Translate

03 juni 2016

Van Sinterklaas, dingen die voorbij gaan

Er wordt veel gezegd over het Sinterklaasfeest. Mensen spreken van een eeuwenoude traditie, alsof dit feest al eeuwen op dezelfde manier wordt gevierd. Ook wordt vaak verwezen naar de vermeende historische figuur die model stond voor onze Sinterklaas, de bisschop van Myra. Maar klopt dat allemaal wel? Wat is er waar en wat is verzonnen? En hoe zit dat nou met Zwarte Piet? Dus heb ik het internet maar eens  afgespeurd en dit zijn mijn bevindingen. 

Nicolaas van Myra
Of en wanneer de figuur, die vooral bekend werd onder de naam Nicolaas van Myra precies leefde kan niet met zekerheid worden gezegd. Als hij al heeft bestaan, is het vermoeden dat hij op 15 maart 270 werd geboren in Patera te Lycië en stierf, als bisschop op 6 december 352 in Myra. In die tijd was Myra de hoofdstad van het tot het Griekse Rijk behorende Lycië. Tegenwoordig is Myra een klein dorp nabij Demre in Turkije.
Als we deze data voor waar aannemen, heeft deze man een voor die tijd extreem hoge leeftijd bereikt. Een logische verklaring voor het oneindige leven wat onze oude Sinterklaas lijkt te hebben. Als we echter de andere data zien die rondgaan, kan het maar zo zijn dat hij niet 82 maar rond de 60 was toen hij stierf, een meer reguliere leeftijd voor die tijd.

In christelijke kringen deden veel verhalen de ronde over de wonderen die deze man zou hebben verricht. Die verhalen werden allemaal mondeling met elkaar gedeeld. We weten daarom zeker dat de verhalen niet zo zijn gebeurd als ze worden verteld. Ik bedoel, zelfs een enkele zin veranderd al als je 'm doorgeeft aan tien mensen, laat staan als je hele verhalen over honderden jaren doorverteld. Daarom noemen we het ook geen geschiedenis, maar legendes. Bovendien wordt onze Nicolaas vaak verward met Nicolaas van Pinara, die een paar honderd jaar later leefde, waardoor ook niet zeker is of alle legendes wel terecht aan onze Nicolaas worden toegeschreven. Echt historisch bewijs voor het bestaan van onze Nicolaas is trouwens ook nooit gevonden. Wij kennen hem alleen uit de mondeling overgedragen verhalen en de pas veel later op schrift gestelde legendes, zoals die van de in de 13e eeuw levende dominicaanse monnik Jacobus de Voragine.

De verering van deze Nicolaas verspreidde zich vanaf de zesde eeuw vooral binnen de Griek-Orthodoxe kerk en in Rusland. Pas toen Otto II, keizer van het Heilige Roomse Rijk (ongeveer het huidige Duitsland en Italië en een stuk van oostelijk Nederland) in 972 trouwde met de Griekse prinses Theophanu, kregen de verhalen ook in Frankrijk, Duitsland, Engeland en Nederland enige bekendheid. (Detail: deze prinses overleed, vermoedelijk nog pas 31 jaar jong, op 15 juni 991 te Nijmegen.)

Hoe dan ook, al deze legendes en mythes waren voor de kerkgangers wel aanleiding om Nicolaas van Myra als een heilige te vereren. Zo werd hij beschermheilige van apothekers, bankiers, prostituees, boogschutters, kinderen, ongehuwde vrouwen, kooplui, studenten, geliefden, slagers, dieven, moordenaars, piraten etc. en schutspatroon van zeelieden. Veel havensteden hebben Nicolaas als beschermheilige waaronder ook Amsterdam. Echter in 1969 heeft de kerk besloten om hem te degraderen. Hij mag nog wel als particuliere heilige worden vereerd, maar is voor de kerk geen katholiek heilige meer.

Sinterklaas
In middeleeuwse tekeningen van Nicolaas - hij zou een man met drie onhuwbare dochters, drie buidels met goud hebben gegeven, als bruidsschat - werden de oranje gekleurde geldbuidels met goud in onze streken door het volk, die de legendes nauwelijks kenden, aangezien voor sinaasappels. En omdat in die dagen sinaasappels uitsluitend uit Spanje konden komen, werd aangenomen dat de man zelf dan ook wel uit Spanje zou komen.

Doordat zeelui ook graag kerst en nieuwjaar thuis vierden zorgden ze er voor dat hun schepen bijtijds aanmeerden. Wat is er dan mooier dan aanmeren op de gedenkdag van je patroonheilige, Nicolaas van Myra, dus op 6 december. Natuurlijk bracht men dan cadeautjes mee voor vrouw en kinderen. Vrouwen kregen deze vaak pas met Kerst, maar kinderen kregen de cadeautjes meteen, want ja, kinderen waren ook toen al kinderen.

