Translate

02 januari 2016

Het circus is in de stad

Het circus is in de stad! Alle kinderen op school hebben het er over. In het weekend hebben ze hun tent en wagens opgesteld op het grote grasveld naast de winkels. Voor twee kwartjes kan je er bij de dieren kijken. Ze hebben olifanten, paarden, leeuwen en tijgers, maar ook twee lama's en een zeehond.


O, wat wil ik graag naar het circus! De mannen aan de trapeze, de komische acrobaten, de olifanten en de leeuwen en de tijgers, ik wil ze allemaal dolgraag zien. En het orkest ook! De clowns en de paarden kunnen me gestolen worden. Nou, die acrobaten op de paarden, die zo op die rijdende paarden springen, die zijn wel goed. En oh, de goochelaar, die wil ik ook graag zien. Ik wil me verbazen over hoe handig hij ons eigenlijk voor de gek houdt, want ik weet dat hij niet echt kan toveren of zo. Maar ja, ik zal het wel nooit zien, want wij gaan niet. Te duur, vind moeder. Bovendien is er met kerst ook circus op tv en dan kan je het allemaal gratis en fijn vanaf je eigen bank zien, zegt ze. Een betere plek krijg je niet. En we gaan ook niet bij de dieren kijken. Daar heeft ze geen tijd voor, zegt ze kortaf. Hoopvol breng ik nog in ook best alleen te kunnen, ook naar de voorstelling trouwens, maar dat doet moeder af als domme onzin. Als je negen bent ben je klein en dan kan je niet zo maar alleen naar zoiets als het circus toe. Wat zullen de mensen wel niet van hen denken? Nee, daar komt niets van in. Teleurgesteld doe ik er het zwijgen toe. Ik weet dat het geen zin heeft om door te drammen. Dat levert alleen maar meer en geheel nieuwe problemen op.

Die maandavond kan ik maar niet in slaap komen. Ik lig met mijn beer in bed en bespreek met hem uitvoerig de ontstane situatie. Beer stelt voor om dan twee kwartjes aan opa te vragen. Ja, dat had ik zelf ook al bedacht, maar opa woont aan de andere kant van de stad en daar gaan we pas zondagochtend weer heen en misschien is het circus dan al weer weg. Je kan er natuurlijk zelf heen fietsen, oppert beer. Tja, ik weet heus de weg wel, maar ben nog nooit alleen gegaan. Dat mag ik niet. Daarom drukt beer me op het hart om moeder niets te vertellen en het gewoon stiekem te doen. Dat besluit ik inderdaad te gaan doen. Ik sla mijn arm om beer heen en ga op mijn zij liggen. Wat is beer toch een fijne vriend.


Als ik ’s morgens mijn kop thee met melk drink en mijn boterham met pindakaas eet, vraag ik of ik met de fiets naar school mag. Moeder reageert meteen geïrriteerd waar dat nou weer voor nodig is. We krijgen fietsles, lieg ik. Moeder zegt dat ze daar niks over gehoord heeft en het maar vreemd vind. Dan sla ik wel een lesje over, zeg ik, ik kan toch al goed fietsen. Maar dat gaat niet gebeuren! Ik ga geen lessen overslaan, zegt moeder nors, ik ga maar mooi met de fiets naar school.


Blij fiets ik even later de straat uit. Aan het eind sla ik niet rechtsaf naar school, maar linksaf richting brug. Onderweg kom ik een paar klasgenootjes tegen die naar school lopen. Ze roepen lachend dat ik de verkeerde op fiets. Nee, ik moet dringend alleen op de fiets naar mijn opa, roep ik trots terug. Tot vanmiddag!


Het is toch nog best een eind fietsen naar opa, maar ik word niet moe. Als ik drie kwartier later de straat van zijn bovenwoning in fiets, ben ik zo trots als een pauw. Ik zet mijn fiets tegen het huis en trek aan de bel. Ik wacht even en dan hoor ik de deur van het slot gaan. Ik duw de deur open en kijk de trap omhoog. Bovenaan de trap staat opa met zijn hand bij het touw waarmee hij de deur heeft ontgrendeld. Hij kijkt me verbaasd aan.

