Translate

08 januari 2016

Heil en zegen

Voor de tweede keer die nacht legde hij het boek weg en knipte het licht uit. Daar lag hij dan, te liggen, terwijl hij eigenlijk moest plassen. Maar hij was te moe, of te lui dat kan het ook geweest zijn, om uit bed te gaan en op de wc een plas te doen. De aandrang werd echter steeds heftiger, hoe meer hij eraan dacht. Wat kent het leven toch een groot aantal ongemakken, dacht hij zuchtend en stapte uit bed. Hij overbrugde snel de twee meter naar de badkamer met wc en ontspande. De aandrang was terecht geweest. Er was flink wat te lozen. Waar kwam dat nu ineens vandaan? Zoveel had hij toch niet gedronken? Bovendien was hij voor het naar bed gaan ook al geweest. Het kwam hem voor dat zijn nieren hem bij tijd en wijle een loer draaiden door op hoogst ongelukkige momenten plotseling en vol overgave aan het filteren te slaan. Terug in bed was de moeheid weer totaal verdwenen. Als hij pen en papier bij de hand had gehad, had hij dit voorval mooi kunnen noteren en wellicht omwerken tot een verhaal, maar hij had geen pen en papier bij de hand, dus pakte hij voor de derde keer die nacht het boek, knipte het licht aan en las. Hij las en las en las de woorden als afzonderlijke eenheden, zonder een zinsverband te ontdekken. Hij wilde het stuk opnieuw lezen, maar zijn ogen waren even dicht geweest, dus hij moest zoeken waar het begin ook weer was. Ja, daar! Hij las weer en las en las, maar wat hij las drong niet tot hem door. Hij legde andermaal het boek weg, deed de lamp uit en viel, na wat gedraai, eindelijk in slaap. Toen even later de wekker ging, voelde hij zich alles behalve uitgeslapen.

Als hij vroeger, als kind, nog op de basisschool gezeten, na een vakantie weer moest beginnen, voelde hij zich altijd een beetje week in maagstreek. Een onprettig gevoel van onbehagen. Een mengeling van onwil en onrust. Angst bijna. Dat gevoel was hem bij het ouder worden altijd trouw gebleven. Zelfs nu hij de veertig reeds ruim was gepasseerd, overviel hem na een vakantie nog altijd diezelfde onplezierige staat van zijn. Mannen blijven kinderen, hoorde je vrouwen weleens zeggen, maar wat hem betrof had dat in dit geval niet gehoeven. Hierin had hij best volwassen willen worden. Gelukkig bleken weekenden te kort voor het verkrijgen van deze rare spanning. Stel je voor, dan was hij toch echt met werken gestopt en gaan leven van de voedselbank, waar je naar het scheen nog best een aardige belegde boterham kon verwerven.

De beste wensen en gelukkige nieuwjaren vlogen je om de oren op zo'n eerste werkdag in het nieuwe jaar alsmede de hiermee gepaard gaande vrouwenlippen, zowel gewenste als ongewenste. Soms lukte het door stevig in de hand te knijpen en de arm stijf te houden iemand op zodanige afstand te houden dat de wens beperkt bleef tot woorden. Niet zelden echter trok zo'n vrouwspersoon je ongewild naar zich toe, het antwoord op de door henzelf gestelde vraag 'Gaan we zoenen?' niet afwachtend. Op zo'n dag als vandaag was hij eens te meer blij zelf geen vrouw te zijn. Die hadden immers zowel mannen- als vrouwenlippen te ontwijken. Gelukkig waren wij in onze moderne westerse cultuur ertoe overgegaan de mannenzoen geheel te verbannen. Hoewel, de laatste jaren was de mannenzoen aan een door hem met argusogen aanschouwde opmars bezig. Als de islamisering hieraan debet was geweest, zou hij Wilders zijn gaan stemmen. Het was echter eerder een nieuw soort populistisch 'zie mij nou eens doen wat eigenlijk niet hoort maar ik wel durf'. Hij troostte zich met de gedachte dat, als mannenzoenen, om deze reden, steeds vaker werden uitgedeeld en derhalve als meer algemeen zouden worden geaccepteerd, daarmee de reden om ze nog langer uit te delen, vanzelf zou vervallen. Immers, wat normaal is, is niet bijzonder, dus dan moest je als moderne, hippe knul weer iets nieuws verzinnen. Een enorme baard laten staan bijvoorbeeld.