Dit wetende begrijp je wel hoe door de eeuwen heen het Sinterklaasfeest is ontstaan. Maar je snapt ook hoe het verhaal zich heeft ontwikkeld en aangepast. Het zeilschip werd vervangen door een stoomboot. Niet de zeevarende vaders brachten cadeautjes mee, maar omdat niet alle vaders zeelui waren, kwam Sint Nicolaas de cadeautjes zelf brengen. Dat paste ook mooi bij de legende dat Nicolaas ooit drie gestorven kinderen weer tot leven zou hebben gewekt. Zo werd het dus langzaamaan meer en meer een kinderfeest en verbasterde Sint Nicolaas tot het voor kinderen makkelijker uit te spreken Sinterklaas.
En waar kwam die dan vandaan, met zijn nieuwe stoomboot, nou ja, uit Spanje dus (vanwege die voor sinaasappels aangeziene oranje goudbuidels uit de middeleeuwse prenten).

Samichlaus en zijn "pieten" in Zwitserland.
Tal van praktische veranderingen hebben invloed gehad op hoe de cadeautjes binnen werden gebracht, het paard wat er later bij kwam, het zetten van de schoen enzovoort enzovoort. En vaak ook werden al bestaande rituelen van andere feesten gecombineerd. Zo zijn er verwijzingen naar een Germaans feest (de Wilde Jacht van Wodan) dat ook begin december werd gevierd. Variaties op ons Sinterklaasfeest zie je dan ook terug in Polen, Italië, Roemenië, Tjechië, Duitsland, Zwitserland.

Kortom, de traditionele Sinterklaas, zoals wij hem kennen in België en Nederland, is in de loop der tijd door het volk voortdurend veranderd en aangepast aan de nieuwe omstandigheden. Niet onder dwang, maar als vanzelfsprekend.

Zwarte Piet
Natuurlijk kwam Sinterklaas niet alleen met de boot. Dat zou onmogelijk zijn. Hij had zeelui bij zich, personeel, helpers, knechten. Die droegen dan ook kleding gebaseerd op de middeleeuwse mode. Pofbroeken en kragen en mutsen, zoals ook de helpers (pages) van ridders en andere edelen droegen. Ze waren niet zwart, nee, die helpers waren gewoon wit.

Het is dus niet zo dat het Sinterklaasfeest al eeuwen lang op dezelfde manier wordt gevierd en het is al helemaal niet zo dat Zwarte Piet daar altijd bij heeft gehoord. Zwarte Piet is er pas later bij verzonnen. De onderwijzer Jan Schenkman schreef rond 1850 een boekje "Sint Nikolaas en zijn knecht". Uit de tekst van het verhaal blijkt nergens dat die knecht zwart is en ook heeft de knecht geen naam. Pas in de later toegevoegde illustraties zie je afbeeldingen van een zwarte knecht, echter zonder de bekende pofbroek, kraag en muts. Wel draagt de zwarte knecht op die tekeningen duidelijk kleding die voor zwarte slaven gebruikelijk was. Maar nogmaals, uit de tekst van het boekje blijkt nergens dat de knecht een zwarte slaaf is. Of die tekening nu bedacht is door schrijver, de uitgever of de illustrator zelf is niet bekend. Het boekje werd in die tijd echter wel heel populair.

In diezelfde periode rond 1850 verscheen er ook een boekje van de Amsterdamse schrijver en dichter Alberdingk Thijm. Hij schreef dat bij wijze van Sinterklaasgeschenk voor zijn collega Potgieter met een fictieve dialoog tussen "St. Niklaas" en een "Pieter me knecht", maar het is niet waarschijnlijk dat hiermee een zwarte knecht werd bedoeld. Het blijkt ook hier immers nergens uit de tekst en Pieter was zeker toen geen gangbare naam voor een zwarte slaaf. Wel beschrijft diezelfde Alberdingk Thijm in 1884, een strooiavond, waarbij volgens zijn herinnering in 1828 in de woning van de consul van Sardinië, een Pieter-me-knecht met een zwart uiterlijk en kroeshaar aanwezig zou zijn geweest. Maar van slaaf is geen sprake.

Op filmopnames van de eerste, officiële intocht van Sinterklaas in Amsterdam in 1934, zie je naast heel veel witte helpers ook zes "Zwarte Pieten". Dat waren Surinaamse matrozen van een schip dat toevallig in de haven lag. Zij deden gewoon leuk mee.
Na de oorlog organiseerden Canadese militairen een Sinterklaasfeest voor de Nederlanders met heel veel Zwarte Pieten. In de liedjes over Sinterklaas wordt echter altijd en alleen maar gesproken over één knecht. Maar in Canada, tijdens kerst, lopen er altijd veel kerstmannen over straat. De Canadezen dachten dat hier dus ook wel veel sinterklazen over straat zouden gaan. Met veel moeite konden de Canadezen ervan worden overtuigd dat het hier met Sinterklaas anders ging. Er was maar één Sinterklaas. Dus besloten de Canadezen om dan maar veel Zwarte Pieten mee te laten lopen, gewoon om hun soldaten allemaal een aandeel in het feest te kunnen geven.

