende door. Dan moest hij in de bus maar een kaartje kopen. Langs de kerk. Er hing een groot bord op de deur "Nachtmis 10.00 uur!", maar hij zag het niet. De portemonnee had hij wel bij zich.
Nu moest hij hier oversteken, maar het was te druk. Het zweet stond hem op het voorhoofd. Daar zag hij de bus al aankomen in de verte. Hij kon het nog halen, als hij die straat hier maar over kwam. Waar moeten al die mensen toch naar toe? dacht hij kwaad.
Ja! Een gaatje! Jochem rende de straat over. Een auto moest flink remmen. Er klonk getoeter.
"Ach, val toch ..." riep Jochem en rende door.
Daar ging de bus hem voorbij. Jochem zag de halte. Er stond bijna niemand! Waarom stond daar nou bijna niemand? Nu was de bus zo weg. Hij zag hoe de deuren open gingen. Hij zag hoe de mensen naar binnen gingen. Hij zag hoe de deuren dicht gingen. Hij was bij de achterkant van de bus. Buiten adem klopte hij op de bus. De bus begon te rijden. Jochem sloeg met de vlakke hand hard op de deur. De chauffeur keek recht in zijn verwilderde ogen ....

"Wat een haast meneer," zei de chauffeur toen Jochem hijgend voor hem stond.
"En dat op Kerstavond!"

Salvatore Cocco

01 december 2010

antwerpen

Het eerste zonlicht raakt mijn huid
en wekt mij zacht en stil.
Zij slaapt nog vast. Ik kijk naar haar
en weet dat ik haar wil.

Ze ademt rust en regelmaat.
Dan draait ze zich wild om.
Ze kijkt me aan en glimlacht lief.
Haar arm gebaart van kom.

Als zij mij in haar armen sluit
en’t langzaam lichter wordt,
denk ik, ja zelfs een eeuwigheid
bij haar is nog te kort.

Salvatore Cocco