Translate

19 oktober 2013

Het lijk dat sprak: Hoofdstuk 13



De uitleg

In de auto, onderweg naar huis, vertelde Jansen het hele verhaal. Kees was inderdaad van plan geweest om met mijn hulp Gewald Geldeburcht een hak te zetten. Dat ik ook Gewald heette had enkel geleid tot het eerste toevallige contact. Dat was inderdaad puur toeval geweest. Wel had Kees de moeite genomen om de financiële positie van mijn bedrijf na te gaan, alvorens met zijn voorstel te komen.
Hij had alles goed uitgewerkt en voorbereid, maar tijdens het gesprek dat ze met z'n drieën hadden, nadat ik was vertrokken, kreeg Kees twijfels toen ook Tamara leek bij te trekken en Gewald leek te vergeven voor wat hij haar en Kees had aangedaan. Na het gesprek dat ze met Gewald hadden gehad, heeft Kees aan Tamara verteld wat ie van plan was geweest, maar dat ie er niet mee door zou gaan.
Dat bleek Kees echter totaal verkeerd te hebben ingeschat. Tamara wilde juist dat Kees wél door zou gaan! Ze vond het een goed plan en wilde zelfs meewerken. Maar Kees wilde niet meer. Op de kamer van Tamara hebben ze zowat de hele nacht gepraat en de minibar leeg gedronken. Kees besloot uiteindelijk mij, midden in de nacht, te gaan vertellen dat de actie door hem werd afgeblazen. Kees wilde niet verder. Het zat toch niet in hem! De voorbereiding van en de gedachte aan wraak waren genoeg geweest om het vuurtje te blussen.
Kees wist welke kamer ik had. Dat had hij eerder die dag al gewoon bij de receptie gevraagd. Maar Tamara was echt razend geworden. Uiteindelijk is ze Kees achterna gelopen en vlak voor mijn deur hebben ze nog fluisterend staan bekvechten. Daar heb ik toen niets van gehoord. Niemand trouwens. Op het moment dat Kees op mijn kamerdeur wilde kloppen, kreeg Tamara een waas van woede voor haar ogen. Ze griste een fruitmesje van het tafeltje met vers fruit dat in iedere gang staat voor de gasten en stak het van achteren in de hals van Kees. Kees had haar niet eens zien aankomen. Hij raakte meteen in een soort shock en zakte voor mijn deur in elkaar. Het ging allemaal stil en vrijwel geruisloos. Hij verloor veel bloed en raakte snel buiten bewustzijn.
Maar hij had geluk. De halsslagader was niet geraakt. Hij leefde nog toen de ambulancediensten kwamen. En Tamara heeft niets gedaan om hem te helpen. Ze heeft nog even staan kijken en is vervolgens rustig naar haar kamer gegaan. Daar bedacht ze dat ze zou proberen om Gewald de schuld in de schoenen te schuiven. En waarschijnlijk was het haar gelukt als Gewald geen hoertje had laten komen. Zijn foute, hufterige gedrag werd uiteindelijk zijn redding.
Kees bleek maar een korte tijd buiten bewustzijn te zijn geweest. In het ziekenhuis knapte hij snel op, en toen hij bijkwam was hij, naar omstandigheden, goed te pas. Als door een wonder was er geen grote schade. Het mesje had alleen een vleeswond gemaakt. Kees kon gewoon een verklaring afleggen. Hij was alleen maar heel moe.
In tegenstelling tot wat Jansen had verteld, was Tamara niet naar huis gestuurd, maar gearresteerd en verhoord. In de avond had ze bekend en Jansen werd daarover direct gebeld. Als ik kon bevestigen een deur gehoord te hebben, duidde dat erop dat ze Kees inderdaad voor mijn kamerdeur moest hebben aangevallen en nergens anders. Mijn verklaring was de bevestiging die Jansen nodig had, om de zaak te kunnen afronden. Voor als Tamara haar verklaring later zou intrekken.
"De mooie Tamara. Wie had dat kunnen denken," zei ik toen Jansen was uitgepraat.