Dat is ons blijkbaar best goed bevallen, want in de afgelopen zestig jaar zijn er steeds meer Zwarte Pieten bijgekomen. Wel is hun rol, onder invloed van vernieuwend opvoedkundig inzicht, veranderd van boeman (met de roe) naar kindervriend, zonder wie de veelal vergeetachtige oude Sinterklaas zijn werk niet kan doen. Zwarte Piet is grappig, kan veel, is acrobatisch en slim en kinderen spelen dan ook liever de rol van Zwarte Piet dan die van Sinterklaas.

Kortom, Zwarte Piet is met name in de laatste 60 jaar langzamerhand onderdeel gaan uitmaken van het Sinterklaasfeest (en dus geen onderdeel van een eeuwen oude traditie). Bovendien is zijn rol in die zestig jaar voortdurend veranderd. Niet onder dwang, maar als vanzelfsprekend.

Slavernij
Natuurlijk heeft Nederland een achteraf schandelijk rol gespeeld bij de handel in zwarte slaven. Ook heeft Nederland pas relatief laat wetten uitgevaardigd die slavernij geheel verboden. Dat ging in delen. Uiteindelijk kwam pas in 1914 een definitief einde aan de slavernij door het slavernijverbod op het eiland Samosir in het toenmalige Nederlands-Indië. De handel in slaven werd overigens in 1814 afgeschaft en in 1863 werd in West-Indië (de Antillen en Suriname) ook het hebben van slaven verboden. Dat betekende overigens niet dat de vrijgemaakte slaven daarmee ook goed werden behandeld of dezelfde rechten hadden. Dat is, net als de gelijktrekking van rechten voor mannen en vrouwen, pas (veel) later gekomen. Nogmaals, schandalig, zeker als je er vanuit de huidige tijd op terug kijkt.
Eigenlijk is Nederland nooit echt progressief geweest. Het vrouwenkiesrecht werd hier ook pas relatief laat, in 1919, ingevoerd en zelfs tot vandaag de dag is er een soort van achterstand waarneembaar in de emancipatie van de vrouw in vergelijking met andere westerse landen, al is dit nu het gevolg van een eigen vrije keuze en niet van opgelegde wetgeving. Al met al, ook al vinden we onszelf heel vooruitstrevend en vernieuwend, feit blijft dat we zeker niet bij alle veranderingen voorop lopen.

Maar hoe groot was ons aandeel in de slavenhandel? Nou, dat blijkt toch lastig vast te stellen. Dat komt mede doordat slavernij en mensenhandel door de hele geschiedenis heen voorkomt, in verschillende vormen. Hoewel het overal ter wereld formeel verboden is, wordt geschat dat wereldwijd zelfs vandaag de dag nog tussen de 30 tot 100 miljoen mensen in slavernij leven.
Als we ons echter beperken tot de periode waarin wij Nederlanders handel dreven met zwarte slaven, doet zich meteen een nieuw probleem voor. In diezelfde periode werden namelijk ook wel blanke Europeanen gevangen en als slaaf verhandeld, met name door Noord-Afrikaanse piraten. Men schat dat er in die tijd 1 tot 1,25 miljoen blanke Europeanen zijn verhandeld, waaronder 10 tot 15 duizend Nederlanders. Tja, mensenhandel was gewoon business as usual en men keek niet op een mensenleven meer of minder. Wit verhandelde zwart, zwart verhandelde wit, christenen verhandelden moslims, moslims verhandelden christenen. Geen leuke tijd in ieder geval, voor niemand.
Het aandeel van de Nederlanders in de totale slavenhandel in die periode wordt geschat op zo'n 5%. Dat betekent dat we in die periode zowel in het toenmalige Oost- en West-Indië zo'n half miljoen voornamelijk zwarte mensen hebben verhandeld. Met name de handel naar het huidige Suriname en de Antillen heeft bijgedragen aan onze status van economische wereldmacht.

Hoewel in Nederland de slavenhandel aanvankelijk immoreel werd gevonden, vond men later in het Bijbelboek Genesis 9, waarin de nakomelingen van Cham (een donkere man) tot slavernij worden vervloekt, een rechtvaardiging. In de 18e eeuw groeide de slavenhandel enorm. Nederlanders hadden zelfs de hele Spaanse handel overgenomen. Erg winstgevend was die handel echter niet. Door erbarmelijke omstandigheden stierf soms wel een derde van de slaven onderweg een gruwelijke dood. Mede daardoor kwam er tegenstand en uiteindelijk dus een verbod. Bij de afschaffing van de slavernij kregen de slavenhouders, naar Engels voorbeeld, vaak een vergoeding voor hun verlies. De slaven zelf kregen niets. Ja, een verplicht contract om nog tien jaar te blijven doorwerken op de plantage. Schande.

