Translate

04 februari 2018

hondenbezitters opgepast

Al enige tijd ben ik de trotse bezitter van een scootert. Zo’n fluisterstille, milieuvriendelijke, elektrische, snorscooter, type Holleder, dus met windscherm en spiegels. Daarmee kan ik heerlijk door de prachtigste stiltegebieden toeren zonder ooit nog te hoeven tanken bij zo’n zielig pompje. Thuis steek je de stekker in het stopcontact en klaar. Je hoeft geen helm op én, nog een voordeel, je mag van onze wetgever lekker fijn op alle fietspaden rijden. Ja zelfs op de fietspaden met verkeersbord G13, dat rechthoekige blauwe bord waar met witte letters heel duidelijk "fietspad" op staat. Ik mag daar met mijn batterijbrommer gewoon naar hartenlust op scooteren.

Er zit maar één nadeel aan al dat toeren en dat is de hondenbezitter. Die is echt vet aso! Ik wil niet alle hondenbezitters over een kam trimmen, want er zijn er ongetwijfeld ook, die zich keurig aan de regels houden, echter, tijdens mijn scooteravonturen, ben ik die hondenbezitters nog niet tegen gekomen. En de vrouwelijke hondenbezitter (veelal bazinnetje of, erger nog, moedertje genoemd) is de ergste variant. Die weten helemaal niks. Die beginnen al te keffen als ze me alleen maar zien. Dat ik moet uitkijken, dat ik ergens anders moet gaan crossen, enzovoort. Terwijl ik daar legaal op het fietspad rij en zij er illegaal losloopt! Misschien ga ik nu op heel veel lange zere teentjes staan, maar ik kan niet langer zwijgen. Het moet gezegd: hondenbezitters zijn criminele veelplegers!

Kijk, het zit zo. In de wet staan regels. Als iedereen zich daar netjes aan houdt, kunnen we met als onze verschillen toch op een prettige manier met elkaar samenleven. Zo heeft iedereen wel een paar regels waar hij of zij of het zich in bepaalde situaties aan dient te houden. Maar het schijnt hondenbezitters niet te lukken. Terwijl die regels toch niet zo moeilijk zijn.

Regel 1: Binnen de bebouwde kom moet je je hond altijd aanlijnen.

Nou, ik moet de eerste nog tegenkomen die zich hier altijd aan houdt. Overal lopen honden los. Op straten, pleinen, in perkjes en parkjes, en dus ook op fietspaden waar ik met mijn scooter wél mag rijden, maar jij níét je losse hond mag laten rennen. Meerdere malen heb ik dankzij mijn ninja reflexen en formidabele stuurmanskunst een aanrijding weten te voorkomen. Echter, in plaats van dank en verontschuldigingen, vielen mij ziektes en andere verwensingen ten deel. Hondenbezitters maken geen fouten.

Erger nog dan loslopende honden, zijn honden aan een lijn van dertig meter, zodat niet alleen de hond zelf een gevaarlijk en onvoorspelbaar obstakel vormt, maar ook de bijna onzichtbare lijn. Dankzij mijn arendsogen en goed onderhouden hydraulisch remsysteem kwamen hond en lijn steeds met de schrik vrij. Maar ook in deze gevallen, was ík de gebeten hond. Hondenbezitters creëren gewoon hun eigen werkelijkheid. En dat terwijl in dit soort situaties toch echt ook regel 2 van toepassing is.

Regel 2: Je hond mag geen overlast veroorzaken.

Misschien vallen termen als “overlast” en “binnen de bebouwde kom” voor veel hondenbezitters in de categorie “dure woorden”. Daarom zal ik het even toelichten.

Welnu, “binnen de bebouwde kom” is het gebied dat begint bij het naambordje van een stad of dorp en eindigt bij het bordje met de doorgestreepte naam. Alles daar tussenin ligt binnen de bebouwde kom. Dus ook de speelweide, de sloot met zwanen, het dorpsplein en het stadsparkje. Nergens mag je hond daar loslopen, tenzij het expliciet staat aangegeven. Hoe moeilijk kan het zijn?
Als die loslopende honden dan nog een beetje naar hun baasjes zouden luisteren, dan was het nog tot daaraan toe, maar de meeste loslopende honden zijn, en dat is al zielig genoeg, zo doof als een kwartel. Hoe hun baasje ook roept, de hond komt niet. Sommige baasjes worden daarbij zelfs zo kwaad, dat ik daar als hond ook niet naartoe zou gaan.
"Nee hij doet niks," roepen de baasjes dan als hun hond met ontblote tanden grommend op je af komt rennen. En nadat je dan bent gebeten, roepen ze verbaast: "Dat doet ie anders nooit," daarmee impliciet ook meteen jou de schuld in je sidderende schoenen schuivend.