Ofschoon het hele bedrijf rond Kerst en Nieuwjaar veertien dagen dicht was geweest, bleken er, aan de hoeveelheid in die periode ontvangen interne e-mails te zien, steeds meer collega's die hun "drukke" werkzaamheden blijkbaar als excuus gebruikten om aan de familieverplichtingen te ontsnappen. Of het waren gewoon uitslovers, hielenlikkers, die een wit voetje wilden halen bij de baas, scoren. Deze ontembare werklust zou tegen het eind van jaar, als de bonussen weer werden verdeeld, al lang door hun bazen vergeten zijn, waarmee hun zogenaamde ijver totaal zin- en nutteloos zou blijken. Sukkels! Zijn vrouw had trouwens liever niet dat hij het woord sukkels met grote regelmaat en te pas en te onpas op alles en iedereen van toepassing verklaarde. Misschien was het geen slecht goed voornemen in haar aanwezigheid minder sukkels aan te wijzen, ook al waren ze er uiteraard wel en juist steeds vaker en meer. Toch wilde hij ook zelf dit woord langzaamaan uit zijn woordenschat verbannen. Misschien moest hij op zoek naar een in de oren van anderen minder bezwaarlijke variant. Idioot, wellicht? Of prutser? Nou, hij zou nog wel zien.

"Het nieuwe jaar begint alweer goed hè?"
Collega Fransen kwam binnen lopen, altijd in staat om de stemming eruit te halen.
"Zeker," reageerde hij lauw zonder van zijn beeldscherm op te kijken. Hij had geleerd dat het onverstandig was collega Fransen ook maar enige sjoege te geven. De minste of geringste aanleiding werd door Fransen met beide handen gretig aangegrepen om zijn opmerkelijke en soms ronduit stuitende maar altijd stompzinnige mening over je uit te gieten.
"Ik doel natuurlijk op die situatie met Iraan," stelde Fransen en vanuit een ooghoek zag hij hoe deze in zijn praathouding ging staan, de voeten zo'n halve meter uit elkaar en de handen op de rug. Dit zou nog weleens lastig kunnen worden. Een op het oog onschuldig en fatsoenshalve uitgesproken woord kon door Jansen al worden opgevat als een niet mis te verstane aanmoediging eens flink van wal te steken.
"Iran," sprak hij toonloos en keek nog wat dieper in het lichtgevende glaasje.
"Iraan ja," declameerde Fransen zelfverzekerd.
"Nee, Iran. Jij zegt Iraan, maar het is Iran," zei hij betweterig, nog steeds gebiologeerd naar het scherm kijkend.
"Nou ja, je weet wat ik bedoel," zei Fransen. Er klonk nu toch onzekerheid door in zijn stem. Mooi!
"Precies. En daarom ga ik nu door met mijn mail."
"Eh, ja,” stamelde Fransen enigszins van zijn stuk, “dan zie ik je vanmiddag wel op de receptie.”
 “Mja," mompelde hij ongeïnteresseerd en weg was Fransen.

De nieuwjaarsreceptie. Als hij ergens tegen opzag dan was het wel de nieuwjaarsreceptie. Dan staat de hele hal vol met vrijwel allemaal types zoals Fransen gemaakt geïnteresseerd te luisteren naar ieder jaar weer dezelfde speech van de voorzitter van de raad van bestuur die hij vanaf de trap naar de directiekamers vrijwel onverstaanbaar over zijn ondergeschikten uitstort. Wat een feest. Vervolgens verdringen de carrièrejagers zich om de aanwezige bestuurs- en directieleden, en onderhouden de Fransen van deze wereld zich door het met elkaar delen van uit de krant opgepikte maar als persoonlijke bevindingen gepresenteerde inzichten over je kan het zo gek niet bedenken. Dit alles, uiteraard, met in de ene hand een rood wijntje en in de andere een nog veel te hete, maar niet geweigerde bitterbal van de Macro. De nieuwjaarsreceptie. Wat een feest!