Blackface
Rond 1830, de slavenhandel was nog maar net afgeschaft, begon in de Verenigde Staten een theatervorm te ontstaan waarin blanken zichzelf zwart schminkten om een zwart iemand te spelen. Zwarten hadden toen immers geen toegang tot het theater. Wij in Nederland kennen deze theatervorm niet of nauwelijks, maar in de VS werd deze bijzonder populair. Meestal werd de zwarte voorgesteld als de zorgeloze man op de plantage of de donkere dandy. Zo droeg het bij aan enerzijds de verspreiding van het stereotype, veelal beledigende beeld, maar anderzijds ook aan de verspreiding van de zwarte cultuur en hun muziek. Later traden zelfs zwarte artiesten zelfstandig in blackface op.
In de eerste helft van de twintigste eeuw veranderde echter de houding en opvattingen over rassen en racisme en werd de blackface meer en meer gezien als beledigend voor zwarte mensen. Het kan echter niet worden ontkend dat de Afro-Amerikaanse cultuur door blackface, alsmede de multi-etnische samenwerkingen die eruit volgden, uiteindelijk wel hebben geleid tot de winstgevende marketing en verspreiding van Afro-Amerikaanse cultuur en de vele afgeleide vormen in de hedendaagse popcultuur.
Desalniettemin, wordt de blackface tegenwoordig, en ik denk terecht, vooral gezien als een belediging voor zwarte mensen.

Mijn conclusie
Ik kan mij voorstellen dat men in de Verenigde Staten een overeenkomst ziet tussen tussen onze Zwarte Piet en hun blackface, maar als zij zich eens zouden verdiepen in de cultuur van andere landen en niet alles op zichzelf zouden betrekken, moeten zij, net als ik, tot de conclusie komen dat het één totaal los staat van het ander. De ontstaansgeschiedenis van Zwarte Piet heeft geen enkele relatie met het ontstaan van blackface. Uiterlijk lijkt het er misschien op, maar aanleiding en doel zijn totaal verschillend.

Hoewel de tekeningen bij het eerste boekje waarin de knecht van Sinterklaas wordt genoemd wel een zwarte man in slavenkleding laten zien, is dat ook meteen de enige feitelijke verbinding die je kan leggen tussen Zwarte Piet en slavernij. En dan nog alleen in de tekening, want in de tekst van dat verhaaltje wordt nergens gesproken over zwart of slaaf; het is een naamloze, kleurloze knecht.

De naam Piet komt uit een ander boekje waarin Sinterklaas een gesprek heeft met "Piet me knecht". Ook in dat boekje vind je geen enkele aanwijzing dat het zou gaan om een zwart iemand, en al zeker niet dat het zou gaan om een (ex-)slaaf.

Bij de eerste officiële intocht in Amsterdam deden zes Surinaamse matrozen mee als knecht, van een schip dat toen in de haven lag, naast een heleboel witte knechten, allen in middeleeuwse kledij. Dit moet eerder worden gezien als een uiting van emancipatie, dan als een uiting van discriminatie. De Surinamers deden gewoon met de rest mee, zonder aanziens des persoons.

En door een misverstand bij de Canadese militairen traden in de eerste door hen georganiseerde naoorlogse Sinterklaasfeest veel Zwarte Pieten op, waar dat aanvankelijk veel Sinterklazen hadden moeten zijn. Dus zeker geen verwijzing naar slaven of het hebben van slaven.

Tegenwoordig is Zwarte Piet een leuke slimme figuur die van alles kan, waar kinderen dol op zijn. Hij is zwart, ja, net als clowns wit zijn. Dat geleuter dat het komt door het roet is onzin. Hij is gewoon zwart. Hoe komt een clown anders wit? Is die met zijn neus in de boter gevallen? Nee hoor, voor kinderen is het allemaal heel vanzelfsprekend. Een clown is wit en Piet is zwart. Heel normaal.

Hoe ik ook mijn best doe, ik zie in de Zwarte Piet zoals ik hem ken, en in zijn ontstaan, feitelijk geen enkel beledigend of racistisch element.

Ondanks dat, kan het toch zijn dat iemand zich door de figuur van Zwarte Piet beledigd voelt. Dat is vervelend, want dat is helemaal niet de bedoeling van Zwarte Piet. Als mensen echter beweren dat het leuk vinden van Zwarte Piet een uiting van racisme is, voel ik mij daardoor wel oprecht beledigd, want ik ben geen racist. Oh, ik ontken niet dat ook ik vooroordelen heb, maar ik ben geen racist. Ik vind dat iedereen dezelfde rechten en plichten heeft en dat iedereen dezelfde kansen moet krijgen. Ik weet ook wel dat dit niet altijd en overal zo is en ook dat niet iedereen dat vindt, maar ik vind dat wel, want ik ben geen racist! Misschien juist daarom vind ik Zwarte Piet wel zo leuk en juist daarom moet Zwarte Piet blijven. Als bewijs dat iedereen, ongeacht kleur, afkomst, kleding, baan en gedrag, door mij wordt omarmd. En gaan Sinterklaas en Zwarte Piet in de toekomst veranderen? Zeker gaan ze veranderen. Net zoals ze in de loop der tijd voortdurend zijn veranderd. Niet onder dwang, maar als vanzelfsprekend.