Jansen draaide zijn auto mijn straat in en stopte voor mijn deur. Ik pakte mijn spullen uit de auto en gaf Jansen een hand.
"Ik kom nog een keer langs voor de afronding van het papierwerk," zei hij en keek me vriendelijk aan.
"Wat is je voornaam eigenlijk? Ik ken je alleen maar als Jansen."
Hij lachte.
"Mijn voornaam gebruik ik niet. En mijn roepnaam is Jansen. Iedereen noemt me zo, zelfs mijn eigen vrouw."

Het lijk dat sprak: Hoofdstuk 12

De dader

 
Ik was met stomheid geslagen! Kees was niet dood? Hij leefde nog? Maar had ik hem dan niet met mijn eigen ogen zijn laatste adem zien uitblazen? Had ik hem niet zien sterven? Ik zakte door mijn knieën en liet me op het bed zakken. Er klonk een telefoon. Jansen greep in zijn jaszak en pakte zijn mobiel.
"Ja," riep hij luid en was toen lang stil.
Tijdens het luisteren leek zijn humeur op te klaren.
"Oké, mooi, bedankt," zei hij opgewekt en stopte de telefoon terug in zijn zak.
Hij stond op en ijsbeerde door de kamer.
"Wat is er? Wat nu? Ga je nog iets vertellen over Kees?" vroeg ik ongeduldig.
"Laat me even denken," zei Jansen en plofte in zijn stoel.
Hij boog voorover in mijn richting, met zijn ellebogen steunend op zijn benen en zei beheerst maar met nadruk: "Vink, denk nog eens goed na over wat je die nacht op de gang hebt gehoord. Ik moet het heel precies weten!"
"Waarom zou nog iets zeggen?"
"Als jouw verhaal past bij wat ik al dacht en nu zeker weet, pleit het jou vrij en is deze zaak opgelost."
"Jij vliegt ook alle kanten op. Net dacht je nog dat ik de dader was."
"Welnee, je moet beter leren luisteren. Ik heb alleen gezegd dat je het had kúnnen zijn, meer niet. En had best gekund, maar het is niet zo. Dus nogmaals, wat heb je precies gehoord op de gang? Denk goed na, ik wil het heel precies weten. En niet weer flippen als ik in jouw ogen weer domme vragen stel."
Jansen glimlachte een beetje zuur.
"Oké oké, waar was ik. Ik was dus wakker geworden van gestommel, had het bedlampje aan gedaan en stil geluisterd, maar uiteindelijk hoorde ik niks. Ik knipte het bedlampje dus weer uit, omdat ik dacht dat ik het me allemaal had ingebeeld. Oh ja, toen zag ik dat er licht onder de deur door kwam."
"Licht onder de deur?"
"Ja vanaf de gang. En ik wist niet of dat licht er de hele tijd was geweest. Ik had er niet op gelet, maar ineens viel het me op. Ik vond dat toch vreemd, dus liep ik naar de deur om te luisteren of er echt niets was, maar ik hoorde echt niks. En toen ik daar stond te luisteren, ging het licht op de gang ineens uit! En ik realiseerde me dat er dus wel degelijk iemand in de gang moest zijn geweest. Het licht zat op een bewegingssensor."
"En toen ging je kijken?"
"Nee, ik bleef nog even staan luisteren. Ik dacht dat ik hoorde ademen aan de andere kant van de deur. Maar je kan jezelf ook van alles inbeelden, zo stil in het donker. Maar toen ging het licht ineens weer aan. Er bewoog dus wat op de gang. Ik zag onder de deur door een schaduw bewegen en ik hoorde wel degelijk ademen. Ik bleef luisteren en oh ja, ik denk ook dat ik iemand door een deur heb horen weglopen."
"Weet je zeker dat je een deur hoorde?"
"Ja, ik denk wel dat ik een deur hoorde ja. Is dat gek?"
"En hoe laat was dat?"
"Ik denk tien voor half zes."
"Weet je dat zeker?"
"Jaha, want ik heb toen nog op de klok gekeken. Het was precies 5 uur 23. Zeker weten!"
"En toen heb je de deur open gedaan en vond je Kees?"
"Nee, ik heb eerst nog even gewacht, niet lang, 1 of 2 minuten, ja, en toen vond ik Kees."
Jansen stond op en liep naar de deur.
"We gaan je spullen pakken. Die staan nog in die andere kamer. Dan checken we je uit en breng ik je naar huis. We zijn klaar."
"Ja ho wacht eens," zei ik, "je zou me nog vertellen hoe het met Kees is. En wie heeft het nu gedaan? Gewald toch zeker?"
"Nee hoor, Tamara van Ommeren."

