Translate

28 januari 2012

Op de bus

Afgelopen dinsdag was het dan zover. Waarschijnlijk geïnspireerd door het TV-programma "Terug naar de werkvloer" had onze directie, in al haar wijsheid, besloten dat het goed zou zijn voor ons, als wij ook zoiets zouden doen. Dus namen ze een extern bureau in de hand om deze gedachte uit te werken, het geheel te organiseren en de uitvoering te begeleiden. Wat de opdracht voor dat bureau precies is geweest, weet ik niet, maar het resultaat was, dat het hoogste management een dag lang moest meedraaien op de werkvloer. Echter niet in zijn eigen afdeling, nee, in een totaal andere afdeling, in een totaal andere organisatie! Wat was hier de diepere gedachte achter? Wat was het doel? En waarom deed de directie er zelf niet aan mee? Ik kan je zeggen, het is ons tot op de dag van vandaag onduidelijk gebleven. Het enige wat wel duidelijk werd gemaakt: deelname is niet vrijwillig, het is verplicht! En het is in het kader van de managementsontwikkeling, conform de afspraken met de vakbond. Dus het ging daadwerkelijk zo gebeuren, en afgelopen dinsdag was het dan zover.

Terugkijkend weet ik niet meer precies hoe de keuze tot stand is gekomen - het hele project boeide me voor geen meter - maar ik reed een dagje mee met een buschauffeur. Als ik de media mag geloven, is dat nog een riskante aangelegenheid ook, dus mijn vrouw stelde voor om tijdig mijn levensverzekering te verhogen. De afspraak werd gemaakt, en zo stond ik afgelopen dinsdag om vijf uur in de ochtend voor "de remise", want zo noemt men de garage waar de bussen overnachten. Ik zou een vroege dienst meedraaien met ene "Frederick Arnoldus Arnoldussen, een ervaren chauffeur die al heel wat jaartjes meedraait," zo vermeldde de uitnodiging van de door de directie ingehuurde deskundige externe organisator.

"Zeg maar Frits," zei een stem achter mij. Ik draaide me om en keek recht in het vrolijke gezicht van een zestiger die met uitgestoken hand achter mij stond. Ik schudde zijn hand en antwoordde bevestigend op zijn vraag of ik die bobo was die vandaag zonodig moest meerijden.

Frits, zoals Frederick Arnoldus Arnoldussen genoemd wilde worden, was al meer dan 40 jaar buschauffeur en nu was hij aan zijn laatste jaar bezig. Nog zes maanden en dan ging hij vervroegd met pensioen. Hij vond het werk nog altijd fantastisch en hij melde trots dat in zijn bus nooit gedonder was geweest. Volgens Frits lag dat aan zijn menselijke manier van benaderen van mensen. Honden, daar had ie de schurft aan. Die kwamen zijn bus niet in! Voor je het weet gaan ze kotsen en wie zat er dan de hele dag in de stank? Fritsie! Op mijn vraag hoe hij er dan voor zorgde dat er geen honden in zijn bus kwamen, zei hij simpel: Doorrijden!

Volgens het rijschema dienden we 10 voor half 6 te vertrekken om tijdig bij de eerste halte, door Frits het eindpunt genoemd, te staan. Maar eerst was er koffie. Ik kreeg een "bloedhete vochtige bruine" in een plastic bekertje. Volgens Frits was dit koffiestroop aangelengd met water, net als die Nespressozooi van die Amerikaanse gluiperd. Hoe heet die ook alweer? Oja, Sjors de Clown! Wat de vrouwtjes in die kerel zien, was Frits een raadsel. En die koffie was ook al niet te zuipen, net als die bocht die hier uit het slangetje van de automaat spoot. Bij alles wat hij zei, bleef Frits zijn lachende gezicht houden. En vreemd genoeg, maakte die vriendelijke grimas dat wat hij zei een soort van draaglijk.

Ondertussen waren er al meer chauffeurs de remise binnen gewandeld en aan de koffie gegaan. Zo zat ik tussen "de mannen" aan lange tafels met formicabladen vol schroei- en andere vlekken in een ruimte die "de kantine" werd genoemd en waar gewoon werd gerookt. Op mijn vraag of je hier wel mocht roken, zei Frits kortaf en met een verongelijkte zucht, maar nog steeds met diezelfde grijns: "Tis geen werkplek hè." Toen stond hij ineens op en bulderde lachend door de kleine ruimte, op mij wijzend: "Dit is 'm dan, hier zit ie, deze gaat vandaag met mij mee! Kom!" En hij liep meteen weg. Ik zette de nog altijd bloedhete koffie neer en liep snel achter hem aan, daarbij bijna mijn nek brekend over de uitstaande poten van mijn kantinestoel wat een besmuikt gelach in de kantine deed opklinken. Iemand riep, Sterkte!