In zijn late lunchpauze maakte hij een korte wandeling langs de rivier om aldus de kans collega’s te ontmoeten verder te verkleinen. Niet dat hij een hekel had aan zijn collega’s. Hij had aan weinig mensen een hekel. De meeste collega’s met wie hij samenwerkte waren vriendelijk en voorkomend en een paar daarvan waren hem zelfs dierbaar. Maar het was een groot bedrijf. En al die mensen, ook van andere teams en afdelingen, programma’s en projecten, die interesseerden hem niet. Hij kende ze van gezicht, van naam soms, maar dat was het dan. Hij kende ze net als de mensen die ’s ochtends op dezelfde tijd bij de bushalte stonden of op dezelfde tijd hun boodschappen deden bij de buurtsuper. Niet dus. Waarom zou hij hen dan de hand moeten schudden en veel heil en zegen toewensen? Daar voelde hij geen enkele behoefte toe. 

Het was nog pas drie uur in de middag of er kwam reeds een flinke uitstroom op gang van mensen die in de hal vooraan wilden staan, mooi in het zicht van de voorzitter van de raad van bestuur. De receptie begon echter pas om half vier, en zelfs vanuit de verste hoek van het bedrijf stond je na maximaal tien minuten kuieren al in de hal. Misschien was zijn gebrek aan ambitie juist het probleem. Hij had geen zin om vooraan te staan. Hij stond liever rustig achteraan, dan dringend vooraan in de rij. Bovendien was meestal ook de bar ergens achteraan gesitueerd. Een bijkomend voordeel.

De receptie liep niet zoals hij had verwacht. De voorzitter van de raad van bestuur had wegens voor het toegestroomde personeel verborgen gehouden redenen op het laatste moment moeten afzeggen. (Later zou blijken dat deze in gesprek met de banken had geprobeerd een aanstaand faillissement af te wenden. Nog geen twee maanden later stonden ze allemaal op straat. Dat alles was op dat moment echter nog bij geen van de personeelsleden bekend.) Het was nu de directeur personeelszaken die een praatje hield. Hij prees vooral de raad van bestuur en de directie. Hoe goed deze in economisch barre tijden in staat waren geweest het hoofd boven water te houden en hadden afgezien van forse, welverdiende bonussen waar deze elders nog ruim werden uitgedeeld. Uit ervaring sprekend had, zo meende de directeur personeelszaken met zijn ondergeschikten te moeten delen, hij nooit eerder in zijn rijke loopbaan zo’n toewijding van bestuurders ervaren noch gezien, als hier. Met geen woord sprak hij over de inzet van het overige personeel. Terwijl de directeur personeelszaken na zijn speech een matig applaus ten deel viel werd achterin de hal onder veel gejuich de bar geopend. Het zou hem niet verbazen als de directeur personeelszaken dit gejuich als voor hem bedoeld zou hebben opgevat. Sukkel. Oh nee, domoor!

Het lukte hem al na één bitterbal ongezien aan het mooiste moment van de eerste werkdag te beginnen: de thuisreis! De eerste werkdag was, althans voor hem, aan een mooi vroegtijdig eind gekomen. Morgen zou hij niet langer worden getrakteerd op plichtmatig uitgesproken gelukwensen en geveinsde hoe-was-je-vakantie interesse. Wat een heil en zegen!

