Translate

25 september 2018

puber van 60

Als opgroeiend mens leer je steeds meer dingen te kunnen. Als pasgeborene kan je alleen slapen, eten, poepen en natuurlijk krijsen. Maar later leer je ook lachen, draaien, kruipen, staan, lopen, je poep en plas ophouden tot een geschikt moment, praten enz. enz. En iedere keer als je er weer wat bij hebt geleerd, ben je blij en trots en wil je het zo vaak mogelijk doen als maar kan. Daarom lachen kinderen ook veel meer en praten ze de hele dag door. Ze rennen en springen en klauteren, gewoon omdat het kan. Een kind wat heeft geleerd iets zelf te doen, zal zich dan ook niet graag laten helpen.
“Kannik zef weh.” zal het bij iedere hulppoging uitroepen om vervolgens weer bezig gaan zijn laarsjes verkeerd om aan te trekken. Nee, als je als kind iets zelf kan, wordt assistentie niet gewaardeerd en zijn ze totaal ongevoelig voor de haast die je als ouder hebt.
“Kannik zef wehheh!”
Afwassen, onkruid wieden, timmeren, koken, schilderen, alles willen ze leren en zelf kunnen en zelf doen.

Zodra de pubertijd zijn intrede doet, is het echter gedaan met de pret. Dan is alles dom, zinloos en belachelijk ouderwets. Ze zijn ervan overtuigd, dat ze de dingen die ze op school leren, in hun latere volwassen leven, nooit nodig zullen hebben. Tijdverspilling.
Om ze hun jas aan de kapstok te laten hangen, moet je wijzen op de mogelijkheid van deportatie naar Noord-Korea en om ze nog een keer aan de afwas te krijgen moet je op z’n minst een kogel op hun kussen leggen.
Maar ook dat gaat voorbij. Langzaamaan gaan ze je weer begrijpen. Soms moeten ze daarvoor eerst een poosje of poos het huis uit zijn, maar er komt een moment dat je denkt: “Hij heeft het toch allemaal goed in het snotje!”

Dát is echter het moment waarop je zelf in een soort van tweede pubertijd geraakt. Waar eerst jeugdpuistjes je gezicht ontsierden, zijn het nu rimpels. De kinderen zijn de deur uit; die hebben hun draai wel gevonden. Je houdt maandelijks nog wat geld over, want je hebt in je hele leven nog nooit zoveel verdient. En je bent nog maar met z’n tweeën. Dus waarom zou je nog zelf boodschappen doen? Die laat je toch gewoon bezorgen? Waarom zelf nog je huis schilderen? Daar heb je toch schilders voor? En wat kost zo’n tuinman nou, zwart? En dat vloertje, dat laat je toch leggen? Alles wat je hebt geleerd, laat je door een ander doen. Je wordt lui, hebt overal maling aan, het boeit je niet meer wat mensen van je denken, want je bent niemand een verklaring schuldig. Je doet gewoon waar je zelf zin in hebt; je hebt lang genoeg naar de onvoorspelbare nukken van anderen geleefd. Puber!

Tja, en wat er daarna gebeurd, dat kan ik je helaas niet zeggen. Zo oud ben ik nog niet. Over een jaar of twintig zal ik je verder informeren, maar voor nu, geniet ik van de fase dat het me allemaal geen bal meer interesseert.

Succes!
Salvatore

13 september 2018

de pedante pedalist

Het doet me heus geen plezier en ik zeg het niet graag, maar geen mens ter wereld liegt zo vaak als een fietser. En iedereen weet het, maar niemand durft het te zeggen. Fietsers zijn onverbeterlijke leugenaars. Kijk maar naar de wielersport.
"Nee, ik heb echt geen doping gebruikt!"
"Nee, stimulerende middelen, daar houd ik mij verre van!"
En keer op keer, stuk voor stuk, worden we weer in hun oprechtheid teleurgesteld. Al is de fietser nog zo snel, de leugen achterhaalt hem wel.

Maar erger nog zijn al die mensen die zogenaamd "dagelijks" op de fiets naar het werk komen. Die liegen! Die rijden helemaal niet iedere dag op de fiets naar hun werk. Hoe komt het anders dat bij regen de wegen plotseling overvol zijn met extra auto's? Omdat al die fietsers helemaal niet iedere dag de fiets pakken. Bij het minste of geringste spatje nemen ze al hun toevlucht tot de zelfrijdende, overdekte vierwieler. Ik, autorijder van geboorte, neem gewoon altijd de auto! Ook al schijnt de zon nog zo hard en is het nog zo windstil, ik stap keurig in mijn auto. Als ik zeg dat ik altijd met de auto kom, dan kom ik ook altijd met de auto. Daar kan je op rekenen! Ik ga dan niet ineens de fietsenstalling van de fietsers overvol maken door onverwacht toch op de fiets te komen. Maar andersom doen zij het wel. Dan planten zij hun auto op jouw plek, die onbetrouwbare sujetten!

