Translate

23 september 2017

De Kroon

Lang geleden schreef ik, ter ere van het edele vak der smoelensmederij, een kort dichtwerkje in een vorm die raakt aan het sonnet. Zonet echter, bedacht ik, dat deze beroepsgroep wel wat meer verdient dan een lullig rijmpje. Dat kwam zo.

Maanden geleden, het was een saaie zondagmiddag, riep mijn echtgenote ineens vanuit de keuken, alwaar zij aan de keukentafel de administratie op orde bracht: "Nou jongen, het wordt wel weer eens tijd!" Ik stond al halverwege de trap naar boven toen ze vervolgde met: "Het is al twee jaar geleden dat we voor controle bij de tandarts zijn geweest."
Ja, zo gaat dat blijkbaar als iets niet meer verplicht is. Dan verwordt het tot zoiets als de Europese verkiezingen. Een keer in de vier jaar, en als het dan zover is, ga je nog niet. Toch zijn wij doorgaans best precies in die dingen, maar de tandarts was er blijkbaar helemaal bij ingeschoten. Ja, dat kan natuurlijk. Ook wij zijn niet perfect.

Oh, hier moet ik even een zijsprongetje maken. Ik snap niet waarom imperfectie vaak wordt uitgelegd als iets waaruit zou blijken dat je "mens" bent. Vergissen is menselijk. Toch? Maar eerlijk, als je naar honden kijkt of katten of dieren in het algemeen, moet je toch ook constateren dat die zich veel vaker vergissen? In het dierenrijk viert imperfectie hoogtij. Kijk maar naar al die "schattige"  dierenfilmpjes op Facebook. Een kat die de overkant niet haalt, een hond die de hordeur niet ziet, een leeuw die naast zijn avondmaal springt, een giraffe die zijn hoofd stoot en ga zo maar door. Nee, als fouten maken menselijk is, zijn alle dieren ook menselijk!
"Nee," zei iemand me laatst, "dat zie je verkeerd. Dat menselijk is niet in vergelijking met dieren, maar in vergelijking met onze almachtige en onfeilbare Schepper." Maar dat begreep ik al helemaal niet! Ik mag toch hopen dat enge ziektes en alles vernietigende natuurrampen in Zijn schepping toch op z'n minst berusten op een vergissing, een foutje, en niet bewust zijn gemaakt door onze liefhebbende Vader. Maar goed, ik dwaal weer af. Terug naar de tandarts.

Nu vind ik ieder half jaar naar de tandarts gaan ook best veel. Niet dan? Er zijn goede vrienden die ik minder vaak zie. Dat neemt niet weg, dat wij er na twee jaar best wel weer eens een bezoekje aan konden wagen.

Wij hebben trouwens wel een hele leuke tandarts. Een jonge vrouw nog, net moeder geworden, rustig, begripvol en ze verstaat haar vak. Nou ja, voor zover ik dat kan beoordelen natuurlijk, want ik heb nooit wat. Ik ga er dan ook altijd opgewekt naar toe. Zonder enige vrees. Immers, ik heb nooit wat.
Dat was vroeger wel anders. Vroeger had ik altijd wat. Iedere keer als ik bij de schooltandarts kwam, was er wel iets. Ik denk dat hij kiezen uit voorzorg plombeerde. Nou, dan toch hulde aan de schooltandarts, want nu heb ik, juist misschien daardoor, dus nooit meer wat. En met al die kwikkleurig glimmende kiezen, maakte ik tijdens mijn tienerjaren in iedere discotheek de blitz, dus nogmaals dank daarvoor. Ook de ziekenfondsbeugel die ik kreeg aangemeten was een groot succes. Ik kon alleen nog maar biefstuk en vla eten, want al het andere bleef wel ergens aan, onder of achter zitten. Mijn tanden zijn er niet mooi recht van geworden, maar verder was het een prima ding. Ja, je moet niet op alle slakken zout leggen, zeg ik altijd maar, zeker tegen de mensen die spijkers op laag water zoeken.

Hoe dan ook, goed gemutst en vol vertrouwen nam ik dus plaats in die bruine, lederen fauteuil met een plastic hoes om de hoofdsteun. Het was weliswaar doorzichtig plastic, maar met mijn arendsogen zag ik 'm toch meteen.

Ik vind dat trouwens wel een dingetje hoor, bij de tandarts, die stoel. Zo noemen we dat ding toch, een stoel? Maar het is helemaal geen stoel, want zodra je zit, klapt het hele ding achterover. En dan wordt er gevraagd of je lekker zit. Maar je zit niet. Je ligt! Je ligt bij de tandarts. Je ligt zelfs zover achterover, dan je koude voeten krijgt en een kop als een olifant. Al je bloed stroomt naar het laagste punt, ja, en dat is dan je hoofd, als je bij de tandarts zit.

Dus ik lig in die stoel, met mijn mond open. Ze kijkt en checkt en krabt, verplaatst het licht nog eens, kijkt nog meer, maar vindt natuurlijk niks. Dus moeten er foto's worden gemaakt. Nee, dan hoef je niet rechtop te gaan zitten, je blijft liggen, met een groot ding in je mond. De camera wordt tegen je wang aan gezet. En dan rent iedereen de kamer uit. Je blijft eenzaam en alleen achter. Dan hoor je rrrrrrt en daar is ze weer, onze tandarts. De camera gaat weg, ze haalt het ding uit je mond en geeft het aan de assistente. Die doet er iets mee en slechts luttele ogenblikken later zie je op het scherm een röntgenfoto van een halve onderkaak met kiezen. Het zal de mijne wel zijn, althans, daar ga ik maar vanuit, want zoiets herken je niet meteen als, kijk, dat is de mijne!
Nou, ze had toch wat gevonden. Onder die grote vulling, zat een beginnend gaatje. zei ze en wees iets aan. Ik keek, maar zag niks. Maar ja, dan hum je toch maar bevestigend, want ja, je wil niet al te dom overkomen. Ja, daar moest nu toch echt wel een kroon op. Ze zou me een offerte sturen, en als het me wat leek, kon ik via de assistente een afspraak maken voor die kroon.

Da's wel een raar ding van deze tijd. Een offerte. Alsof je keus hebt. Heb ik die dan? Heb ik keus? Kon ik ergens anders een andere offerte laten maken? En dan toch nog gaan voor ... een vulling? Of juist helemaal niets laten doen? Kon ik werkelijk zelf kiezen? En had ik dan nog wel kiezen? Jaha, dat is de vraag. Want zelf kiezen lijkt leuk, maar is het ook goed voor je kiezen, of krijg je het dan juist voor de kiezen? Heel eerlijk, ik vond het allemaal veel te ingewikkeld. Wel modern, maar heeft het zin? Nee, vind ik. Als zij vind dat ik een kroon moet, dan neem ik een kroon. Ik vertrouw haar, zij is goed, en dat is dan de kroon op haar werk en op mijn kies.

Enfin, ik moest dus een afspraak maken. En als ik ergens slecht in ben, dan is het wel in het maken van afspraken. Het is dat ik op mijn werk iemand heb die dat voor me doet, anders was er niks van mij terecht gekomen.

Eigenlijk is het niet het maken van een afspraak, maar het feit dat het telefonisch moet gebeuren. Al heel mijn leven heb ik een vreselijke hekel aan telefoneren. Ik kan het niet goed uitleggen, ook niet voor mezelf. Ik weet dus niet waarom ik het zo erg vind om te bellen, maar het is wel zo. Als ik tegenover je sta, kan ik aardig uit mijn woorden komen, maar aan de telefoon sla ik gewoon helemaal dicht of, en dat gebeurt ook regelmatig, het loopt uit op ruzie. Veel marketeers die via de telefoon hun product aan je denken te kunnen slijten zijn daar inmiddels het slachtoffer van geworden. Ik word ook niet meer gebeld door die lui. Ik denk dat het zich rond spreekt. Beter! Ook chatten is niet aan mij besteed. Eigenlijk komt het erop neer, dat als ik je niet in je ogen kan kijken, ik niet met je kan praten. Mailen of appen gaat echter wel prima. Maar ja, dan kan je er even rustig voor gaan zitten. Kan je rustig bedenken wat je tikt, en nog even overlezen en aanpassen voor je het verstuurt. Dat ligt me beter. Dus als ik via een webformulier een afspraak kan maken, is het zo gepiept, maar als ik moet bellen of chatten, dan haak ik af.

Net voor het aflopen van de geldigheid van de offerte trok ik de stoute schoenen aan.