Het lijk dat sprak: Hoofdstuk 11

De onthulling

 
In de gang en op de kamer was nergens meer te zien dat zich hier nog geen 24 uur geleden een drama had afgespeeld. Alles was schoon. Ik had het idee dat delen van de gang zelfs opnieuw waren gewit. Dat was allemaal wel heel snel gegaan dan.
"Oké," zei Jansen en deed de deur van de kamer dicht, "jij lag dus op bed. Ga maar liggen, precies zoals je toen ook lag. Dat helpt de herinnering op te halen."
Ik ging op het bed liggen.
"Was de tv nog aan?"
"Nee die had ik uitgezet. Ik was al een paar keer weggedommeld."
"En het licht?"
"Was uit."
Jansen knipte het licht uit. Het was ineens flink donker in de kamer.
"Dus je werd wakker van gestommel. En toen?"
"Nou ja, ik dacht dat ik wakker werd van gestommel, dus keek ik op de wekker en knipte het bedlampje aan."
"Doe het bedlampje maar aan."
Ik knipte met tegenzin het bedlampje aan en zag dat Jansen weer in de stoel bij het bureautje zat. Was deze flauwekul nu allemaal nodig?
"Hoe laat was het?" vroeg Jansen.
"Vijf uur."
"Precies vijf uur?"
"Nee, 2, 3 minuten over 5, denk ik. Wat doet het er toe? Net als dit hele gedoe met alles naspelen. Daar zie ik het nut niet van in."
"En toch gaan we er nog even mee door!"
Ik zuchtte, hield even stil en vertelde met tegenzin verder.
"Ik dacht eerst dat er iemand aan mijn deur zat, maar ik hoorde niks meer, dus knipte ik het bedlampje weer uit."
"Dus je bent niet opgestaan om te kijken?"
"Nee, dat zeg ik toch!" zei ik geírriteerd en ging naast het bed staan.
"Als je nou de hele tijd van die domme vragen blijft stellen, kunnen we beter stoppen. Wat is dan nog het nut dat ik wat vertel!"
"Het nut, meneer Vink," zei Jansen fel, "zit hem in het feit dat ik denk dat het ook wel eens heel anders gegaan zou kunnen zijn dan u mij tot nog toe heeft verteld."
"Wat nu dan weer?"
"Het kan ook zo zijn geweest dat Hendriks wél aan uw deur klopte."
"Maar dat was niet zo!"
"Dat Hendriks u wilde vertellen dat hij níét door wilde gaan met zijn plan!"
"Dat was mooi geweest, was ik overal in één keer van af!"
"Maar daarmee zou u al dat geld mislopen. Het geld dat u zo goed kan gebruiken!"
"Dat is niet waar. Zo is het niet gegaan!" riep ik dwars door hem heen.
"Het gaat namelijk helemaal niet zo goed met uw bedrijf als u iedereen wilt doen geloven!"
"En jij denkt dat ik iemand ombreng voor een paar rot centen?"
"U was er anders best snel voor te porren om Geldeburcht een hak te zetten. En dat terwijl u de goede man niet eens kende!"
"Dat slaat nergens op!"
"Oh, is dat zo? Waarom lag er dan wel bloed voor úw deur en nergens anders? Waarom?"
"Ik weet niet waarom!"
"Wie anders dan u kan de dader zijn? Wie?"
"Ik heb Kees niet vermoord verdomme! Dat heb je goddomme zelf gezegd!"
"Ja maar niet omdat u hem de hals niet zou hebben kunnen doorsnijden, maar simpelweg omdat hij niet dood is! Kees Hendriks leeft! Hij leeft ja!"