Translate

12 februari 2017

the city that never sleeps

Ik ben een slechte slaper. Alleen tijdens de puber- en dienstplichttijd was het tijdelijk anders, maar daarvoor en dus ook nu nog kom ik slecht in slaap en ben ik doorgaans vroeg weer wakker. En ik kan er eigenlijk helemaal niet goed tegen. Als kind raakte mijn hele auto-immuunsysteem in de war als ik een paar avonden laat naar bed was geweest. Werd ik letterlijk ziek van vermoeidheid, met koorts en al. Gelukkig is dat nu niet meer zo. Nu zijn het enkel dikke blauwe wallen en kleine rooie oogjes die mij treffen. Maar dat zie ik zelf alleen 's ochtends bij het scheren, dus veel last heb ik er niet van.

Misschien is dat wel de reden, waarom ik heel mijn leven zo graag naar New York wilde. New York staat immers bekend als The City That Never Sleeps, de stad die nooit slaapt. Dat werd echter, toen ik er voor het eerst was, best een beetje een teleurstelling. De meeste winkels gingen toch gewoon om 18:00 uur dicht, net als bij ons. Tegenwoordig zijn veel winkels nog tot een uur of 8, 9 's avonds open, net als bij ons, maar ook die gaan uiteindelijk gewoon dicht. Zelfs de kraampjes met hotdogs, pretzels, geroosterde pinda's or whatever zijn 's avonds geheel uit het straatbeeld verdwenen. Oh ja, als je om twee uur 's nachts naar een kapper wil, kan je er vast wel een vinden die nog open is. En als je om half vijf 's ochtends wil bankdrukken, kan je vast wel een sportschool vinden die nog open is. Maar dat zijn dan toch de uitzonderingen die de regel bevestigen. Nee, er wordt wel degelijk geslapen in New York. Alleen niet door mij, want ik slaap er net zo goed als thuis, nauwelijks, dus dat is mooi.

Die nacht had ik weer een slechte slaap over me. Na twee uur in slaap gevallen en half zes was ik alweer klaar wakker. Terwijl mijn vaste reisgenote nog een kast bij elkaar aan het zagen was, stond ik in de badkamer met een brede grijns al mijn tanden op te poetsen. Ik schreef een briefje, voor als ze onverhoopt naar mij op zoek zou gaan, dat ik even een blokje om was.

Een blokje om is hier echt geen straf. Een blokje om is vanuit ons hotel een wandeling om The Empire State Building. Hoe heerlijk om vrijwel overal waar je loopt in deze stad, de punt van dat prachtige gebouw te kunnen zien! Dus nam ik opgewekt de lift naar beneden. Slecht slapen in New York is toch meer een zegen, dan slecht slapen thuis. In de lobby van het hotel haalde ik een coffee-to-go en ging.

Het was stil op straat. Nou ja, in de verte hoorde ik vuilniswagens die hun laatste ronde deden, vrachtwagens die hun spullen kwamen leveren. Want dat gebeurt hier 's nachts. En natuurlijk hoorde ik sirenes en nog meer sirenes, want de sirenes van brandweer, politie en ambulances hoor je hier de hele dag door. Maar toch, voor New Yorkse begrippen was het stil. Er liep ook bijna niemand op straat, terwijl je in de dagsituatie haast omver wordt gerend door keurig geklede dames en heren op fel gekleurde gymschoenen.

Met het hotel achter mij en coffee-to-go in de hand, vroeg ik mij af of ik links of rechtsaf zou slaan. Ik koos voor rechts. Dat leek mij voor deze ochtend wel gepast. Wat een genot! Er liepen op dit tijdstip bijna geen mensen op straat. De eerste mens die ik die ochtend passeerde, hoorde ik vriendelijk "goodmorning" zeggen. Ik was zo verbaasd, dat ik niks terug zei. Hier, in New York, stad van miljoenen, wenste men elkaar gewoon vriendelijk goedemorgen. Ja, 's middags was dat geen doen meer met al die drukte, maar nu, in de relatieve rust van de vroegte, leek het wel een vriendelijk dorp. Ik genoot ervan. Wat een heerlijke wandeling. Af en toe een slok van de koffie, af en toe een vriendelijk goedemorgen en af en toe een blik omhoog naar The Empire State Building. Ik zag hoe de uitbaters hun winkels openden. Ik zag hoe het stadsleven langzaam op gang kwam. Ik zag de kiosken open gaan, ik zag iemand de krantenautomaten vullen, ik zag mensen hun foodtrucks opbouwen, ik zag ex-verslaafden in fluoriserende gele hesjes de parkjes papiervrij prikken, ik zag een cola-truck, ik zag een brandweerauto, ik zag zwervers hun plaatsen innemen, ik zag de eerste forensen rennen. Wat een stad!

Op Herald Square bij Macy's, kocht ik bij een kiosk nog een cappuccino-to-go. Een eindje verderop in de straat, ging ik met de rug tegen de muur onder een afdakje staan om een sigaret te roken. Rust, koffie, sigaretje, the Empire State Building in beeld, ik voelde me volmaakt gelukkig. Op dat moment zag ik vanuit mijn ooghoek iets op mij af komen. Ik draaide mijn hoofd en zag een grote zwarte man in mijn richting rennen. Hij hield iets kleins in zijn hand. Vlak voor mij stopte hij en zei: "Yo bro, do you have a light?"
Rokers zijn zeldzaam in New York. Wat motorrijders onder elkaar hebben, hebben rokers in New York ook.
"Of course," zei ik en gaf hem mijn aansteker.
Hij stak zijn sigaret aan, nam een hijs en gaf mijn aansteker terug.
"Thanks man," sprak hij dankbaar, "I needed that." en hij inhaleerde diep.
"Are you visiting?" vroeg hij.
Ik vertelde dat ik uit Nederland kwam en een paar dagen in New York was. Hij vertelde in Brooklyn te wonen met zijn gezin. Hij reed op de vrachtwagen, die een eindje verder in de straat dubbel geparkeerd stond. Een ZZP-er zouden wij dat noemen, met zijn eigen vrachtwagen. Hij had moeilijke jaren achter de rug, maar tegenwoordig ging het weer beter. De toeristen kwamen weer volop en er moest dus veel worden rondgereden, opgehaald en bezorgd. Als het weer meezat zou hij zondag met vrouw en kinderen naar Coney Island gaan. Het eerste uitje in twee jaar. Het kon weer!
Hij rookte nog een sigaret en we praatten nog wat. Toen ook deze sigaret aan het eind kwam, gaf hij me een hand en zei: "Have a good life bro, and come back as often as you can! It's a great city!" Toen rende hij weg naar zijn vrachtwagen en reed de straat en mijn leven uit.
Ik nam nog een laatste slok lauwe koffie, wierp de beker in een trashcan en liep terug naar het hotel. Het was inmiddels te druk om nog goedemorgen te zeggen tegen iedereen, maar de brede glimlach op mijn gezicht moet veelzeggend zijn geweest.

Salvatore Cocco
mei 2016