“Hoi opa”, zeg ik en loop blij de trap op.
“Ach jong, wat doe jij dan hier? Is je moeder er ook?”
“Nee, ik ben alleen opa, met de fiets,” zeg ik voornaam.
We lopen naar de keukenhuiskamer en gaan aan tafel zitten. Tegen opa kan je gewoon alles zeggen, dus vertel ik hem eerlijk hoe het is gegaan, wat ik heb bedacht en gedaan en waarvoor ik dus kom. Opa kijkt wat ongelukkig. Hij realiseert zich blijkbaar beter dan ik op dat moment, dat ik iets heb gedaan wat niet helemaal in de haak is.
"Nou, eerst maar eens koffie," zegt hij zuchtend en voor ik het weet, staat er een kop koffie voor mijn neus. Ik krijg altijd koffie bij opa. Ik krijg nergens anders koffie, dan bij opa. Dat komt omdat opa geen thee heeft, want hij houdt niet van thee. Koffie met veel melk en suiker. Echt lekker vind ik het niet, maar het is wel koffie, net als de grote mensen drinken. Bij opa voel ik me altijd veel groter dan thuis. Mede dankzij de koffie.

"Je snapt natuurlijk wel," zegt opa ernstig terwijl hij aandachtig zijn koekje in de koffie doopt en ik precies hetzelfde doe, "dat het niet zo handig was om zomaar deze kant op te fietsen."

Ik knik ja, maar ik begrijp niet zo goed wat hij precies bedoeld.
"Kijk, je had eigenlijk op school moeten zitten. Niet dat je er iets aan mist, maar het is toch spijbelen."
Nu raak ik toch een beetje bezorgd. Ik heb weleens gehoord dat kinderen van school gestuurd werden als ze spijbelden.
"Ja en dan is er nog je moeder natuurlijk. Je weet hoe ze is. Altijd moet alles precies gaan zoals zij wil, tja, en dit is natuurlijk niet wat zij wil, dus dat moeten we ook recht zien te borduren."
Ik krijg in de gaten dat wat ik gedaan heb, tegen alle regels ingaat. Ik had nooit zomaar van school weg mogen blijven en ik had nooit zomaar tegen moeder moeten liegen en al helemaal niet tegen haar in moeten gaan.
"Maar ik wilde alleen maar zo graag de dieren zien," zeg ik met een dichtgeknepen keel.
"Nou," zegt opa dan ineens kordaat, "dan gáán we ook naar de dieren kijken! Drink je koffie op!"

Met opa samen fiets ik naar het circus. Omdat opa mij steeds duwtjes in de rug geeft, gaan we lekker snel. Dan betaalt hij een gulden en mogen we bij de dieren kijken. Het is geweldig! Ze zijn de olifanten aan het wassen. Met een tuinslang worden ze schoon gespoten. Ze hebben er veel plezier in zo te zien. De leeuwen en tijgers liggen lui in hun kooien. Ze zien er prachtig uit. Veel groter dan ik dacht. Ik geniet en vertel opa honderduit over hoe prachtig ik het vind en over hoe graag ik naar het circus wil. De tijd vliegt. Het is al half twaalf als opa mij bij school aflevert. Hij zegt tegen de meester dat hij zich alleen voelde en zijn kleinzoon heeft meegenomen. Dat had ik moeten overleggen, zegt opa tegen de meester, maar daar denkt hij nu pas aan. Ik snap niet zo goed wat hij allemaal zegt, maar de meester lijkt het allemaal goed te snappen. Ik mag gewoon in mijn bankje gaan zitten en word niet van school gestuurd. Opa zwaait en knipoogt naar me. Dan gaat hij weg.


Als ik kwart over twaalf weer thuiskom, ben ik toch een beetje bang voor wat moeder gaat zeggen. Maar dan zie ik opa zijn fiets staan. Opa zit serieus kijkend aan de keukentafel. Moeder is niet in zo'n beste stemming.

"Die opa van jou," zegt ze me boos aankijkend, "die is niet goed wijs. Om je zomaar van school te halen om naar de dieren te gaan kijken."
"Daar kan dat jong toch niks aan doen? Moet je hem niet boos op ankijken," zegt opa.
"Ik hou niet van die fratsen, pa," zegt ze bozig tegen opa.
"Ja, ik weet ook niet wat me bezielde, maar gezellig was het wel, hè jong," zegt opa opgewekt. “En daarom gaan hij en ik morgen naar de matineevoorstelling. Dat had ik beter meteen kunnen bedenken. stom van mij.” 
Moeder vindt dit belachelijk, maar opa blijft bij zijn voornemen.
“Het gaat in het leven niet altijd zoals jij wit Ans,” zegt hij tegen moeder. “Dus rond een uur of twee ben ik hier morgen en dan wil ik eerst koffie.”
Zwijgend smeert moeder mijn boterhammen, maar ik ga morgen met opa fijn naar het circus! Ik ben van binnen helemaal opgewonden. Ik zou er de hele tijd wel over willen vertellen, en ook dat opa zo goed kan liegen en mij helpt, maar ik voel wel aan dat ik nu beter kan zwijgen. Ik vertel het vanavond wel allemaal aan beer. Wat zal die ervan ophoren!

Salvatore Cocco

1 januari 2016