Translate

13 juni 2020

weg met die zooi

Ik ben geboren in Sint Elisabeths Gasthuis. Maar ik kan me er niks van herinneren. Toch gek dat je aan de twee belangrijkste gebeurtenissen van je leven, het begin en het eind, zelf geen herinnering hebt. Je ouders herinneren zich je geboorte en je kinderen herinneren zich je dood, maar zelf weet je van niks. Wie heeft dat bedacht? Je komt op de wereld, je leven begint, een groots moment, maar je hebt er geen weet van. En als je deze wereld verlaat en het leven hier eindigt, ja, dan weet je weer van niks. Hoe mooi zou het zijn als je na je dood tegen iemand zou kunnen zeggen: "Het lukte nooit om iedereen bij elkaar te krijgen, ze waren altijd te druk, maar nu waren ze er hoor, allemaal! Heel bijzonder. En ook mooi, met iedereen huilend rond het bed, heel stijlvol. Toen ik uit mijn lichaam trad en er zo'n beetje boven hing te dronen, had ik er het liefst een foto van willen maken. Het was zo'n mooi plaatje.... Echt, het was misschien wel de mooiste dag van mijn leven. Achteraf had ik het veel eerder moeten doen."

Maar goed, ik ben dus geboren in Sint Elisabeths Gasthuis. Althans, dat is mij verteld. Sint Elisabeths Gasthuis was, zoals de naam al doet vermoeden, een katholiek ziekenhuis. En, leuk om te vertellen, 30 jaar later werden ook onze kinderen daar geboren. Niet lang na hun geboorte fuseerde Sint Elisabeths Gasthuis met het kleurloze Gemeente Ziekenhuis en werd het prachtige 19e eeuwse pand omgebouwd tot dure appartementen.

Kort na mijn geboorte werd ik gedoopt in de, hoe toepasselijk, Sint Jan de Doperkerk. En wederom, zo'n 30 jaren later, werden daar ook onze kinderen gedoopt. Detail, 20 jaar na de doop van de kinderen hebben we ons allemaal definitief uit laten schrijven bij de katholieke kerk. We hadden er geen geloof meer in. Nu zijn we weer allemaal "niets", precies als bij onze geboorte.

De eerste vier jaar van mijn leven had ik een bovenwoning in de Tedingstraat. Daar woonde ik samen met mijn vader en moeder, en oma en opa, en twee broers van mijn moeder. Een gezellige drukte, al herinner ik me er wederom bitter weinig van. Maar omdat mijn opa en oma en die twee omes er bleven wonen, kwam ik er na mijn verhuizing nog vaak. Daardoor weet ik nog precies hoe het er uit zag.

Achter de voordeur, met brievenbus en touwtje, was een stijle trap omhoog. Langs de leuning liep een touw omhoog. Daarmee kon je van bovenaf de deur open trekken. Zonder stroom of batterijen en het werkte altijd.
Bovenaan de trap was een overloop. De linker deur leidde naar de keukenhuiskamer, de rechter naar de goeie kamer. Daar kwamen we alleen als we naar bed moesten, want daar zat achter een deur de trap naar boven.
De keukenhuiskamer was ons leefgebied. Als je binnenkwam was links een inbouwkast, het kolenfornuis en het aanrecht. Dan had je een glazen wand met een deur naar een smal balkon, met op het balkon, buiten, rechts de wc. Vanaf het balkon had je uitzicht op een blinde muur van de speelplaats van de lagere school die achter ons stond. Keek je naar beneden, dan keek je op de plaats van de onderburen. Op de plek waar op het balkon de wc zat, stond in de woonkamer een radiomeubel met een, hoe kan het ook anders, radio en een platenspeler. Dan een rechte muur met een rookstoel en nog een losse stoel. En in de wand van de deur waar je door naar binnen kwam, was ook de deur naar "het hok". De koelkast stond daar en er waren planken met proviand.
In het midden van de kamer stond een grote ronde eettafel met 8 stoelen en dat was het. Op de grond lag zeil met bij de deur een kokosmatje. Aan de muur hingen foto's in lijstjes en een tikkende klok die je moest opdraaien. We leden geen honger, maar rijk is anders.