Bovendien, zijn het tegenwoordig vaak helemaal geen fietsen meer waarmee zij rondtoeren. Het zijn als fiets vermomde brommers. Moderne mobiletten. Ze hoeven amper zelf te trappen. Zo'n ding rijdt als vanzelf naar het werk. Maar dát is geen fietsen meer, dat is brommer rijden. Sterker, ze gaan nog harder dan een brommer. Levensgevaarlijk! En ondertussen maar klagen over al die andere weggebruikers, maar zelf geen poot uitsteken.
En dan dat pedanterige toontje als ze je vragen waarom jij niet op de fiets komt.
"Ik woon nog verder weg dan jij en ik kom iedere dag op de fiets. Waarom kom jij niet op de fiets?"
Omdat ik vijf dagen in de week werk en geen drie zoals jij. Daarom!

Echt, we kunnen in het vervolg beter spreken van 'fietserslatijn'.
"Hoe lang fiets je daar nou over?"
"Oh, tien minuutjes of zo."
Fiets je zelf die afstand, doe je er een half uur over! Hoe dan?!
En datzelfde geldt ook al voor Google Maps! Als je met de auto gaat, klopt de opgegeven reistijd prima, maar als je 'm instelt op 'fiets', dan gaat ie liegen. De fietstocht duurt 13 minuten, beweert ie dan. Maar dan houdt hij blijkbaar geen rekening met stoplichten en onbenullig manoeuvrerend ander verkeer. Ben je zomaar ineens weer een half uur onderweg en een kwartier te laat op de afspraak met je psych. En geef dan Google Maps maar eens de schuld. Krijg je er gelijk weer een paar extra sessies bij á 150 euro per uur. Een uur wat overigens geen uur is, maar 50 minuten. Die liegen al net zo hard als fietsers.
Da's trouwens al net hetzelfde als bij de genoemde bereidingstijden van recepten. Staat erbij "Lekker snel en makkelijk, in 20 minuten klaar". Nou, ik vraag me af of die receptenschrijvers wel klok kunnen kijken. Eerst ben je al drie kwartier bezig om alles te wassen, schillen en snijden en dan moet die hele zooi ook nog eens 40 minuten in de oven! Hoezo, 20 minuten?

En wat te denken van al die fietsclubjes waarbij buikige mannen op leeftijd, zoals ik, gestoken in kekke korte kloteknellers en bolle truitje, vol met sponsornamen (zodat ik me afvraag "wat denk je nou zelf, dat wij denken dat zij jou sponseren?"), in grote groepen, fietspaden, dijken en n-wegen onveilig maken op veel te dure fietsen. Die houden niet alleen ons, maar ook zichzelf voor de gek. Alsof een 200 gram lichtere fiets iets uitmaakt bij 30 kilo overgewicht.

Maar goed, ik heb genoeg gezegd. Het taboe is doorbroken. Nu is het aan de politiek om de maatschappelijke discussie aan te zwengelen. Het moet maar eens afgelopen zijn met al die liegfietserij. Amen, al zeg ik het zelf.

Lieve groetjes,
Salvatore

08 september 2018

Abrikoos

Zijn naam was Koos. Ik zag hem vrijwel iedere dag als ik op weg naar school langs de bushalte fietste. Zijn bus kwam pas tegen negen uur, maar hoe hard het ook regende, waaide of vroor, als ik er langs reed, meestal zo rond een uur of acht, stond hij er al, in het bushokje, de abri. Daarom werd Koos in ons dorp Abrikoos genoemd.