Salvatore Cocco
8 januari 2016

03 januari 2016

De geschiedenis van de jukebox

1659
In 1659 overlijd de Duitser Nicholas Wurlitzer in het plaatsje Markneukirchen. In zijn tijd is hij een zeer gewaardeerd bouwer van muziekinstrumenten, waaronder de dan populaire luit. Zijn zonen hebben de kennis van het bouwen van muziekinstrumenten van hun vader meegekregen en zetten de traditie voort.

1829
In Schöneck, zo’n 12 kilometer van Markneukirchen, wordt Rudolph Wurlitzer geboren. Zijn vader maakt, net als zijn voorvaderen, muziekinstrumenten. Rudolph leert het vak van zijn vader, maar Rudolph wil meer. Hij wil vernieuwing.

1853
Na een fikse ruzie met zijn vader krijgt Rudolph Wurlitzer van een oom 80 dollar en emigreert op 24-jarige leeftijd naar de VS om daar vanuit Duitsland geïmporteerde instrumenten aan de man te brengen.

1856
Door een mazzeltje lukt het Rudolph een deal te sluiten met de Amerikaanse overheid voor de levering van muziekinstrumenten aan het leger. In zijn woonplaats Cincinnati, Ohio richt hij de The Rudolph Wurlitzer Company op. 

1880
De vraag naar muziekinstrumenten wordt zo groot dat het niet meer lukt om aan de vraag te voldoen door deze vanuit Duitsland te verschepen. In die tijd duurde dat immers nog maanden. Rudolph besluit daarom de instrumenten geheel zelf te gaan bouwen in een voor die tijd zeer moderne fabriek.
De vraag naar muziek groeit en Wurlitzer richt zich, naast de gangbare instrumenten, ook op de productie van zelfspelende instrumenten als draaiorgels voor beurzen en kermissen.

1896 
Wurlitzer introduceert de eerste op munten werkende elektrische piano, de Tonophone. Door de opkomst van bioscopen - de stomme films werden in die tijd live begeleid door luide orgelmuziek die het geluid van het gillende publiek maar vooral van de projector moest overstemmen - werpt hij zich nu ook op de productie van film- en theaterorgels. Deze “Mighty Wurlitzers” worden een sensatie. Ook het Tuschinski theater in Amsterdam kocht zo’n orgel. En het staat er nog steeds, werkend en al.

1914
Rudolf Wurlitzer komt op 85-jarige leeftijd, te overlijden. Zijn drie zonen, die al in het bedrijf werkten, nemen het bedrijf over. Het is echter zijn jongste zoon, Farny Wurlitzer, die dezelfde vernieuwingsdrang heeft als zijn vader.

1933
Farny Wurlitzer koopt een gepatenteerd musicbox mechanisme (platen wisselaar) en laat uitvinder Homer Capehart en ontwerper Paul Fuller hieromheen een jukebox bouwen. Dit resulteerde in de eerste Wurlitzer jukebox, de “Debutante”. Na het inwerpen van een munt, kan men 1 lied selecteren uit 10 stuks 78-toeren platen. Mede dankzij de uitstekende marketing rondom deze “Small Man’s Concert Hall” was Wurlitzer tegen het eind van de jaren dertig de absolute marktleider op jukeboxgebied. Daarmee raakt de naam Wurlitzer voorgoed en onlosmakelijk verbonden met de jukebox.

1941
Tijdens WOII wordt Wurlitzer gedwongen de productie van jukeboxen zo goed als stil te leggen en onderdelen te fabriceren voor de oorlogsindustrie. Ontwerper Paul Fuller blijft echter continu doorwerken aan nieuwe jukebox modellen.

1946
Wurlitzer presenteert een nieuwe jukebox, de Wurlitzer 1015, ook wel “bubbler” genoemd. Het wordt de bekendste jukebox aller tijden!