Toen ik vier was verhuisde ik naar de andere kant van de rivier. Een huurflat, op de eerste etage, met een balkon, twee slaapkamers, een voor- en een achterkamer, een keuken, een badkamer en een kelderbox. En een geiser waaruit warm stromend water kwam. Wat een luxe!
Eenmaal vijf ging ik studeren aan de kleuterschool, die werd geleid door zusters. Nonnen. Zusters met zo'n lange rok en een witte sluier. Heel leuk.
Nadat ik de kleuterschool met succes had doorlopen, vervolgde ik mijn studie aan de Sint Margarethaschool. Een geweldige basisschool, waar ik veel heb geleerd en waar ik hele goede herinneringen aan heb. Het was een katholieke school maar daar merkte je niks van. En dat paste goed bij ons. We gingen naar de nachtmis in de Sacramentskerk en we ontvingen de paaszegen van de paus via de tv en dat was het wel zo'n beetje.

Na de Cito-toets ging ik naar het Nederrijn College. Klinkt deftig, maar daar was weinig deftigs aan. De school bestond voornamelijk uit oude houten barakken en een relatief klein schoolgebouwtje, dat 10 minuten fietsen verderop lag. Maar verder een prima school. En, hoe leuk, zo'n 30 jaar later gingen mijn kinderen ook naar die school, alleen heette die toen anders en was er wel een prachtig schoolgebouw. En verdomd, zeker twee docenten die mij hadden lesgegeven, gaven er nog steeds les. Die waren maar een paar jaar ouder dan ik, alleen waren het voor mij toen al wel meneren.

Na de middelbare school meldde ik mij bij de Katholieke Pedagogische Akademie. Ja, als het zo uitkwam. Ik zat vaker in ons stamcafé De Struis. Daar werd naast door docenten ook nog les gegeven door broeders. Niet in De Struis maar op die school natuurlijk. Je kon de broeders eigenlijk alleen herkennen aan hun naam en aan hun passie voor lesgeven. Zoals Broeder Oduïnus, die natuurkunde gaf, maar zo boeiend, zo meeslepend, dat je na iedere les natuurkundige wilde worden. Verder leerde ik er schrijven. Ja, verhalen schrijven en vertellen. En ik leerde er mijn lokale accent af.

Tot aan volwassenheid was dit, in het heel kort en met beperkte blik, mijn leven. Het ziekenhuis waar ik geboren ben, bestaat niet meer. De kerk waar ik gedoopt ben, bestaat niet meer. Het huis waar ik tot mijn vierde woonde, is gesloopt, net als de flat waarin ik opgroeide, de kleuterschool, de basisschool, de middelbare school en de Sacramentskerk. Ook de akademie bestaat niet meer en De Struis is afgebrand. Het klinkt bizar, maar alle relevante gebouwen uit mijn jeugd zijn weg. Mijn hele verleden is als het ware gewist. Stadsontwikkeling, heet dat. Ik kan niet ergens langs rijden en zeggen "Daar heb ik nog gewoond." of "Daar heb ik nog op school gezeten." Nee, dat kan ik niet. En dat allemaal dankzij de stadsontwikkeling. Maar gelukkig hebben we de foto's nog. Oh nee, die heb ik ook niet. Want foto's waren gewoon duur.

Groetjes, Salvatore

01 juni 2020

doe maar gewoon

"Kent u die uitdrukking?" Kent u die uitdrukking? Dominee Gremdaat begint er zijn "preek" altijd mee. Dominee Gremdaat, het alter ego van Paul Haenen, die ook de stem van Bert uit Sesamstraat doet en in Margreet Dolman kruipt. Dominee Gremdaat, die altijd eindigt met "Ik wens u een fijne voortzetting en een aangenaam etensmaal, met spekjes en <mompelend>.", hoe laat of hoe vroeg op de dag het ook is. Welnu, ik wil graag even stilstaan bij "Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.". Kent u die uitdrukking? Vast wel. Misschien heeft iemand het ooit wel tegen je gezegd. Of erger, misschien heb je het zelf weleens tegen iemand gezegd. De betekenis ervan lijkt zo voor de hand te liggen, doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg, maar wat zeg je nou eigenlijk? Heb je daar weleens over nagedacht? In wezen zeg je met dit spreekwoord, dat "gewoon" helemaal niet gewoon is, maar juist behoorlijk gek! Ja, want je zegt, dat "gewoon" al "gek" is. Gewoon is dus niet gewoon, maar gek. Dat is dus wat je feitelijk beweert met die spreuk. Gewoon is gek. Tja, en dan vraag ik me toch af, wanneer en onder welke omstandigheden is die uitdrukking ontstaan?