In ons dorp had eigenlijk iedereen wel een bijnaam. En die waren voor buitenstaanders vaak maar moeilijk te herleiden. Dus niet dat lange Jan ook Lange Jan werd genoemd. Onze Jan werd De Roepert genoemd. Hij was weliswaar meer dan twee meter lang, maar dat was te gemakkelijk voor een goede bijnaam. Nu had Jan de gewoonte om als hij over een menigte kijkend iemand in de verte zag aankomen, daar melding van te maken. “Kiek, doar hej Rooie Willem!”. Er was echter niemand anders die zo over een menigte heen kon kijken. “En hij is nie alenig ook nie, kiek!” Dat irriteerde en dus werd hij smalend De Roepert genoemd. Er was wel iemand anders die De Lange werd genoemd, maar die was van gemiddelde lengte. Hij werd De Lange genoemde, omdat hij een hele lange ladder had, waardoor je ook de zolderramen van buiten kon wassen. En Rooie Willem had geen rood haar, maar was openlijk communist. Gelet op het aantal stemmen dat de partij kreeg, moesten er meer zijn, maar allen Willem durfde er in ons dorp voor uit te komen.
De postbode heette zelf Henk, maar werd uiteraard Gerrit genoemd, naar Gerrit de Postduif uit de Fabeltjeskrant. De Bolle had een normaal postuur, maar werd naar onze dorpse maatstaven nogal opschepperig gevonden, terwijl hij volgens zeggen “nog geen nagel had om aan z’n reet te krabben”.
Ja, de bijnamen in ons dorp waren best bijzonder.

Abrikoos was niet helemaal goed, zei men, maar als jongetje van 8 kon ik niet bedenken wat er dan niet helemaal goed was aan Abrikoos. Ik kende ‘m al mijn hele leven, hij woonde twee huizen verderop, bij zijn ouders, net als ik. Dat hij al in de 40 was, had voor mij geen betekenis. Voor mij was het altijd al zo, dus normaal.
Abrikoos werkte, zoals alle grote mensen, dus ook dat was normaal. Hij werkte op de werkplaats, zei men. Wat hij daar deed, kon eigenlijk niemand me vertellen. Maar ja, als ik aan mijn vader vroeg wat voor werk hij deed op de fabriek, werd ik van zijn antwoord ook niet veel wijzer. “Ik ben draaier.”
Abrikoos was altijd heel vriendelijk. Als hij terugkwam van zijn werk, liep hij altijd langs ons huis. Dan bleef hij net zolang voor ons raam staan, totdat wij hem zagen. Dan zwaaiden we naar elkaar en liep hij verder. Het gebeurde ook wel eens dat we de tijd niet zo in de gaten hadden. Soms stond hij wel een kwartier voor ons huis, naar binnen te kijken. Maar hij bleef net zolang staan, totdat wij gezwaaid hadden. Bij erg slecht weer moest ik daarom van mijn moeder tegen vijf uur op de knieën op de bank voor het raam gaan zitten. Als ik hem zag riep ik luid: “Ja, komen!” en dan kwamen pa en ma snel aan lopen om te zwaaien.

Pas toen ik naar de middelbare school moest fietsen en hem ‘s ochtends bij de bushalte zag staan, werd me duidelijk wat “niet helemaal goed” inhield. En eigenlijk kwam dat nog niet eens uit mezelf. Het kwam door klasgenootjes uit andere dorpen, die soms met mij opfietsten. Die vonden Abrikoos maar raar. Dat Koos hardop in zichzelf rare dingen zei of zelfs vloekte, vonden zij eng. Dat soort dingen waren voor mij echter normaal, maar doordat zij het opmerkten, begon ik me te realiseren dat het niet zo normaal was.
“Hij is niet helemaal goed,” zei ik tegen een klasgenoot uit Schalo, “maar hij is verder heel aardig.”
“Ja, zoiets zeggen ze ook van blaffende honden, maar die bijten heus wel,” zei hij resoluut.
Maar iedere morgen als ik langs “zijn” abri fietste dan zwaaide hij en riep me toe: “Goed leren hè, anders moet je ook naar de werkplaats!”. Iedere dag weer. En ik stak dan mijn hand op en zwaaide: “Huj!”. Iedere dag weer.

Heel langzaamaan gingen ook mijn vriendjes Abrikoos grappig vinden. Vooral het vele in zichzelf praten wat hij deed, was aanleiding tot veel hilariteit. Abrikoos, dat vermoedde ik tenminste, dacht altijd hardop. Daar zat geen rem op. Al zijn gedachten sprak hij uit, zo leek het. En zeg nou zelf, niet al je gedachten zijn geschikt voor publicatie. Dus als er iemand langskwam die Abrikoos niet mocht, kon je zomaar ineens “Vieze teef” uit zijn mond horen komen. Daar moesten wij, mijn vriendjes en ik, dan erg om giechelen.