Groetjes,
Salvatore

18 mei 2016

zaad

Ik zag ze meteen toen ik de treincoupé instapte. Ze vielen me op, de jongen en het meisje, omdat ze beiden, begin twintig, een gigantische rugzak tussen hun benen hadden staan, waardoor het onmogelijk was op de tegenover hen lege bank plaats te nemen. Gelukkig was er nog een hele vrije bank vlak achter hen. Ik moest dan wel achteruit rijden, maar ik kan daar goed tegen. Daar zaten wij dan, met de ruggen naar elkaar toe, klaar voor de start.
Nog voor de trein vertrokken was, bleek zij het soort mens dat niet in staat is het stemvolume naar de omstandigheden aan te passen. Haar stem kaatste luid en duidelijk door de hele coupé. Hem hoorde je enkel op verschillende toonhoogten en in verschillende lengtes brommen. Ik moest wel luisteren.

"Nee, Spitsbergen is echt heel vet. En dan vooral dat Longyearbyen. Geweldig!"
"Brom brombrom brom."
"Alleen een keer op Texel, verder niet. Maar daar hebben ze geen unie, hahaha."
"Brombrom brom."
"Zeker wel. Zelfs een camping. Verder alles gewoon."
"Brom brom brom."
"Nee, vooral met de sneeuwscooter. Iedereen heeft bijna wel zo'n ding. Er zijn net zoveel mensen als sneeuwscooters. Al ligt er natuurlijk niet altijd sneeuw. Dat valt best wel mee eigenlijk."
"Brom brom brom brom?"
"Ja, ook. Minder vaak, maar ook wel."
"Brom brom brom."
"Ik heb juist er een heleboel zaad verzameld. Ik kreeg er echt pijnlijke, ruwe handen van, want met handschoenen aan kan ik het gewoon niet goed. Dan heb ik er te weinig gevoel bij. Het is soms toch priegelwerk, met die kou, dat kan je je wel voorstellen."
"Brom brom."
"Ja, veel van de unie dus, maar ook lui die er een tijdje speciaal voor naar toe komen, uit idealisme of zo, en die staan dan allemaal op die camping met hun tent. Dat is echt een heel leuk sfeertje, want ja, we hebben toch allemaal hetzelfde doel."

De schelle stem van de omroepster onderbrak haar opmerkelijke verhaal hinderlijk met de mededeling dat de trein aanstonds ging vertrekken in de, wat mij betreft, juiste richting. Wat had dat meisje daar gedaan op dat ijzige Spitsbergen? En wat maakte dat ze daar zo vrij over sprak?
De trein kwam in beweging. Stil en zonder het vertrouwde kedeng kedeng van vroeger.

"Brom brom brombrom brom."
"Ja ik had ook naar Engeland gekund, maar ik heb voor Spitsbergen gekozen. In Engeland kom je gemakkelijk zelf, maar op Spitsbergen kom je toch net iets moeilijker. Dus als je daar dan hulp bij krijgt, is dat wel lekker."
"Brombrombrom?"
"Nee, echt alles! Je kan het zo gek niet bedenken of ik heb er zaad van gezien."
"Brombrom brombrom brom. Brombrom brom brom brombrombrom brom."
"Ja, echt geweldig. Al het zaad wordt in een berg bewaard, onder optimale condities. Zo blijft het eeuwig goed. Dus als er ooit eens iets is, ligt daar zaad van over de hele wereld."

Mijn gedachten vlogen nu alle kanten op. Ik hield het niet langer, pakte mijn mobiel en googelde 'spitsbergen zaad'.