"Godverdomme!" riep Frits hartgrondig, maar nog altijd met een lachend gezicht toen hij langs een lange rij bussen liep. "Ja ik neem echt 47 niet mee, dat klote kreng! Kom, we nemen 23!"
Hij stapte in een bus en wees mij de plaats voorin bij de deur aan. Hij pakte zijn tas uit en deed wat met bakken en sleutels, startte de bus en reed hortend en stotend door twee immense deuren de garage uit, de weg op. Onderweg naar het eindpunt werd ik alle kanten op geslingerd op dat eenzame stoeltje bij de voordeur, schuin achter de chauffeur.

Volgens het rijtijdenschema zouden wij om 5:37 uur bij de eerste halte vertrekken, maar dat gingen we niet halen, zei Frits. Dinsdag is het altijd druk. Maar het was ook al ruim half 6 geweest toen we vertrokken, bracht ik nog in. Maar volgens Frits deed dat er niet toe, het was gewoon druk. Er was echter niets dat zo vroeg al op enige drukte wees. Zonder enig oponthoud kwamen we bij de eerste halte, het eindpunt. Maar wel te laat dus. "Zei ik toch," zei Frits. "Drukke dinsdag!"

Bij de halte stonden 5 mensen te wachten. Een ervan keek op zijn horloge. Ze liepen naar de deur. Het was gaan motregenen en nog best fris. Frits maakte de deur echter nog niet open. Hij draaide zich naar mij om en zei: "Zag je die miezert op zun klokje kijken? Zo'n figuur verpest ut voor de rest! Effe nog wat rommelen hoor!" En hij dook onder het stuur. Na een minuut of twee kwam hij onder het stuur vandaan en draaide zich weer naar mij toe. Terwijl hij op een knop drukte waarmee de deuren openzwaaiden, riep hij in mijn richting: "Zo goed dan?" En tegen de eerste persoon die naar binnen kwam zei Frits, met een knikje in mijn richting: "Ja, heb controle vandaag. Moet alles volgens het boekje, sorry!"
De passagier hield zijn OV-chipkaart voor de lezer en wierp mij een vernietigende blik toe. "Nou, sterkte dan," zei de reiziger tegen Frits.

Toen ook de vijfde passagier binnen was, stond ik zonder wat te zeggen op en glipte, voordat Frits de deur kon sluiten, naar buiten. Vanachter het stuur keek hij mij nog steeds met een vrolijk gezicht aan, terwijl ik snel nat werd van de motregen. Het leek alsof hij zou gaan zeggen "Geintje! Had ik je toch mooi te pakken," maar dat zei hij niet. Zijn gezicht verraadde niets van wat hij dacht of voelde. Het stond vriendelijk glimlachend, precies zoals ik hem 3 kwartier geleden had gezien. Het was nooit veranderd, wat hij ook zei. Het machte niet met elkaar. Het klopte niet.

Frits sloot de deur en reed weg.

Ik wachtte op de volgende bus, met een andere chauffeur, die mij niet kende, omdat hij later was begonnen, en stapte uit bij een halte dichtbij de remise waar mijn auto stond. De weg naar huis kan ik me maar amper herinneren, omdat ik werd beziggehouden door de vraag hoe het toch in godsnaam mogelijk was dat iemand zo iedere dag zijn werk deed. Of zou het alleen zo zijn geweest omdat ik erbij was? Een ongenode gast? Maar dat leek me toch ook onwaarschijnlijk. En waarom had men dan juist Frits uitgekozen om mij mee te nemen? Of was dit bewust zo gedaan en moest ik er wat van leren? Maar wat dan?

Ik weet werkelijk niet wat ik met dit verhaal aan moet. Niet in de laatste plaats, omdat ik het zojuist compleet en geheel heb verzonnen. Niets van dit alles is gebeurd. Echt helemaal niets! Ik wilde wat schrijven, had geen plan of idee, ging achter de PC zitten en dit kwam eruit. Geen idee waarom.

Salvatore Cocco