Translate

28 mei 2023

Cor, de visboer

In mijn jeugd was er iedere zaterdag overal in de stad markt. Of “mert” zoals het bij ons werd genoemd. Overal, behalve in Zuid, waar ik woonde. In Zuid was de mert al op woensdag.
Zuid lag (en ligt nog steeds, logisch) aan de zuidkant van de rivier en hoorde er toen nog eigenlijk niet echt bij. Met een mert op woensdag werd dat nog maar eens benadrukt. Ondertussen is Zuid net zo groot als Noord en telt het als stadsdeel, met een eigen voetbalstadion, een groot overdekt winkelcentrum met een bibliotheek en een gemeenteloket, eigen voetbalclubs, een overdekt zwembad en sportcentrum en zelfs een treinstation, volwaardig mee, maar de mert (die tegenwoordig gewoon “markt” heet) is er nog steeds op woensdag.

De grootste mert op zaterdag was de markt op het Kerkplein. Sinds een paar jaar is die markt verplaatst naar “De Markt”, waar vóór de tweede Wereldoorlog de mert ook altijd werd gehouden, maar in mijn tijd, toen ik kind was, werd de mert gehouden op het nu volgebouwde Kerkplein van De Grote Kerk. En daar, op die mert, hadden alle standhouders decennia lang hun eigen vaste plek. Zo wist iedereen precies waar de bloemen stonden, de kraampjes met gereedschappen, kleding, horlogemakers, poeliers, kaasboeren, groenten en fruit, zaadhandelaren, snoepgoed, noten, kramen met prullaria en natuurlijk meerdere visboeren en twee patatboeren. Er was echter 1 visboer die niet bij de andere visboeren stond. Deze visboer stond aan het eind van een rij groenteboeren tegenover op de andere hoek de patatboer met de lekkerste patat ooit. Er stond daar op die hoek, pal onder De Grote Kerk, altijd wind. Ook al was het in heel het land windstil, daar waaide het. Maar ondanks de wind was het er altijd druk, want daar vond je niet alleen de lekkerste patat, maar ook Cor, de visboer.

Cor, de visboer, was klein en stevig gebouwd, om niet te zeggen propperig. We spraken ook niet van Cor, maar van Currie. Cur was namelijk een vrouw, die toen, achteraf geschat, zo’n jaar of 45 moet zijn geweest en ze stond alleen in haar kraam te bakken. Haar schort was altijd vettig en zat vol vlekken. Bij Cur had je geen ruime keus. Een lekkerbekje, een scholletje, gerookte makreel, haring, gefrituurde sprot en dat was het wel zo'n beetje. Geen rode poon of zalm, zelfs geen kibbeling. En toch was het er altijd druk. Dat kwam, naar mijn mening, vooral omdat ze op een gezellige manier uiterst klantonvriendelijk was. Als je bijvoorbeeld een scholletje bestelde, kon je ongetwijfeld een sarcastische opmerking verwachten.
“Zo, één hele schol. Heb je de loterij gewonnen?”
En bestelde je 10 gebakken scholletjes, dan was de kans groot dat ze je toewierp:
“Heb jij vrienden of zo?”
Alle wachtenden, inclusief de besteller, kregen er een lach van op hun gezicht. Zo was Cur. Bovendien was de vis goed en goed gebakken en niet duur. Dus ja, je haalde een frietje bij de kraam tegenover en het visje bij “Currie”.

Eigenijk was Cor haar tijd ver vooruit. Ze was een alleenstaande vrouw, die zelf de kost verdiende. Ze wilde ook geen visboerin heten. Dat woord deugde volgens haar niet. Zij was een visboer, niet meer en niet minder, en zo werd ze dan ook genoemd, Cor, de visboer.
In tegenstelling tot wat je misschien verwacht, woonde Cor midden in de stad. Op een bovenwoning. Cor was een echte stadse. Ze huurde een garagebox onder haar woning en daar liet ze haar vis bezorgen en bakte ze van donderdag tot en met vrijdag in het voren. Ze maakte er de haring schoon en sneed er de uitjes. En als je haar kende - maar wie kende haar niet - dan kon je daar in die garagebox ook al een visje kopen. Aan huis dus feitelijk. En dat gebeurde ook heel veel. En er was niemand in de hele buurt die klaagde over de frituur- en vislucht. Ze moest immers toch, net als iedereen, voor haar eigen kostje zorgen. “Zaterdag, da’s de enige dag da'k werk,” zei ze zelf, “en daar kan ik goed van komen.”

Het verhaal ging dat Cor van de verkeerde kant was. Lesbisch. Maar dat weerhield niemand ervan om bij haar de vis te kopen.
Toch deed er ook een roddel over haar de ronde. Er werd gefluisterd dat Cor na de markt, met haar verdiende geld, iedere zondag naar Amsterdam ging om “aan haar trekken te komen”. Ik had als kind geen idee wat daarmee werd bedoeld. En als ik er naar vroeg kreeg ik als antwoord: “Dat snap je wel als je groot bent.” Omdat Cor weleens sigaren rookte, stelde ik me voor dat ze naar Amsterdam ging om eens flink te roken. Flink trekjes nemen van veel sigaren om zo “aan haar trekken te komen”. Maar hoe vaak de roddel ook werd verteld, het had geen negatieve invloed op de verkoop. “Mensen zeggen zoveel,” werd er vaak gezegd, "Bovendien, ze mot doen wat ze niet laten ken. Iedereen heb wel wat.”

Cor is ondertussen alweer ruim 20 jaar niet meer onder ons. Ze ging heen, in haar slaap, gewoon in haar bovenwoning. Hoe oud ze precies was, wist niemand, maar ze ontving al een flink aantal jaren AOW, werd gezegd, al bakte ze voor de vaste klanten nog wel regelmatig een visje. Op de markt stond ze niet meer. Je moest de vis bij haar thuis ophalen.

De hele buurt liep uit toen ze werd begraven. Het stond zelfs met een foto van haar in de krant. “Cor, de visboer, begraven." Het artikel eindigde met: "Nooit meer zal er de geur van vers gebakken vis door de straten dwalen."
Maar of het de geur was die werd gemist, waag ik te betwijfelen. Mensen als Cor, die worden wel gemist. Zoals zij zijn er maar weinig meer. Mensen die zichzelf zijn en er nog om worden geaccepteerd ook. Nee, zo tolerant zijn we niet meer, vrees ik. 

Salvatore Cocco

1 opmerking: