Translate

14 augustus 2016

The Search for Godzilla

Al smaakt de kruidenboter nog zo lekker, het is geen tzatziki. Al is de pannenkoek nog zo goed gebakken, het is geen gyros. Al zit je bij Meijer aan Zee nog zo lekker, het is geen Banana Beach. Al is iedereen nog zo vriendelijk, het zijn geen Grieken.

Vakantie in eigen land. Ik weet ook niet waarom je dat zou willen, maar het overkwam ons dit jaar toch. Terreurdreiging, de eigen economie spekken, we zijn al weg geweest, eens een keer wat anders, Nederland is ook mooi, allemaal argumenten die geen enkele rol hebben gespeeld. Het buitenland kwam er gewoon niet van! Maar wel nog effe een paar dagen een hotelletje aan zee geboekt. Want thuis blijven is geen optie. Ja, voor mij wel, maar voor de rest van Nederland niet. Als thuisblijver word je hier niet serieus genomen. Dan ben je toch een eigenzinnige zonderling. En dat wil je niet zijn. Je wil als mens wel uniek zijn, maar tegelijkertijd toch ook leuk meedoen met de massa. Dus ga je er toch een paar dagen tussenuit, dan val je niet zo op, hoef je geen moeilijke vragen te beantwoorden, tel je weer mee, hoor je er weer bij. Het werd het Beachhotel in Zandvoort, een kamer met zeezicht, want ja, als je er dan toch bent, wil je 'm ook tot vervelens toe zien. En horen! Wat maakt die zee een kabaal! Onbegrijpelijk dat mensen zo graag aan zee vertoeven. Maar goed, een paar dagen kon ik nog wel aan.

Het weer was zo instabiel als een spastische equilibrist op het slappe koord. Bui, zon, wind, wolk, bui en dat allemaal in één uur tijd. Bovendien was het in weerwil van de klimaatverandering "te koud voor de tijd van het jaar".
Onze vakantiekoffer leek veel op een gewone vakantiekoffer, alleen waren zwemkleding en slippers vervangen door winterjassen en lieslaarzen. De zon werd grondig afgedekt door een dik wolkendek waaruit "van tijd tot tijd regen" viel. Met de ruitenwissers op drie reden we weg.

Hoe dichter we bij de zee kwamen, hoe beter het weer werd. De lucht brak open en de zon kwam tevoorschijn. In de volle zon parkeerden we de auto voor het hotel. De kamer was ruim en ingericht als een strandhuisje, heel gezellig, en het grote balkon bood ruim zicht op zee en de mooie boulevard. Belangrijkste, het was heerlijk schoon en de bedden lagen fantastisch. Dat is in meer zuidelijk gelegen landen vaak wel anders.
Even later zaten we bij een strandtentje uit de wind in de zon aan een Mojito. Het was heerlijk warm. Het leek wel buitenland. Zelfs de bediening was onhollands vriendelijk. Dit viel allemaal erg mee, vond ik.

Weer op onze kamer om ons voor te bereiden op het diner, bood ik aan om de jassen even uit de auto te halen. Als de zon weg was, werd het toch snel fris. Prijs de Heer voor de tussenjas.
Ik was amper terug met de jassen of mijn vaste reisgenote klampte mij aan en sprak opgewonden: "Er woont een olifant boven ons, hoor dan!"
Boem, boink, boem, boem.
"Wat loopt zo'n mens nou de hele tijd te doen? Zo groot zijn die kamers toch niet? Waarom moet je de hele tijd heen en weer lopen? Al vanaf dat je weg bent!"
Boem, boem, boink, boem, boink. Je kon de route precies volgen. Van balkon naar de badkamer, korte pauze, terug naar balkon, direct terug de kamer in, naar het nachtkastje, door naar weer de badkamer, terug de kamer in, naar het bureau, korte pauze, naar het balkon, en weer terug naar de badkamer en zo voort en zo voort! En dat alles met de lichtvoetigheid van een dinosaurus met obesitas.
"Het is net Godzilla!" riep ik.
"Ja, die is hier aan land gegaan en heeft hier zijn intrek genomen."
"Hoe moet je in hemelsnaam lopen om zo'n geluid te produceren?" zei ze en sprong van het bed af om het loopje te imiteren. Dat viel nog niet mee. Ik stond ook op en deed mijn best net zo te bonken als Godzilla. Alleen als wij ernstig ons best deden, kwamen we enigszins in de buurt, maar we bereikten nooit het niveau van onze bovenbuur. Uit compassie met onze onderburen staakten we onze pogingen het bonkniveau te benaderen. We hadden wel honger als Godzilla, dus verlieten we onze hotelkamer op zoek naar voedsel. En drank!

Na het eten en drinken en drinken en drinken, nog maar net terug op onze hotelkamer - ik had de sleutel nog in de hand - begon het weer. Boem, boink, boink. Was Godzilla nou wéér aan het lopen of, erger, nóg aan het lopen? Deed Godzilla een afvalrace?
We deden de TV aan. De Olympische Spelen. Gelukkig was Yuri van Gelder naar huis gestuurd, want hij zou anders een negatieve invloed hebben gehad op de hele Nederlandse Olympische Equipe. Men bereikte betekenisvolle kwart finales en vijfde en zesde plekken, maar nauwelijks medailles. Ook dit was een soort afvalrace. Je moet er toch niet aan denken hoe het was geweest als Yuri wel was gebleven!
Het gebonk stopte! Godzilla was moe! En wij ook. Ik sliep in als een blok. Waarschijnlijk als gevolg van de zilte zeewind. De aanzienlijke hoeveelheden drank zouden er ook aan hebben kunnen bijdragen.

"Opletten nu, kijken of we Godzilla kunnen ontdekken."
We waren al vroeg in de ontbijtzaal. Er waren nog maar een paar mensen en Godzilla hadden we nog niet gehoord. Godzilla zat hier waarschijnlijk tussen. Wij kozen een tafeltje aan de rand, bij het raam, met goed zicht op de hele zaal en scanden alle aanwezigen op Godzillakwaliteiten.
Links achterin zat een gezin, waarvan de moeder ons inziens wel in aanmerking kwam voor het Godzillazegel. Het was niet zo zeer haar obesitieve postuur, als wel haar droge, eeltige hakken in de afgetrapte bruin lederen "muiltjes" die 't 'm deden.
Een tafeltje verderop zat een wat ouder stel, maar daar kwamen we niet uit. Die zouden we eerst moeten zien lopen.
In het midden zat een Duits stelletje van naar schatting begin 40. Hij was voorzien van diverse kleurige afbeeldingen op armen en benen en had lang, sluik, ongekamd haar. Zij droeg een neusring en rode hoofddoek waar smeuïge dreadlocks onder vandaan kwamen. Beiden hadden echter het postuur van een heroïneverslaafde, dus die vielen wat ons betreft af.
Vlak achter ons zat een deftig stel van onze leeftijd. Zij had het haar opgestoken. We vroegen ons wel af of er in dat knotje vogeltjes zouden kunnen nestelen, maar voor Godzilla leek ze ons te deftig. Haar man maakte qua postuur wel enige kans, ofschoon de bootschoenen, sjaaltje en blauwe blazer een zekere lichtvoetigheid uitstraalden.
Er kwam vervolgens een duo binnen, beiden op trendy slippers, met harige kuiten onder korte broekspijpen. Beiden met een keurig gelkapsels en pastelkleurige fleecetruitjes losjes over de schouders hangend. Frisse jongens, die bijna dansend langs het ontbijtbuffet zwierden. Niks mis mee, maar geen Godzilla's.
Ja, de oudjes stonden op! Ze maakten veel kabaal met schuivende stoelen, maar toen we ze eenmaal zagen schuifelen, wisten we dat geen van beiden aanspraak maakte op het Godzillacertificaat.
"Je koffie wordt koud!"
"Oh ja, ik vergeet het helemaal," zei ik en nam een slok en juist op dat moment kwam er een man binnen die er uitzag als een oude visser. Groot, fors, een uitgelubberde grijze trui, verweerd gezicht, buik, vaal bruine ribbroek, met daaronder ... klompen! Boem, boink, boem, boem. Godzilla!
Maar ook dat bleek 'm niet te zijn. Hij bleek de leverancier van de dagelijks vers aangevoerde vis voor het restaurant.
Toen stond de vrouw met de droge eelthakken op. Ze liep nog een keer langs het buffet. Natuurlijk. Het leek echter of ze zweefde. Je hoorde haar niet lopen. Ze ging langs het buffet alsof ze op een lopende band stond en als een ervaren buffetter pikte ze iedere keer sierlijk iets uit de schalen en bakken totdat ze met een overvol bord op de lopende band terug naar haar tafeltje werd gebracht.

Drie heerlijke dagen hebben wij iedere ochtend bij het ontbijt alle bezoekers opgenomen, beoordeeld en afgekeurd. Zelfs tijdens lunches en diners op andere locaties, in andere steden ging onze queeste voort. We hebben onze Godzilla echter nooit gezien. Alleen gehoord. Of ... zou het er gespookt hebben...? 

Groetjes,
Salvatore