1948
Het Amerikaanse electronica bedrijf RCA-Victor introduceert de 45-toeren plaat. Dit plaatje van 7 inch is een stuk kleiner dan de 78-toeren plaat (12 inch), onbreekbaar want op vinyl geperst in plaats van op schellak of bakeliet en ook een stuk lichter. Ze waren oorspronkelijk bedoelt voor gebruik met een platenwisselaar. Vandaar ook het grote gat in het midden, zodat er meer ruimte was voor een wisselmechaniek. Hoewel de 78-toeren plaat nog tot het einde van de jaren vijfig in productie bleef (en in sommige landen, zoals in Afrika, zelfs tot ver in de jaren zestig), won dit “singeltje” ook onder gewone consumenten snel aan populariteit.

1954
Meer dan honderd jaar na het ontstaan van The Rudolph Wurlitzer Company en dertig jaar na de dood van de oprichter produceert het bedrijf de allereerste 45-toeren jukebox, de Wurlitzer 1700. Bij de eerste 1875 exemplaren werd gebruik gemaakt van een oud type geluidsversterker met maar 1 speaker. Concurrent Seeberg leverde op dat moment een betere geluidskwaliteit. Daarom werd het model snel opgefrist. De tweede reeks kreeg een lichte buitenkant, werd van binnen modern grijs geschilderd in plaats van het oude donkerbruin en, het belangrijkste, bevatte een nieuw type buizenversterker van zeer goede kwaliteit met een extra speaker voor de hoge tonen, de 1700HF (High Fidelity). Deze uitvoering liep beter, maar door de grote concurrentie moest er snel een opvolger komen met meer selecties. Uiteindelijk werden er van deze Wurlitzer 1700HF slechts 7751 exemplaren geproduceerd. Ter vergelijking, van de populaire Wurlitzer 1015, de bubbler, werden 56.000 exemplaren gebouwd en verkocht in slechts 18 maanden tijd!

In het late voorjaar van 1954 verlaat van de verbeterde en opgefriste reeks Wurlitzer 1700 jukeboxen een bijzonder exemplaar de fabriek in North Tonawanda, New York. Het is het 159ste exemplaar en draagt het serienummer 2000167. Deze jukebox werd, zonder tussenhandel, rechtstreeks geleverd aan een bar in een van de zuidelijke staten van de VS.

1965
Na jaren lang trouwe dienst te hebben gedaan wordt de jukebox met het serienummer 2000167 voor een zacht prijsje opgekocht door de eigenaar van een beginnend wegrestaurant. Jukeboxen raken uit, maar het wegrestaurant kan wel wat opvulling in het interieur gebruiken.

1967
Ik sta als 6-jarig jongetje in het café, waar opa en oma weleens een borreltje drinken, me altijd te vergapen aan dat geweldige muziekapparaat wat daar staat. Als je er een kwartje in gooit kan je toetsen indrukken en worden er twee plaatjes gedraaid. Ik ben er zwaar van onder de indruk.

1973
The Rudolph Wurlitzer Company gaat failliet en verkoopt de jukeboxrechten aan de Duitse familietak van Wurlitzer. De rechten voor de muziekinstrumenten gaan naar Gibson (van de gitaren). Vooral de elektrische piano van Wurlitzer doet het goed. Deze is te horen op platen van onder andere Supertramp, Pink Floyd en Queen. Later koopt Gibson ook de jukeboxrechten op. Tot 2013 worden er nog Wurlitzer jukeboxen gemaakt, weliswaar met CD’s, maar gebaseerd op het succesmodel “bubbler” uit de jaren dertig. Onder de naam Wurlitzer produceert Gibson tot op de dag van vandaag automaten, maar nu voor snoep en dergelijke.

1974
Bij ons in de buurt, op de plek waar eerst supermarkt Vivo zat, is een nieuwe snackbar gekomen. Een moderne, goed gesorteerde tent met zitjes achterin. En daar staat, naast de gokautomaat, een jukebox. Een lelijk ding en voor een gulden kan je vijf plaatjes kiezen, maar toch blijft de machine me boeien. Wat een geweldig apparaat toch, zo’n jukebox. Ik zou er thuis wel een willen hebben.

