Translate

13 oktober 2011

Joggen

Iedere dag van de week ren ik, net voor’t ontbijt, steeds mijn rondje van tien.

Tien kilometer, het gaat me steeds beter af, en ook de zon is na dagen afwezigheid eindelijk weer eens te zien.

Ondanks de zon striemt een ijskoude wind als de kolenschophand van de schoolmeester in mijn gelaat.

Stijf van de kou zijn mijn lippen na slechts tien minuten van rennen tot het in de mond houden van 't vele speeksel al niet meer in staat.


In het plantsoen reageer alleen ik op bevelen geroepen door bazen bedoeld voor de hond.

Onaangelijnd, want dat staat o zo macho, beet mij reeds al eerder op pad zo’n trouwhartige viervoeter in schoen en broek, kuitbeen, dijbeen en kont.

Door het plantsoen ongeschonden gekomen, bereik ik na twintig minuten van sloven de dijk.

Net als een zombie hijg ik richting Hoofdstraat en zie niet de schoonheid van lucht, wolken en plantenrijk.



(c) foto Linda Voortman

Als ik de dijk af storm sta ik maar net op tijd stil voor het bleekrode licht van de oversteekplaats en maak daar dan een pas op de plek.

Ik had nooit last van de bronchiĆ«n maar g’heel omwolkt door het uitlaatgas van het verkeer haal ik adem als had ik een strop om de nek.

Nog groen van woede over weer zo’n snotaap te fiets, die mij zomaar omver reed, terwijl heus mijn stoplicht op groen stond, kreun ik gierend blaffend de straat van mijn woning in.

En niet veel later onder douchewarm water vraag ik mij af waartoe heeft toch deze daaglijkse folter nog zin.