Overlast dat is, bijvoorbeeld, als je hond in de zandbak van de peuterspeelzaal poept of voor de deur van de buren of tussen de doelpalen van het trapveldje. Goal! Als eigenaar van die hond ben je verplicht die overlast te verwijderen. Maar overlast bezorg je overigens ook door in je straat in alle vroegte naar je blaffende hond te blaffen dat ie “hier” moet komen. Al is dit niet te wijten aan de hond, maar aan zijn bezitter. En ja, ook met zo'n lange uitlaatlijn, waar anderen hun nek over breken of in verstrikt kunnen raken, bezorg je overlast. Dat snapt toch iedereen?

Hoe schattig en leuk ik de honden zelf ook vindt, de meeste baasjes verpesten het voor ons allemaal. Liever dan de hond, worden die baasjes opgesloten in de bench. Net zo lang totdat ook zij weten hoe ze zich in het openbaar dienen te gedragen.

Groetjes, Salvatore

03 februari 2018

de jongen

Hij viel me op doordat hij bijna struikelde, anders had ik hem misschien niet eens gezien. Een jongen van een jaar of twaalf. Leuke kop, met donkerblond, warrig kort haar en een rugzak om. Terwijl ik afremde om rechtsaf te slaan, zag ik het vanuit mijn ooghoek gebeuren. Hij liep gewoon op de stoep. Een keurige, vlakke stoep. Toch viel hij bijna. Struikelde over zijn eigen voeten. Hij maakte een paar ongecontroleerde snelle pasjes, zwaaide wat met zijn armen en kon nog maar net zijn evenwicht bewaren. Het gebeurde allemaal heel snel, bijna onopgemerkt. Hij liep al weer. Waggelend, dat wel. En toen drong het pas tot me door. Hij liep mank. Hij had een klompvoet en was licht spastisch. Ik zag het ook aan de stand van zijn hand. Dat beeld, plaatje, dat filmpje van amper twee seconden, het was alsof twee handen mijn keel dichtknepen. Ach, zo’n jongen. Met een leeftijd waarop je de bescherming van je jeugd gaat verliezen, de verwarrende pubertijd tegemoet gaat en die verschrikkelijke middelbare schooltijd moet doorstaan. Zou hij niet het mikpunt worden van spot en pesterijen? Zou hij echte vrienden en vriendinnen krijgen? Zou de maatschappij hem een fijn leven gunnen?
Bij het zebrapad stak hij over. Ik wachtte. Hij versnelde zijn pas om vlugger aan de overkant te zijn, om het verkeer niet onnodig op te houden. Iets wat ik zelf ook wel doe. Er zijn ook mensen die rustig doorslenteren, optimaal profiterend van wat zij zien als hun recht op voorrang. Maar nu dacht ik, doe rustig jongen, straks val je echt, ik wacht wel even. Hij viel niet. Hij stopte. Moeizaam, maar net op tijd. Van de andere kant kwam een auto waarvan de asociale berijder zijn eigen haast belangrijker vond dan deze jongen voorrang te verlenen. En ik wenste die auto een betonnen paaltje in zijn bumper toe.

20 januari 2018

privé gesprek

Sjonge jonge, wat zijn wij met z’n allen toch gesteld op onze privacy. Bedrijven krijgen de meest absurde regels opgelegd. Als je je collega, die ongelukkig ten val is gekomen, een bloemetje wilt sturen namens het bedrijf, moet je met de bloemist al concrete afspraken maken over hoe deze leverancier met het adres van de ongelukkige omgaat. Je moet vastleggen dat de bloemist het adres alleen voor de levering van dit boeket gebruikt en dat het adres daarna wordt vernietigd door de bloemist in kwestie. Liever nog vraag je eerst toestemming aan de brekebenerigre collega of het akkoord is dat het privéadres eenmalig wordt afgegeven voor het toesturen van een bloemetje. Lekker spontaan. Daar gaat je verrassing. En dat akkoord moet dan wel schriftelijk worden vastgelegd uiteraard, zodat men het bij eventuele geschillen weer boven water kan toveren. Dus heel veel gedoe om onze privacy te bewaken. Maar ondertussen delen mensen wel hun hele hebben en houwen op Facebook en voeren ze in openbare ruimtes uitvoerig de meest private telefoongesprekken.