1977
Hoewel de jukebox met serienummer 2000167 het publiek in het wegrestaurant in het zuiden van Amerika nog jaren heeft vermaakt, raakt hij uiteindelijk toch uit gratie en wordt ergens achterin het magazijn onder een laken opgeslagen.

1982
De failliete uitbater van het wegrestaurant verlaat wegens gebrek aan klandizie het pand met, zoals dat gaat in de VS, achterlating van de hele inboedel en alles wat erbij hoort. Aan het leven van de jukebox met serienummer 200167 lijkt een definitief eind gekomen.

1986
Ik krijg de kans een jukebox te kopen voor 1500 gulden. Niet zo’n hele mooie - hij lijkt een beetje op dat ding uit die snackbar van vroeger - maar hij werkt uitstekend. Helaas heb ik er het geld niet voor. Ik moet het aanbod laten schieten. Maar misschien later, als ik voldoende gespaard heb.

2014
In de herfst van 2014 loopt een opkoper door een totaal vervallen pand van een voormalig wegrestaurant. De interesse voor vintage spullen doet hem besluiten aan de erven van de voormalige eigenaar een bod te doen op de hele inboedel. Hij is voornemens de hele boel op beurzen te verkopen. Hij laadt alles in een container en fotografeert de inhoud voor een bevriende relatie in Scheveningen. Die krijgt als eerste de kans om een bod te doen.
Twee weken later loop ik door een winkel in Scheveningen op zoek naar een jukebox. Ik heb voldoende gespaard. Maar helaas, de jukebox die daar in de winkel staat, het type jukebox dat ik wil hebben, de Wurlitzer 1700HF, die is al verkocht. Maar, herinnert de zoon van de eigenaar zich, in Amerika staat een container waar nog zo’n 1700 in staat. Ik besluit de gok te wagen en koop ‘m.
Op 23 december 2014 wordt de machine bij mij thuis bezorgd, de Wurlitzer 1700 HF, met serienummer 2000167. Precies 100 jaar na het overlijden van oprichter van The Rudolph Wurlitzer Company en zestig jaar nadat deze jukebox in hun fabriek in de staat New York is geproduceerd.

2015
Ik geef een jukeboxparty. De jukebox draait de hele avond tot diep in de nacht. Iedereen kiest, selecteert, drukt op knoppen, drinkt, eet en danst.

2016
Ik doe onderzoek op internet en schrijf dit verhaal over de geschiedenis van mijn jukebox, de Wurlitzer 1700HF met serienummer 2000167.

Salvatore Cocco
3 januari 2016

02 januari 2016

Het circus is in de stad

Het circus is in de stad! Alle kinderen op school hebben het er over. In het weekend hebben ze hun tent en wagens opgesteld op het grote grasveld naast de winkels. Voor twee kwartjes kan je er bij de dieren kijken. Ze hebben olifanten, paarden, leeuwen en tijgers, maar ook twee lama's en een zeehond.


O, wat wil ik graag naar het circus! De mannen aan de trapeze, de komische acrobaten, de olifanten en de leeuwen en de tijgers, ik wil ze allemaal dolgraag zien. En het orkest ook! De clowns en de paarden kunnen me gestolen worden. Nou, die acrobaten op de paarden, die zo op die rijdende paarden springen, die zijn wel goed. En oh, de goochelaar, die wil ik ook graag zien. Ik wil me verbazen over hoe handig hij ons eigenlijk voor de gek houdt, want ik weet dat hij niet echt kan toveren of zo. Maar ja, ik zal het wel nooit zien, want wij gaan niet. Te duur, vind moeder. Bovendien is er met kerst ook circus op tv en dan kan je het allemaal gratis en fijn vanaf je eigen bank zien, zegt ze. Een betere plek krijg je niet. En we gaan ook niet bij de dieren kijken. Daar heeft ze geen tijd voor, zegt ze kortaf. Hoopvol breng ik nog in ook best alleen te kunnen, ook naar de voorstelling trouwens, maar dat doet moeder af als domme onzin. Als je negen bent ben je klein en dan kan je niet zo maar alleen naar zoiets als het circus toe. Wat zullen de mensen wel niet van hen denken? Nee, daar komt niets van in. Teleurgesteld doe ik er het zwijgen toe. Ik weet dat het geen zin heeft om door te drammen. Dat levert alleen maar meer en geheel nieuwe problemen op.