Ik was 16, zat inmiddels halverwege het laatste jaar van de HAVO en buiten vakanties om had Abrikoos me iedere ochtend en avond toegezwaaid. Het was een zekerheid geworden. Iets waar je op kon rekenen. Abrikoos sloeg nooit over. Op koude of regenachtige dagen keek ik nog steeds door het raam en riep: “Ja, komen!” als ik ‘m zag. Op de maandag na de kerstvakantie fietste ik, zoals na iedere vakantie, met angstige spanning naar school. Na een vakantie voelde het altijd net alsof ik helemaal opnieuw moest beginnen, alsof ik voor de eerste keer naar school ging, alsof ik onbekend was met wat me te wachten stond. De enige zekerheid was Abrikoos. Als hij het kon, kon ik het ook. Maar Abrikoos stond die ochtend niet in zijn bushokje. Die avond stond hij ook niet voor ons raam. Ik vroeg mijn moeder of zij wist wat er met Koos was, maar zij wist het niet. Ze was er vandaag amper uit geweest en had ook niemand gesproken, zei ze. Maandag hè, druk met de was. Ze zou het morgen eens vragen.
“Ik denk dat ie nog vrij heeft,” zei ze, maar dat leek me onwaarschijnlijk. Buiten de vakanties om had Koos nooit vrij.
“Ik denk eerder dat ie ziek is,” zei ik en ging naar mijn kamer. Wat een rotdag!

De andere dag trof ik Koos weer niet in zijn Abri en toen ik na de lessen thuiskwam was mijn moeder er ook al niet. Er lag een briefje op tafel.
“Ben even weg. Ma”
Ja, dat ze weg was, had ik al gemerkt. Daar had ik dat briefje niet voor nodig. Maar waar was ze en hoe laat kwam ze terug? Dat was de informatie die op het briefje had moeten staan.
Geërgerd gooide ik mijn tas, schoenen en jas in de gang en wilde net zelf thee gaan zetten toen de keukendeur open ging.
“O, ben je er al?” vroeg mijn moeder verbaast.
“Nee, ik zit nog op school,” zei ik en zuchtte. Hoe kon ik weten dat wat ik toen beschouwde als dom en kortzichtig vooral het gevolg was van mijn tot ontwikkeling gekomen pubertijd?
“Ik was even bij de moeder van Koos,” zei ze en hing ondertussen haar jas op.
“Nou, vertel dan verder,” zei ik ongeduldig.
“Ja, het gaat niet goed met Koos.”
Aan haar stem hoorde ik wel dat het hier niet om een griepje ging.
“Hij is opgenomen in het ziekenhuis.”
En daar aan de keukentafel hoorde ik voor het eerst, dat Koos eigenlijk altijd al ziek was geweest. Koos had suiker en medicijnen voor zijn lever. Zijn hart en bloedvaten waren slecht en nu waren ook zijn nieren ermee opgehouden. Het lichaam was echter zo zwak dat dialyse niet meer mogelijk was. Koos zou snel sterven.
“En dat,” besloot moeder, “is maar beter ook. Wat heeft zo’n jongen nou?”
Ik was verbijsterd! Wat is er “beter” aan een vroege dood? Daar, aan die keukentafel, werd ik op slag minder kind. Ik voelde verdriet en machteloosheid en woede. Allemaal tegelijk. Maar ik voelde ook schuld. Had ik soms niet met tegenzin staan zwaaien als Abrikoos alweer voor ons raam stond? Had ik me soms niet ook geschaamd voor hem, als ik, met vriendjes op pad, hem ergens in de stad tegenkwam? Had ik hem soms niet ook ontweken? Had ik hem niet ook belachelijk gemaakt soms? Had ik niet vaker gewoon aardig voor hem kunnen zijn?

Koos werd in besloten kring begraven. Daar hoorden wij niet bij. Ik denk dat het hele dorp was uitgelopen als het anders was geweest. En misschien was dat wel juist verstandig. Heel zijn leven had Koos in een soort poppenkast geleefd. Hij was een bezienswaardigheid, iedereen reageerde op hem, nam beslissingen voor hem, zei wat ie wel of niet moest doen. Hij was heel zijn leven altijd van iedereen geweest. Maar nu, nu was hij eindelijk van zichzelf. En daar hoorde niemand bij.

04 september 2018

Vrienden noemen me 21jjnqcq6wjbpgyxikj763lrq

Gisteren, of eigenlijk vorige week ergens, of misschien is het al wel twee weken terug, ja ik weet de datum niet meer zo precies, en wat doet het er ook toe, dus hou er nou eens over op!