Salvatore Cocco
18 mei 2016


24 april 2016

uit eten

"Heb je al besloten waar we zullen gaan eten?" vroeg ik, ondertussen de parkeerplaats van ons stadscentrum oprijdend. "Grieks is altijd wel lekker, vind ik," zei ik sturend.
"Nou, ik dacht meer aan Giuseppe, daar zijn we al lang niet meer geweest," zei zij.
Dat klopte inderdaad. Daar waren we lang niet meer geweest en niet zonder reden! Giuseppe was, naar mijn mening, de narcistische eigenaar van het naar hemzelf vernoemde Italiaanse restaurant, waarmee ik het, de laatste keer dat we er waren, aan stok kreeg, omdat hij het dessert vergeten was te brengen en hij de schuld daarvoor, zonder ook maar aan excuses te denken, buiten zichzelf neerlegde. Nee, want meneertje maakt natuurlijk zelf geen fouten. Er kon nog geen gratis kop koffie af om het leed te verzachten. De vrek. Daarnaast is het eten er ook nog niet eens bijzonder. Nou moet ik dàt wel enigszins nuanceren, want ik ben van mening dat er in Nederland sowieso weinig restaurants zijn waar je lekker Italiaans kan eten. Maar ja, ik had dan ook een Italiaanse oma die heerlijk kon koken, dus mijn referentiekader is wel wat anders dan dat van de gemiddelde Nederlander. Ik bedoel, een biefstukje wordt echt niet Italiaans door 'm te verbergen onder een lading pesto. Maar ja, zij mocht kiezen, dus hield ik mijn mond. Zij was dat debacle van toen natuurlijk al lang weer vergeten. Voor mij was het een punt geweest, voor haar niet. Kan gebeuren. Ja, kan gebeuren ja, maar niet bij zo'n over het paard getild koksmaatje! In stilte hoopte ik dat ie ondertussen failliet zou zijn gegaan, of desnoods bomvol zou zitten, maar helaas, niets van dit alles. De zaak was "open" zo liet ons een vals knipperend neonlicht weten en er was plek zat. Dat dan weer wel.

We werden keurig ontvangen door de chef zelf. Hij herinnerde zich mij blijkbaar niet; ik hem wel. Met veel blabla werden onze jassen aangenomen door deze zichzelf sterrenkok wanende pizzabakker.
"Kan iek allevaste watte voor oe inneschenke?" vroeg hij aan "de signora", nadat wij aan het ons toegewezen tafeltje waren gaan zitten. Hoe lang is die man nu al in Nederland en nog steeds voegt hij onnodige lettergrepen toe aan onze woorden.
"Ieke hebbe ene mooie vino bianco oite die streke fanne Calabrië...," en daar ging hij los! Hij noemde namen van wijnen waar ik nog nooit van had gehoord, vertelde uit welke mij onbekende streken ze kwamen, van welke druif de wijn was gemaakt, op welke onduidelijke grond die druif had gestaan en welk nooit eerder door mij aan wijn toegedichte karakters deze hadden. Hij besloot zijn betoog, zijn hoofd fier achterover gooiend, met: "Ieke benne vinolooge enne altijdte oppe zoekke naare die beste wijne voorre die mooie gerechtte. Wat mag iek oe inneschenke?"
De huiswijn en een glas kraanwater. De chef keek nog net niet belazerd. Hij had het hele verhaal voor niks afgestoken. Hij zal ons vast een stelletje proleten hebben gevonden.
Maar toch, ook ik kreeg de vraag wat ik wilde drinken. Dus vroeg ik, welke bieren hij allemaal had. Ai, dat was jammer. Hij had geen verschillende bieren. Dat wist ik wel, ze tappen daar alleen dat slappe Warsteiner, maar een beetje plagen kan toch geen kwaad?
"Geen verschillende bieren, passend bij al die mooie gerechtjes?" prikte ik.
Ja, nee, ja, hij had alleen dat ene tapbiertje.
"Maar het isse wel ene frisse milde pilse datte eigenlijke overalle mee samengaate," poneerde hij nog stoer.
"Ja, een hoerig biertje gaat met alles," mompelde ik in mezelf, hardop gevolgd door, "maar doe maar."
Of hij er dan ook maar meteen een mandje brood met zout en olie bij zou doen. Dat genereuze aanbod werd door mij echter even genereus afgeslagen. 
"Doe eerst de kaart maar en dan zien we wel wat het wordt," sprak ik, de nijdige blikken van de overzijde ontwijkend.
Nou, dat ging hij regelen, maar ik zag aan zijn gezicht dat hij wist dat dit een moeilijke avond voor hem zou worden, en hij zag aan mijn gezicht dat ik hem daarin niet zou teleurstellen.

Wat is dat trouwens toch tegenwoordig. Vroeger kreeg je gewoon een lekker warm stokbroodje met tapenade of kruidenboter, en nu moet je een stuk taai brood in de ranzige olie dippen en door uit de kluiten gewassen korrels zeezout trekken. Is er iemand dat die dat thuis ook wel eens eet? Maar goed, we zijn uit. Rustig.

Met de drankjes werden ook de menukaarten gebracht. Nou ja, menukaart.... Het was een plank op onhandig groot A3-formaat. Daar zaten we dan, allebei met een plank voor ons hoofd. Gezellig! Bovendien was de tekst heel klein en weinig contrastrijk. De bruine tekst op de bruine plank was bij het gedempte licht nauwelijks leesbaar. Alleen de naam van de ijdele eigenaar prijkte prominent en groot bovenaan de kaart. Giuseppe! Ik pakte mijn mobiel om mijzelf eens even goed bij te lichten. Het hielp niet. Moedeloos wilde ik de plank neerleggen, maar daar was geen plaats voor op ons gezellig te kleine tweepersoons tafeltje met klein vaasje met 1 bloem en hinderlijk fel brandend, stinkend olielampje. Dus zette ik de plank maar op de grond, schuin tegen de tafelpoot. 
"Wat neem jij?" vroeg ik aan de plank tegenover mij.
"Ja, ik weet het nog niet. Ik kijk nog even," sprak de plank.
"En wat voor wijn neem je erbij?"
"Gewoon deze."
"Ben jij geen viroloog dan?"
"Vinoloog."
"Maar dan mis je wel die bijzondere smaakbeleving."
"Jaja," zei de plank ongeïnteresseerd.
"Neem jij wel een voorgerecht?"
"Ja daar twijfel ik nog over. Eerst even naar de nagerechten kijken."