Die maandavond kan ik maar niet in slaap komen. Ik lig met mijn beer in bed en bespreek met hem uitvoerig de ontstane situatie. Beer stelt voor om dan twee kwartjes aan opa te vragen. Ja, dat had ik zelf ook al bedacht, maar opa woont aan de andere kant van de stad en daar gaan we pas zondagochtend weer heen en misschien is het circus dan al weer weg. Je kan er natuurlijk zelf heen fietsen, oppert beer. Tja, ik weet heus de weg wel, maar ben nog nooit alleen gegaan. Dat mag ik niet. Daarom drukt beer me op het hart om moeder niets te vertellen en het gewoon stiekem te doen. Dat besluit ik inderdaad te gaan doen. Ik sla mijn arm om beer heen en ga op mijn zij liggen. Wat is beer toch een fijne vriend.


Als ik ’s morgens mijn kop thee met melk drink en mijn boterham met pindakaas eet, vraag ik of ik met de fiets naar school mag. Moeder reageert meteen geïrriteerd waar dat nou weer voor nodig is. We krijgen fietsles, lieg ik. Moeder zegt dat ze daar niks over gehoord heeft en het maar vreemd vind. Dan sla ik wel een lesje over, zeg ik, ik kan toch al goed fietsen. Maar dat gaat niet gebeuren! Ik ga geen lessen overslaan, zegt moeder nors, ik ga maar mooi met de fiets naar school.


Blij fiets ik even later de straat uit. Aan het eind sla ik niet rechtsaf naar school, maar linksaf richting brug. Onderweg kom ik een paar klasgenootjes tegen die naar school lopen. Ze roepen lachend dat ik de verkeerde op fiets. Nee, ik moet dringend alleen op de fiets naar mijn opa, roep ik trots terug. Tot vanmiddag!


Het is toch nog best een eind fietsen naar opa, maar ik word niet moe. Als ik drie kwartier later de straat van zijn bovenwoning in fiets, ben ik zo trots als een pauw. Ik zet mijn fiets tegen het huis en trek aan de bel. Ik wacht even en dan hoor ik de deur van het slot gaan. Ik duw de deur open en kijk de trap omhoog. Bovenaan de trap staat opa met zijn hand bij het touw waarmee hij de deur heeft ontgrendeld. Hij kijkt me verbaasd aan.

“Hoi opa”, zeg ik en loop blij de trap op.
“Ach jong, wat doe jij dan hier? Is je moeder er ook?”
“Nee, ik ben alleen opa, met de fiets,” zeg ik voornaam.
We lopen naar de keukenhuiskamer en gaan aan tafel zitten. Tegen opa kan je gewoon alles zeggen, dus vertel ik hem eerlijk hoe het is gegaan, wat ik heb bedacht en gedaan en waarvoor ik dus kom. Opa kijkt wat ongelukkig. Hij realiseert zich blijkbaar beter dan ik op dat moment, dat ik iets heb gedaan wat niet helemaal in de haak is.
"Nou, eerst maar eens koffie," zegt hij zuchtend en voor ik het weet, staat er een kop koffie voor mijn neus. Ik krijg altijd koffie bij opa. Ik krijg nergens anders koffie, dan bij opa. Dat komt omdat opa geen thee heeft, want hij houdt niet van thee. Koffie met veel melk en suiker. Echt lekker vind ik het niet, maar het is wel koffie, net als de grote mensen drinken. Bij opa voel ik me altijd veel groter dan thuis. Mede dankzij de koffie.

"Je snapt natuurlijk wel," zegt opa ernstig terwijl hij aandachtig zijn koekje in de koffie doopt en ik precies hetzelfde doe, "dat het niet zo handig was om zomaar deze kant op te fietsen."