Zo passeerde ik laatst in de stad een mij verder onbekende jongeman van begin 20 die voor een winkel met damesmode onbeschaamd luid stond te telefoneren. Het kostte geen enkele moeite hem al vanaf enige afstand te verstaan. Het ontbrak er nog maar aan dat hij de telefoon op de speaker had staan (wat ik overigens in de bus al eens heb meegemaakt). Met een licht lokaal accent riep hij tegen de telefoon:

“Weet ik toch niet jongen! Een meter of zo, hoe lang zijn ze normaal gesproken? … O, nou, 50 centimeter dan. Ik heb geen ervaring met baby’s. … Nee, natuurlijk heb ik dat niet gevraagd, wat kan mij het schelen hoelang zo’n ding is. … Kan wel zijn, maar ik heb er niet naar gevraagd. … Ja en dat weet ik ook niet! Gewoon normaal, schat ik, kilo of 10, weet ik veel. … Ja, gezond ja, dat wel, met alles erop en eraan. … Ja, het is rot voor je. Dat snap ik. Daarom dacht ik, ik bel toch even.”

En dat was de trigger! Wat was hier gaande? En vooral door die laatste zin, werd ik gretig en hebberig nieuwsgierig. Ik wilde meer weten. Dus stelde ik mij onopvallend op bij de etalage.

“Nee, dat je het niet van een ander hoort, bedoel ik. … Ja, weet ik veel, van iemand. Je kent toch wel iemand? … Niet. … Ik weet dat je geen contact meer hebt. Maar had je het liever niet willen weten dan? … Je komt ‘r misschien straks ergens tegen en dan overvalt het je allemaal zo ineens. … Ja, waar, waar, weet ik veel, in de stad of zo. … Daar kom je niet meer. … Nee, da’s ook waar natuurlijk. Friesland is niet naast de deur. Maar je bent toch niet om haar zo’n eind weg was gaan wonen? … Wel. … Maar het was toch je werk en dat het toen best goed uitkwam of zo? … Niet. … Werkloos. … Al meer dan twee jaar nu! Wat gaat de tijd dan hard hè? … Voor jou niet nee, nee, dat kan, maar, ja ik dacht het veel korter geleden was. … Ja, dat is ook weer zo, en dan natuurlijk die negen maanden zwangerschap er nog een bij. … Ja ja. … Ja, ik ben nooit zo goed in rekenen geweest, dus. Maar het voelt als gisteren haha! … Bij jou ook nog steeds. … Toch! … In de put. … Somber. … O, antidepressiva ook. … Wanneer heb je me dat dan verteld? … Meteen toen al? … Ja dat kan, ik was toen druk geloof ik, ging veel langs me heen, denk ik. … Nee, zolang toch niet? … Hebben we elkaar al een jaar niet gesproken? … Nou dat … Nee, maar … Nou ja, slecht nieuws, slechts nieuws eh. … Ja, voor jou wel ja, maar daarom belde ik ook, dat je het wist.”

Er begon zich in mijn hoofd wel een beeld af te tekenen van wat er in grote lijnen gebeurd kon zijn. Aan de toon van de jongeman kon ik horen dat hij ondertussen geïrriteerd begon te raken. Naar zijn eigen idee had hij een goede daad willen verrichten, maar dat werd door zijn gesprekspartner aan de andere kant van de lijn niet zo ervaren.

“Nee, nee, dat snap ik nou. Ja sorry dan. … Nou moet je wel ophouden hoor! Dat jij er naar twee jaar nog steeds stuk van bent, dat kan ik toch niet weten. … Ik dacht die zit daar lekker in Friesland tussen de meren, die kruipt zo af toe op een hitsige Friesin, die het z’n kosje gekoch. … Nee, zo ben je niet, maar zo had je wel toch wel kunnen worden? …  Nou … Nee, maar … Ja, nee, het is mijn schuld!? Hou op! … Ik denk dat we beter kunnen stoppen tot jij weer normaal doet en dan hoor ik je wel een keer en anders maar niet.”

En kwaad drukte hij de telefoon uit, in zichzelf vloekend. Een meisje kwam met plastic tassen uit de winkel en liep naar ‘m toe.
“En wat zei die?” vroeg ze.
“Ja, eh, hij was blij dat ie het wist. Maar eh, het is een watje hoor, een moeilijk figuur. Ik denk dat ik ‘m niet meer bel.”
“Dat deed je toch al nooit?”
“Nee, maar nou zeker niet meer. Heb je alles?”
“Ja,” zei ze en samen liepen ze weg.

Ik stond nog even in gedachten voor de etalage toen ik op de schouder werd getikt door een dame met naamkaartje. Elvira stond erop.

“Meneer,” begon ze, “u staat nu al een hele tijd naar die pop met die BH te staren, kan ik u misschien helpen, wij zijn dat wel gewend hoor.”