"Heefte u ene keuze kunnenne maken?" vroeg de pizzakoerier.
"Nou eigenlijk niet, want ik kan die 10-geboden plank van jou niet lezen," dacht ik, maar dat zei ik niet. Ik had net voor hij kwam aan mijn wederhelft beloofd, dat ik mij de rest van de avond zou inhouden. Enigszins. Bovendien vroeg hij het ook niet aan mij, maar aan haar.
Ze bestelde, ik nam "hetzelfde", de sterrenkok verzamelde al het houtwerk en ging heenwaarts.

Het duurde niet lang of het voorgerecht, carpaccio, werd al geserveerd. We kregen elk een langgerekt bord dat nog het meest weg had van een cakeschaal. De hele tafel moest worden heringericht om het rechthoekige aardewerk erop kwijt te kunnen. Dat was nog flink passen en meten. Even leek het erop, dat we er niet uit zouden komen en zag ik mijzelf als het ware bij de chef uit de hand eten, maar uiteindelijk lukte het toch. Nou ja, zo goed als. Mijn bord stond slechts voor net iets meer dan de helft op tafel, dus ik moest opletten met snijden. Als er wat te snijden viel tenminste, want zo op het eerste gezicht zag ik vooralsnog alleen groenvoer. 
"Parmezaan?" werd er luid geroepen.
Ik schrok ervan, want ik was net geconcentreerd in het groen aan het graven, op zoek naar de ossenhaas.
Naast mij stond de chef met in de ene hand een onooglijk brok parmezaanse kaas en in zijn andere hand een belachelijk grote kaasrasp. Dat ding was wel een halve meter lang. Waarom? En waarom niet gewoon geraspt of geschaafd in een bakje met een lepeltje erbij? Lekker makkelijk.
"Dit," en de chef keek naar de vormeloze homp kaas in zijn hand, "isse mooie enne echte Parmezaan. Laat iek speciaal uitte Parma naar Ollanda komen, voor deze oenieke smaakebelevinge. Samen mette die mooie echte Italiaanse ossehaase enne die troeffelmayonaise, met die echte troeffel hè. Ieke hebbe vriende inne Frankerijke, en hij komt aane die echte doere troeffel. Isse hele moeilijke te krijgen, die goede troeffel. Dusse, Parmezaan?"
 "Ja graag," zei zij en terstond begon de chef heftig met de kaas over de rasp te wrijven. Door het buitenissige formaat van de rasp en zijn ongecontroleerde manier van doen, bleek het bijzonder lastig om het schaafsel op de gewenste plekken te laten vallen. Een behoorlijke hoeveelheid viel naast haar bord op de tafel. Mijn bord stond echter maar half op die kleine tafel, dus bij mij zouden zijn raspsels voornamelijk op schoot zijn gevallen, en aangezien ik geen zin had om de verdere avond met een kaaskruis te zitten, besloot ik zijn raspaanbod af te slaan.

Ach, het was wel lekker, maar te koud en veel te weinig ossenhaas en veuls te veul groen. En ik miste de kaas. En dat voor 14 euro per cakeschaaltje. Daarvoor had ik me bij de Griek het schompes kunnen eten.
Of het allemaal gesmaakt had, vroeg de chef toen ie de vuile vaat kwam ophalen. Ja hoor. Wat ben ik toch soepel en toeschietelijk.