Het zijn zulke erge stoute schoenen, dat ik er altijd een flinke tijd over doe om ze te vinden om aan te trekken. En die stoute schoenen, die  zitten ook nog eens zeer ongemakkelijk ook. Maar goed, ik moet flink zijn. Doorzetten.

Ik belde en, ik kan trots melden dat de afspraak snel en zonder ruzie met de assistente tot stand kwam.

Ja, wat voor de één een eenvoudige actie is, is voor de ander iets om trots op te zijn. Alleen zal die één dat waarschijnlijk nooit snappen. Maar geloof me, voor mij is het voeren van een telefoongesprek, waarvoor en met wie ook, altijd een dingetje. Ik begrijp het zelf ook niet. Zelfs mijn psycholoog wordt knettergek van me.

Maar gisteren was het dan zover. Ik kreeg mijn kroon. Een noodkroon.

Noodkroon? Of is het nootkroon? Een kroon als een noot. Beetje zwakjes dus. Een noot waar geen muziek in zit. En dus vervangen moet worden door een echte kroon. Ja, ik denk dat het nootkroon is. Want van nood is geen sprake. Ik heb gebeld! Alles is keurig gepland, voorbereid en afgesproken. Dus noodkroon kan het eigenlijk niet zijn. Maar dat is het natuurlijk wel. Belachelijk, maar waar.

De behandeling liep voorspoedig, maar het is wel een gedoe hoor, zo'n kroon. Je "zit" dus op die belachelijke stoel. Je wordt verblind door die lamp en je moet bijna een uur lang je mond dichthouden. Dat wil zeggen, je mond staat open, maar praten is onmogelijk. De tandarts en haar assistente zitten er met beide handen in, dan nog een soort hoge drukspuit erbij, een vloeistofzuiger, een boormachine, een bak cement, tampons en een pikhouweel. En dat dan een uur lang!

Maar terwijl de tandarts en haar assistente fijn aan het fröbelen zijn met lijmpistolen, kleurenwaaiers en Play-Doh heb je alle tijd om na te denken. En ik dacht aan de middeleeuwen. Wat ben ik blij dat ik nu leef en niet in de middeleeuwen! Dan had ik er nu heel anders bijgelegen. Als ik nog had geleefd, want mensen van mijn leeftijd waren sowieso al zeldzaam in de middeleeuwen. Ik was dan nu waarschijnlijk vastgebonden op een stoel met een klem tussen mijn kaken. Een barbier (slager/kapper/kwakzalver) had met een roestige tang en zonder verdoving geprobeerd mijn kies te trekken. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze niet helemaal kon worden verwijderd en ik na dagen van pijn en heftige ontstekingen alsnog aan bloedvergiftiging zou overlijden. En nu lig ik hier, weliswaar wat ongemakkelijk, maar zonder pijn, met twee vakbekwame mensen die zorgen dat mijn kies juist behouden blijft. Hoe komt het dan toch dat mensen zo bang zijn voor tandartsen? Zou dat nog steeds een overblijfsel van de middeleeuwen zijn? Dan wordt het tijd om daar verandering in te brengen!

En zo kwam het dus dat ik vond dat deze beroepsgroep wel eens wat meer positieve aandacht mag krijgen.

Het gaat tegenwoordig wel de hele tijd over onderwijzers, maar laten we eerlijk zijn, iedere normale ouder beschikt zelf ook over die basisschoolkennis, dus als het niet anders kan, kunnen we dat onze kinderen ook zelf wel bijbrengen. Maar er dreigt ook een ernstig tekort aan tandartsen. Dat is natuurlijk veel erger! Want zelf hebben we die kennis niet. Dan gaan we uiteindelijk weer terug naar de middeleeuwen. Moet je met een pijnlijke kies een beroep doen op je buurman, "omdat ie zo handig is met de heggenschaar". Daarom kies ik volmondig voor de tandarts. Laat die rupjes nooit genoeg van een onderwijzers maar lekker in hun eigen sop gaar koken. En tegen jonge mensen die nog moeten beginnen zou ik willen zeggen, kies toch niet voor zo'n suffe basisschool. Dat heb je al gehad; daar ben je klaar mee. Nee, kies voor het edele tandartsvak! Want tandartsen hebben de toekomst. 

Leve de tandarts! Hoera! Hoera! Hoera!

Groetjes, Salvatore