Ik vermoed dat deze uitdrukking al is ontstaan in de tijd van de Romeinen. Die hadden voor elk wissewasje een aparte God. In die dagen was dat heel normaal trouwens. De Grieken hadden ze, de Indianen hadden ze, Germanen hadden ze en de Noormannen en de Vikingen hadden ze ook. Allemaal weer andere Goden, dat dan weer wel, maar wel allemaal heul veul Goden. Dus veel Goden, dat was gewoon. Maar ja, toen kwamen die rare Christenen, en die hadden maar één God. Weliswaar God de vader én God de Zoon én God de Heilige Geest, maar die waren samen één God. Ja, ik vind het ook ingewikkeld, maar ik verklaar het maar voor mezelf dat het net zoiets is als bij Paul Haenen. Die is ook én Dominee Gremdaat én Margreet Dolman én de stem van Bert, en toch is er maar één Paul Haenen. Zoiets. Hoe het ook zij, in die tijd was het hebben van slechts één God echt niet gewoon. Rare jongens, die Christenen, zullen de Romeinen hebben gedacht. En omdat ze zo raar waren, werden Christenen vrij letterlijk voor de leeuwen geworpen. Dát vond men dan weer wél gewoon. Regelmatig werden er in Arena's een aantal aan hongerige leeuwen gevoerd. Dit alles onder luid gejuich van het toegestroomde publiek. Ja, er was nog geen televisie en je moest toch wat met je vrije zondagmiddag. Dus het hele gezin ging dan in een Arena zitten kijken hoe de Christenen door de leeuwen in stukken werden gescheurd. Gezellig en allemaal heel gewoon, vond men. Maar het ís natuurlijk niet gewoon. Het is eigenlijk knettergek. Dat ben je toch met me eens? Maar ja, als je dan dus zei: "Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg." dan had je wel een punt. Gewoon was immers behoorlijk bizar. Snap je?

Er zijn in de geschiedenis vele periodes geweest waarin gewoon niet echt gewoon was. Neem de Spaanse Inquisitie. Dat was een soort geloofspolitie. Die waren in functie van 1478 tot 1834. Da's ruim 350 jaar! Nou, als iets zo lang bestaat, dan kan je echt wel zeggen dat dus "gewoon" was. Maar mensen onthoofden omdat ze jouw geloof niet hebben, dat is natuurlijk niet gewoon. Hoewel, dat moet gezegd, binnen hun denkkader waren ze best toeschietelijk. Als je als heiden werd opgepakt en je bekeerde je, bijvoorbeeld tijdens het martelen, alsnog tot het katholieke geloof, dan werd je namelijk niet onthoofd. Nee, dan werd je opgehangen. Sympathiek. Want zij geloofden dat als God alle doden weer levend zou maken, je dan niet met je hoofd onder je arm hoefde rond te lopen. Nee, dan kon je met opgeheven hoofd, als een katholieke zombie, hup, aan een stukje, zo uit je graf springen. Nou, da's toch fideel van die Spaanse Inquisiteurs. Ik hoop trouwens niet dat God al snel afdaalt naar moeder aarde voor deze zomeractie, want we zijn al met zoveel. Als daar dan ook nog eens alle doden bij komen, wordt het wel heel erg druk op ons bolletje. Maar goed, ten tijde van de Spaanse Inquisitie, kon men het spreekwoord "Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg." dus met recht gebruiken. Gewoon was immers al zo bizar. Compris?

Tegenwoordig heeft die uitdrukking echter geen betekenis meer. Nee, want wat is nog gewoon? Bovendien, als alles moet kunnen, is er ook niets meer ongewoon. En ik vind dat prima hoor. Op bepaalde plekken komen nog steeds wel van die abnormale, extremistische excessen voor, maar die worden echt niet gewoon gevonden. Er wordt heftig tegen die abnormaliteiten geprotesteerd en soms wordt er zelfs tegen gevochten.
Zo bekeken komen we er in Nederland helemaal niet zo slecht af. Vrolijke festivals hebben de Arena's vervangen. Ieder geloof heeft zijn eigen kerk. Jammer dat in de media altijd alleen het negatieve wordt belicht. Als de ene crimineel de andere crimineel afmaakt, krijg je dat wel 33 keer te horen. Ieder krantje, radiootje, teeveetje, vlogje, twittertje en facebookje heeft het erover. Daardoor zou je de indruk kunnen krijgen, dat het dramatisch gesteld is met Nederland. Maar dat is dus niet zo. Nederland is een vrij en veilig land. En dat komt, omdat we zijn gaan inzien dat "gek", zolang het de vrijheid en veiligheid van een ander niet aantast, "gewoon genoeg" is. Dus doe maar lekker gek, dat is gewoon genoeg. Hulde aan ons!

Groetjes, Salvatore