Eh, wat wilde ik zeggen? Oh ja! Enige tijd geleden, toen ik Spotify opende.... Ja, dit gaat over dus Spotify. Naar verluidt de grootste aanbieder van 'streaming music' in Europa. Het gaat dus niet over Apple Music, want dat heb ik helaas niet. Dat komt omdat wij, mijn vrouw en ik, wij delen een 'family account' op Spotify. Ja, zij gebruikte Spotify al een tijd, had al veel afspeellijsten samengesteld en had dan ook geen behoefte om op Apple Music over te stappen. Dat kan ik wel snappen, dus dat doe ik dan ook. En ik ben natuurlijk een echte Hollander dus koos ik ervoor om geld te besparen en over te stappen op Spotify. Want zo’n 'family account' is een stuk voordeliger dan twee aparte. Dat geldt natuurlijk ook voor een familie account bij Apple, maar mijn vrouw weigerde dus de overstap te maken naar het veel completere Apple Music. Maar zoals ik al eerder zei, dat kan ik wel snappen, dus dat doe ik dan ook.

Eh, wat wilde ik zeggen? Oh ja!  Dus onlangs, toen ik de Spotify-app opende op mijn iPhone (Apple) merkte ik op dat mijn naam weg was. Ik kon niet meer zien ie ik was. Natuurlijk weet ik elf wel wie ik ben, maar meestal zie je je eigen naam als je ergens inlogt op je account. Met "Welcome Salvatore Cocco" of "Welcome SalCocco61" laat de aanbieder je weten dat ie blij is dat je van zijn service gebruikt maakt. Nou, Spotify verwelkomde mij met "Welcome 21jjnqcq6wjbpgyxikj763lrq". ???

Ik googelen en daar vond ik de verklaring. Eerder logde ik in op Spotify met mijn Facebook account, maar omdat ik Facebook heb verlaten en nu weer gewoon inlog met mijn e-mailadres en wachtwoord, heeft Spotify mij, helemaal gratis, een compleet nieuwe naam gegeven. Niet mijn facebooknaam, maar een door Spotify zelf bedachte gebruikersnaam, 21jjnqcq6wjbpgyxikj763lrq. Spotify zegt hierover: "Omdat we de Spotify-ervaring willen verbeteren, worden de gebruikersnamen nu automatisch gegenereerd." ???
Hoe zorgt 21jjnqcq6wjbpgyxikj763lrq er voor dat ik meer plezier beleef aan Spotify? Hoe is een e-mail beginnend met de aanhef "Beste 21jjnqcq6wjbpgyxikj763lrq," gebruikersvriendelijker? Wat denken ze daar bij Spotify? We zijn allemaal nummers dus nummers zullen we zijn?

Desgevraagd antwoordde Spotify dat ik een nieuwe account kon aanmaken en dan een eigen profielnaam kon toevoegen. Die zou dan in de app te zien zijn. Het was echter niet mogelijk in een bestaande account je profielnaam te wijzigen. Ook was het niet meer mogelijk om afspeellijsten van je account mee te nemen naar je nieuwe account. Maar ik kon natuurlijk in mijn nieuwe account wel weer nieuwe afspeellijsten aanmaken. Dus, zij veranderen mijn naam, zonder mij ook maar iets te melden of te vragen, en als ik mijn naam terug wil, moet ik helemaal overnieuw beginnen! Hoe verbetert dat mijn Spotify-ervaring? Waar zit mijn voordeel? Wat heb ik verkeerd gedaan?

Ik weet wel wat ik verkeerd heb gedaan. Ik verkoos goedkoop boven gemak. Ik verkoos goedkoop boven kwaliteit. En ik heb er spijt van! Ja, ik weet, er zijn programmaatjes waarmee je de lijsten van de ene naar de andere streamingdienst kan overzetten, maar dat gaat zo vaak mis, dat je er toch nog heel veel werk aan hebt.
Daarom geef ik ze nog één laatste kans, die sukkels van Spotify. Ik verwacht dat ze bij zinnen komen en het mogelijk maken om ook in bestaande accounts je profielnaam te wijzigen. Maar als dit niet binnenkort verandert, ga ik terug naar Apple Music. En met 'binnenkort' bedoel ik de komende dagen. (Of weken of maanden, ik weet niet precies wanneer de maat vol is en ik terug ga naar Apple Music, dus hou er nou eens over op!)

Groetjes,
21jjnqcq6wjbpgyxikj763lrq