"Toch jammer dat je nooit eens meegaat," zei zij. Wegens verwijtbare onoplettendheid mijnerzijds had zij het risicovolle thema "winkelen" kunnen aansnijden.
"De meeste kerels houden niet van winkelen."
"Ik zie er toch anders genoeg rondlopen in de stad," hield ze vol.
"Ach kom. Zelfs op zondag, als toch de meeste mannen doelloos thuis rondhangen, worden de winkelstraten overwegend bevolkt door mensen van het andere geslacht. En de mannen die je wel ziet, zijn of homo of zitten onder de plak."
Ons gesprek kon zich niet ontwikkelen tot een discussie, want daar was het sjefke al weer. Ditmaal duwde hij een tafeltje op wieltjes voor zich uit en zette dat naast ons tafeltje neer. Er stonden allemaal schalen en flesjes en potjes op. Hadden wij dat besteld? Wat hadden we eigenlijk ook alweer besteld? Gewoon vlees met iets van tagliatelle toch?
Nou, het leek wel of we Hans Klok aan ons tafeltje hadden staan! Met sierlijke gebaren toverde Sjefke twee borden tevoorschijn en propte die ergens op ons tafeltje. Toen haalde hij het deksel van een schaal en zag ik twee mini stukjes biefstuk. Zou toch fantastisch zijn als hij die kon omtoveren in normale stukken. Maar nee, hij wilde alleen maar even laten zien hoe mooi het vlees lag "te rusten". In een andere schaal zat een hoeveelheid tagliatelle. Ze waren gekookt, maar verder nog helemaal niet klaar! Die ging hij aan ons tafeltje klaar staan maken! Had hij dat niet beter in de keuken kunnen doen? Daar is zo'n keuken toch voor!
Sjefke deed wat olie in een bakje, perste daar een vers teentje knoflook in uit en roerde alles met een mini garde goed door. Ik zag het hem doen, maar voor als je het eventueel niet goed kon zien, zei hij het er gemakshalve ook nog even bij. Dus toen ie de olie met knoflook over de tagliatelle druppelde zei Sjef dat ie de olie met knoflook over de tagliatelle druppelde. Maar dan wel met al die extra lettergrepen welteverstaan.
Vervolgens hakte Sjef wat verse basilicumblaadjes in vrij grote stukken en verspreidde dat wederom met grote precisie over de tagliatelle. En ondertussen lag mijn vleesje maar koud te worden.
Daarna ging Sjefke de sla aanmaken. Doet die man dan helemaal niks in de keuken? Hij doseerde zorgvuldig wat olie en balsamicoazijn over de veelvormige groene blaadjes en met twee lepels husselde hij alles goed door elkaar. Hij deed dat zo gepassioneerd, dat de stukken sla me om de oren vlogen!
"Pardonne."
Ja, Italianen zijn echte theatermakers! En ondertussen praatte hij maar door, met zijn extra lettergreepjes. Ik keek al die poeha met ongenoegen aan. Wat is er mis met het concept om het eten in de keuken te bereiden en dat dan kant en klaar op tafel zetten? Ik wist op dat moment nog niet dat het ergste nog moest komen. Sjef nam de deksel van het nu blijkbaar goed uitgeruste vlees en begon hij het in nóg kleinere stukjes te snijden! Waarom? Mankeer ik soms wat aan de handjes? Dat kan ik toch zelf ook wel! Straks kauwt ie het nog voor ook!
Vervolgens besloot Sjef zijn act door een deel het voedsel zwierig te transporteren naar de borden. Als een ware kunstenaar - Karel Appel - besmeurde hij onze borden en voldaan en zelfingenomen liet hij ons in verwarring achter.
Op mijn bord lagen nu drie sliertjes, een berg blaadjes en twee damschijfjes vlees. De rest zat nog in de glimmende schalen. Ik pakte de schalen en schraapte er de laatste restjes uit en deed dat op onze borden. Die waren nu tenminste aardig bedekt. Het eten kon beginnen. Maar nee, daar stond Sjef alweer aan onze tafel met twee flessen wijn in zijn hand waarover hij nog iets wilde vertellen, want die twee wijnen had ie speciaal voor dit bijzondere gerecht uitgekozen, waarbij de ene wijn voor de meer ervaren wijndrinker was en de andere meer voor mensen zoals ik. Ik had daar echter helemaal geen zin in. De korreltjes biefstuk zouden alleen nog maar meer afkoelen, dus ik schudde nee en bestelde nog een biertje, terwijl mijn glas nog voor meer dan de helft vol was. Ook de signora hoefde niet nóg meer wijn. Teleurgesteld droop Sjefke af.

"Ik neem geen nagerecht hier hoor en ook geen koffie," zei ik op een stukje koude biefstuk kauwend.
"Maar de tiramisu is hier heerlijk!"
"Dat zal die dan wel speciaal voor ons laten overvliegen van een oud vrouwtje uit Sicilië."
"Ach, hij is gewoon enthousiast."
"Hij is de enige, kan ik je zeggen."
"Alleen koffie dan?"
"Die hij via een vriend uit Brazilië, weliswaar illegaal, maar speciaal voor ons, invoert naar Nederland."
"Nou, ik neem in ieder geval die tiramisu met thee!"
"Dan neem ik nog een biertje!"
"Jij zou toch rijden?"
"Een bekeuring is gezelliger én goedkoper dan hier eten!"
"Dat gaat echt niet hoor."
"Nee, je hebt gelijk. Ik neem wel koffie met ook zo'n stuk gebak. Toch plek zat. Onderweg straks nog even langs de MacDrive rijden?"

Hoewel Sjefke nog wel een bijzondere dessertwijn aanprees die speciaal in combinatie met die huisgemaakte tiramisu voor een unieke beleving zou zorgen, hielden wij het bij koffie en de rekening. Daar had ie verder geen verhaal bij.

Salvatore Cocco
24 april 2016