Ik knik ja, maar ik begrijp niet zo goed wat hij precies bedoeld.
"Kijk, je had eigenlijk op school moeten zitten. Niet dat je er iets aan mist, maar het is toch spijbelen."
Nu raak ik toch een beetje bezorgd. Ik heb weleens gehoord dat kinderen van school gestuurd werden als ze spijbelden.
"Ja en dan is er nog je moeder natuurlijk. Je weet hoe ze is. Altijd moet alles precies gaan zoals zij wil, tja, en dit is natuurlijk niet wat zij wil, dus dat moeten we ook recht zien te borduren."
Ik krijg in de gaten dat wat ik gedaan heb, tegen alle regels ingaat. Ik had nooit zomaar van school weg mogen blijven en ik had nooit zomaar tegen moeder moeten liegen en al helemaal niet tegen haar in moeten gaan.
"Maar ik wilde alleen maar zo graag de dieren zien," zeg ik met een dichtgeknepen keel.
"Nou," zegt opa dan ineens kordaat, "dan gáán we ook naar de dieren kijken! Drink je koffie op!"

Met opa samen fiets ik naar het circus. Omdat opa mij steeds duwtjes in de rug geeft, gaan we lekker snel. Dan betaalt hij een gulden en mogen we bij de dieren kijken. Het is geweldig! Ze zijn de olifanten aan het wassen. Met een tuinslang worden ze schoon gespoten. Ze hebben er veel plezier in zo te zien. De leeuwen en tijgers liggen lui in hun kooien. Ze zien er prachtig uit. Veel groter dan ik dacht. Ik geniet en vertel opa honderduit over hoe prachtig ik het vind en over hoe graag ik naar het circus wil. De tijd vliegt. Het is al half twaalf als opa mij bij school aflevert. Hij zegt tegen de meester dat hij zich alleen voelde en zijn kleinzoon heeft meegenomen. Dat had ik moeten overleggen, zegt opa tegen de meester, maar daar denkt hij nu pas aan. Ik snap niet zo goed wat hij allemaal zegt, maar de meester lijkt het allemaal goed te snappen. Ik mag gewoon in mijn bankje gaan zitten en word niet van school gestuurd. Opa zwaait en knipoogt naar me. Dan gaat hij weg.


Als ik kwart over twaalf weer thuiskom, ben ik toch een beetje bang voor wat moeder gaat zeggen. Maar dan zie ik opa zijn fiets staan. Opa zit serieus kijkend aan de keukentafel. Moeder is niet in zo'n beste stemming.

"Die opa van jou," zegt ze me boos aankijkend, "die is niet goed wijs. Om je zomaar van school te halen om naar de dieren te gaan kijken."
"Daar kan dat jong toch niks aan doen? Moet je hem niet boos op ankijken," zegt opa.
"Ik hou niet van die fratsen, pa," zegt ze bozig tegen opa.
"Ja, ik weet ook niet wat me bezielde, maar gezellig was het wel, hè jong," zegt opa opgewekt. “En daarom gaan hij en ik morgen naar de matineevoorstelling. Dat had ik beter meteen kunnen bedenken. stom van mij.” 
Moeder vindt dit belachelijk, maar opa blijft bij zijn voornemen.
“Het gaat in het leven niet altijd zoals jij wit Ans,” zegt hij tegen moeder. “Dus rond een uur of twee ben ik hier morgen en dan wil ik eerst koffie.”
Zwijgend smeert moeder mijn boterhammen, maar ik ga morgen met opa fijn naar het circus! Ik ben van binnen helemaal opgewonden. Ik zou er de hele tijd wel over willen vertellen, en ook dat opa zo goed kan liegen en mij helpt, maar ik voel wel aan dat ik nu beter kan zwijgen. Ik vertel het vanavond wel allemaal aan beer. Wat zal die ervan ophoren!

Salvatore Cocco

1 januari 2016